dinsdag 20 december 2016

Boekpresentatie op Castlefest en Conquistador in aantocht

Afgelopen weekend was erg bijzonder! Mijn boek ‘De Krakenvorst, boek 1: Keruga’ kwam namelijk uit! Op zaterdag was de officiële presentatie op de wintereditie van Castlefest, een fantastische fantasy markt, waar ik ook graag als gast heen ga. Mijn uitgever overhandigde me een exemplaar van het boek en ik stond het hele weekeinde in de kraam om boeken te verkopen en te signeren. Het was leuk om bij te praten met mijn mede-auteurs, die elders in hun eigen kraam stonden, en nieuwe mensen te leren kennen, zoals Maarten de Bruin, die de cover van mijn boek heeft gemaakt en een karikatuur van mij tekende. Verder heb ik nieuwe dingen over mezelf ontdekt. Bijvoorbeeld dat ik prima kan praten met geïnteresseerde klanten en ze op mijn boek kan wijzen! Ik ben niet een sociaal gehandicapte kluizenaar, zoals ik lang dacht dat ik was. Mijn ouders en Bianca waren er op zaterdag bij voor de presentatie en ’s avonds hebben we het verschijnen van mijn boek gevierd met champagne. Ik was erg blij! Natuurlijk heb ik zelf ook even door mijn boek gebladerd, en het was zoals altijd bijzonder mijn eigen woorden op papier te zien staan.
Nu begint het harde werk om mijn boek in de handen van de lezers te krijgen! Wie mij volgt op Facebook ziet dat ik al mijn best doe voor de promotie van mijn boek. Deze week ga ik mijn boek per post opsturen naar recensenten die hebben gezegd iets erover te willen schrijven, en vrienden en kennissen die bij mij een gesigneerd exemplaar hebben besteld. Als jij ook een gesigneerd exemplaar wil, bestel er een bij mij en ik stuur hem naar je op! Het is heel spannend dat nu ook andere mensen mijn verhaal lezen en ik ben ontzettend benieuwd wat ze ervan vinden. Mijn uitgever heeft er in elk geval veel vertrouwen in, want hij heeft mijn boek opgestuurd om mee te dingen naar de Harland award voor beste fantastische boek! Die wordt in april uitgereikt, op hetzelfde evenement als de uitreiking van de Harland award voor beste korte verhaal, op het Gala van het fantastische boek. Dat was vorig jaar erg leuk, en dat wordt het dit jaar vast weer!
Voor wie het jammer vond niet erbij te zijn op Castlefest volgt nog een kans! Er komt een boekpresentatie en signeersessie bij boekwinkel Stevens in Hoofddorp op vrijdagavond 13 januari. Het zou leuk zijn jullie daar te zien! En er komen meerdere signeermomenten in latere maanden samen met de andere fantasyauteurs van Macc. Dat wordt vast heel gezellig!

Maar het blijft niet bij De Krakenvorst (het tweede boek, ‘Kartaalmon’ is al geschreven en ligt bij de uitgever. Ik moet er alleen nog een keer doorheen om naar de structuur te kijken. De uitgever wil er snel me aan de slag, zodat het boek eind 2017 kan uitkomen!), ik heb de laatste tijd ook hard gewerkt aan mijn verhalenbundel ‘Conquistador’. Sinds begin december is het officieel! Mijn bundel wordt gepubliceerd als deel van het Boek10-project van uitgeverij Godijn publishing in Hoorn. In dit project zullen tien auteurs gelijktijdig hun boek presenteren op een groot evenement (6 mei in Hoorn, zet het in je agenda! Er zullen lezingen zijn, muziek, van alles! En boeken natuurlijk. Jullie zijn allemaal welkom!). De boeken zullen van buiten een zelfde vormgeving hebben en een zelfde kleurstelling, maar van binnen kunnen ze niet meer van elkaar verschillen. Dit jaar zaten er kinderverhalen bij, YA-boeken, een fantasyroman, een verhalenbundel, thrillers en autobiografische literatuur. De uitgever vond mijn bundel een intrigerend manuscript en hebben het voor dit project geaccepteerd. Een droom die uitkomt voor mij, omdat ik erg graag korte verhalen schrijf, en er al sinds de middelbare school van droom een eigen verhalenbundel gepubliceerd te krijgen (ik heb toen zelfs een bundel eigen verhalen voor de lijst gelezen!).
‘Conquistador - voorbij de grenzen van tijd en menselijkheid’ zal elf onderling samenhangende korte verhalen en een novelle bevatten, die de ontwikkeling van de mensheid volgen van de nabije toekomst tot verre aeonen, als de sterren zijn gedoofd en zelf de zwarte gaten verdampen. Elke keer blijft de vraag bestaan wat het betekent mens te zijn, en de menselijke natuur komt zelfs tot uiting als onze nakomelingen de vorm van machines hebben aangenomen, of zijn opgegaan in een groepsbewustzijn. Ik geloof zelf dat deze verhalen het beste zijn wat ik ooit heb beschreven, en de novelle ‘Conquistador’ bevat de beste actiescone die ik ooit heb geschreven. De cover van het boek gaat worden ontworpen door mijn beste vriend, Cornell. Hij is een begaafd kunstenaar, die onder andere covers heeft gemaakt voor populair wetenschappelijk tijdschrift KIJK.
De rest van 2017 zal ik dus met beide boeken op SF conventies en fantasy festivals staan: Elfia, Castlefest, Dutch Comiccon, Imagicon … overal waar mijn boeken zijn, wil ik ook wezen!
En als deze verhalenbundel goed ontvangen wordt, heb ik er nog eentje op de plank liggen voor 2018, mijn project ‘Het teken in de lucht’.

De bundel ‘Conquistador’ is niet het enige nieuwtje over de korte verhalen-kant van mijn schrijven. Zo verscheen mijn verhaal ‘De laatste draak’ op fantasywebsite Fantasize. Een mooie site om te volgen, en ik ga er meer verhalen naar opsturen. Mijn verhaal ‘De Sprong’ verscheen in het laatste nummer van SF Terra. Helaas werd mijn naam er niet bij vermeld, maar de redacteur beloofde me dat te rectificeren, waarschijnlijk bij het volgende verhaal van mij dat ze hebben liggen, ‘Planeet van monsters’. De redacteur vroeg me zelfs nóg een verhaal op te sturen! Dat doe ik natuurlijk graag! Als je houdt van SF- en fantasyverhalen en recensie van films en boeken (ook van veel Nederlandse auteurs), dan is dit een leuk tijdschrift om een abonnement op te nemen. Hetzelfde geldt voor Fantastiche Vertellingen. Ook daar ben ik heel enthousiast over. Een kwartaalblad dat elke keer bijna 100 pagina’s telt en vol staat met gave verhalen, illustraties en essays. Redacteur Remco Meisner vertelde dat er twee verhalen van mijn geplaatst gaan worden, ten eerste het verhaal ‘De stoet’ in het nummer van maart, gevolgd door ‘Het plotselinge woud’ in juni. Mijn korte verhaaltje ‘Sensory Deprivation’ zal worden geplaatst in de volgende editie van Tjonge, het kleinste tijdschrift van Europa, dat abonnees van de Fantastische Vertellingen er gratis bij ontvangen! Ik ben ook gevraagd om recensies te schrijven voor de Fantastische Vertellingen, en de eerste zal er in maart in komen.
De Nederlandse Star Trek fanclub The Flying Dutch heeft mijn verhaal ‘In elkaars ogen’ op de lijst staan om in 2017 te publiceren. Verder heb ik verhalen opgestuurd voor verschillende wedstrijden. Zo doe ik met een verhaal mee aan een Valentijnswedstrijd (leuk!) en heb ik een verhaal van 999 woorden opgestuurd voor een wedstrijd waarbij verhalen maximaal 1000 woorden mochten zijn. Ten slotte doe ik ook weer met meerdere verhalen mee aan de Trek Sagae-wedstrijd. Voor de meeste wedstrijden geldt dat de winnaars zo in april/mei bekend zullen worden gemaakt, dus dat wordt een spannende tijd! Ook zal in juni bekend worden of mijn verhaal ‘Thuisreis’ is geaccepteerd voor de volgende Ganymedes! Ik hoop dat mijn zenuwen het tegen die tijd nog trekken …

Dit alles betekent wel dat ik mijn schrijverschap nu zie als mijn werk. Ik heb eigenlijk twee banen. Een waarmee ik geld verdien (bij het Tijdschrift voor Diergeneeskunde) en een die de vervulling is van mijn levenslange passie en waarbij kinderdromen uitkomen. Maar met de signeersessies, fantasyfairs, verhalenwedstrijden en het herschrijven en opsturen van manuscripten naast al het andere promotiewerk, blijft er weinig vrije tijd over. Ontspannen is tussendoor ook nodig. Vrienden en familie zullen me moeten opzoeken op de evenementen waar ik ben als schrijver en mijn sociale leven zal op een laag pitje komen te staan (zoals bij iedereen met twee banen, of een deeltijd studie naast het werk). En ik wilde ook nog aan een SF-roman gaan schrijven!
Ik denk dat deze situatie een paar jaar zal gaan duren. Het is niet anders. Ik heb nu de kans om echt voor mijn schrijven te gaan, en ik wil er nu in investeren voordat deze gelegenheid aan me voorbijgaat. Wellicht dat mijn leven uiteindelijk weer in kalmer vaarwater terecht gaat komen, maar de komende tijd zit ik volop in de stroomversnelling! Maar, als je me opzoekt op een fantasyfair, een comic-con of een signeersessie, dan vind ik het altijd leuk om bij te praten!

donderdag 15 december 2016

Nog een voorproefje van 'De Krakenvorst, boek 1: Keruga'

Morgen is het zover, dan wordt mijn boek gepresenteerd op de wintereditie van Castlefest. Het is dan ook bij uitgeverij Macc of via Bol.com te bestellen. Wil je een gesigneerd exemplaar? Op vrijdagavond 13 januari is er een feestelijke presentatie met signeersessie bij boekhandel Stevens in Hoofddorp. Het zou leuk zijn een paar van mijn trouwe blog-volgers daar te zien! Als dat niet lukt, kun je ook een bericht achterlaten op mijn blog en dan stuur ik je een gesigneerd boek toe. Geniet ondertussen van dit tweede voorproefje van mijn boek, waarbij we voor het eerst kennismaken met Alecia ...

Alecia rende naar boven langs de in de rotswand uitgehakte treden. Over haar schouder hing een grote boog van oud, bewerkt hout. Met haar linkerhand hield ze de rand van haar witte overmantel omhoog, in haar andere hand hield ze haar leren pijlkoker. Haar donkere haar had ze in een dikke vlecht gebonden, die bij elke stap tegen haar rug bonkte.
Links van haar hing de zon vlak boven de horizon. De zee eronder was veranderd in een voortdurend bewegende roodoranje vlakte. De anders onopvallend grijze rotsen gloeiden en de struiken en het stugge gras op de richels leken gehuld in vlammen.
Alecia was nu bijna bij de top. Haar adem kwam in oppervlakkige horten. Haar benen waren verstijfd en pijnlijk en ze was duizelig van de hitte. Ze kon zich echter niet veroorloven te rusten; ze was al veel te laat. De trap hield op. Haar voet zocht een trede die er niet was en bijna was ze gestruikeld. Schuin onder zich in de diepte zag ze de halve cirkel van het strand, ingeklemd tussen de rotsen als een glimmende oesterschelp. Ze zwaaide met haar ene arm en behield haar evenwicht. Haastig volgde ze het kronkelende pad tussen rotsen en gebogen pijnbomen door, weg van de rotskust. Aan de struiken om haar heen hingen verlepte roze bloemen. De schaduwen van de donkergroene cipressen werden zienderogen langer.
Vierhonderd meter verder bleef ze staan. Vanaf de bosrand liep een grasveld omhoog. Bovenaan stonden de platanen van Kartaalmon afgetekend tegen de violette hemel. De imposante bomen vormden een halve cirkel op de rand van het hoogste terras. Uit de helling staken enkele stenen gebouwen, met smalle luchtopeningen. Een goed onderhouden weg leidde naar een hoge poort, geflankeerd door gebeeldhouwde pilaren. De houten deuren stonden uitnodigend open. Alecia wist echter dat zij het heiligdom Santin niet via die weg kon binnenkomen. Niet met een boog en een pijlkoker over haar schouder.
Ze haalde diep adem en trok zich terug in de schaduw. Half voorovergebogen zocht ze haar weg tussen de dorre begroeiing door. In de verte begon een vogel te fluiten. Het licht verdween nu zo snel dat ze even dacht dat ze de verborgen doorgang voorbij was gelopen. Toen herkende ze de zwarte rots in de vorm van een aambeeld. Daar vlak onder bevond zich een nauwe opening, overschaduwd door stekelige takken. Ze liet zich van de stenen zakken, duwde de struiken opzij en stapte de duisternis binnen.
De gang liep steil naar beneden. Alecia moest zich noodgedwongen langzamer voortbewegen, terwijl ze haar vrije hand voorzichtig langs de wand liet strijken. Al snel was het zo donker dat ze niets meer kon onderscheiden. Ze was echter al zo vaak langs deze route het heiligdom binnen geslopen dat ze het licht niet nodig had. Ze negeerde twee zijgangen en bleef afdalen. Zand knisperde onder haar sandalen. De lucht, aangevoerd door verborgen ventilatiespleten, was opvallend koel.
Alecia kwam uit bij een kleine kamer. De deuropening was zo laag dat ze zich moest bukken om er binnen te gaan. Door een schacht in het plafond viel nog net zoveel licht dat ze de contouren kon onderscheiden van roestende harnassen, rekken met stoffige schilden en zwaarden, en een rij lange lansen. De wapens waren duidelijk al eeuwen niet gebruikt. Alecia legde haar boog en pijlen in een hoek op de grond en trok er een kleed overheen. Voor zover ze kon nagaan, wisten alleen haar vriend Gretaris en zij van de wapenkamer. Ze wilde echter geen enkel risico nemen.
Zodra haar wapens verborgen waren, haastte ze zich verder. Alecia ging een horizontale zijgang in en kwam uit in een hoge hal, verlicht door fakkels. Ze streek haar mantel recht en probeerde de resten zand en stof af te kloppen. Toen niet meer onmiddellijk opviel dat ze buiten was geweest, trok ze de wijde kap van haar mantel over haar hoofd, tot vlak boven haar ogen. Vervolgens haalde ze de verlossingsring onder haar kleding uit. Het pekzwarte, gladde sieraad was zo groot als haar hand en hing aan een touwtje om haar hals. Toen de ring op zijn vaste plek op haar borst rustte, zette ze haar handen met de palmen tegen elkaar en schreed met afgemeten passen in de richting van de grote zaal. Ze hoopte vurig dat ze onderweg niemand zou tegenkomen. Ze kon geen smoes verzinnen die haar afwezigheid bij de dienst zou verklaren.
De hal kwam uit op een schemerige galerij, met in één wand deuropeningen. Daarachter vandaan klonken duidelijk verstaanbaar honderden stemmen in een meerstemmig refrein. ‘Eer aan de Almachtige, die maakte dag en nacht. Eer aan de Almachtige, die zon en maan bestuurt.’
Alecia herkende het gedeelte dat werd gezongen, zoals ze de liturgie van alle diensten ondertussen uit het hoofd kende. Ze zuchtte. Ze had al een kwart van de avonddienst gemist. Voorzichtig keek ze om de hoek. Een gevorderde priester, gekleed in een parelgrijze mantel, schreed naar een deur. Een paar oudere mannen en vrouwen in de bruine rokken en broeken van dorpelingen kwamen uit de richting van de toegangspoort. Ze keken naar de grond voor zich en hielden hun handpalmen tegen elkaar gedrukt. Ze fluisterden op een eerbiedige toon. Vlak voor de grote zaal stootte de voorste de anderen aan. Ze zwegen onmiddellijk en de dorpelingen gingen in stilte naar binnen. Alecia volgde ze. Ze hield de deur tegen voor hij dicht kon vallen en stapte de zaal in.
De oorspronkelijke druipsteengrot was lang geleden uitgehouwen tot een half cirkelvormige ruimte van meer dan honderd meter doorsnede. Stenen zitbanken daalden af als traptreden tot aan een marmeren podium. Tussen twee houten pilaren hing de gong, anderhalve meter hoog en van brons. De hamer stak uit de vloer, waar hij door een onzichtbaar mechanisme in beweging kon worden gezet. Het plafond van de zaal was zo gevormd dat het geluiden versterkte en de mensen bovenin konden de sprekers op het podium zonder moeite verstaan. Ventilatieopeningen lieten verse lucht naar binnen en op stenen verhogingen stonden walmende vuurmanden. De vlammen wierpen bewegende schaduwen op de grijze rotsen. De enige versiering in de ruimte was een grote cirkel van zwart gesteente op de achterwand.
Het was erg druk in de zaal. Zoals bij elke avonddienst waren zowel de leken als de priesters aanwezig. Tweeduizend mannen en vrouwen zaten dicht opeen op de ongemakkelijke stenen banken. Bovenin bevonden zich de mensen uit de dorpen in de omgeving, hun handen rauw en nog besmeurd van hun werk. Vissers, herders, timmerlieden en naaisters. Veel van hen hadden anderhalf uur of meer gereisd om bij de dienst te kunnen zijn. Alleen de jongste kinderen en hun verzorgers waren van de aanwezigheidsplicht vrijgesteld.
Alecia drong zich tussen de sober geklede mensen door. Een paar dorpelingen keken verstoord opzij. Zodra ze zagen dat ze een priesteres was, wendden ze echter snel hun blik weer af. Ze bereikte de onderste banken. De priesters waren te herkennen aan hun witte of grijze mantels, die alleen de mouwen van hun zwarte onderkleding vrij lieten. Op hun borst hing hun zwarte verlossingsring. Ze keken ernstig voor zich uit. Niemand lachte.
Zo onopvallend mogelijk schoof Alecia opzij, tot ze achter haar klasgenoten stond. Nu moest ze het toneelspel proberen mee te spelen. Ze staarde naar het podium, waar de twintig oudsten in een lange rij naast elkaar stonden opgesteld. Hun mantels waren wit en getooid met rood en geel borduursel. Een man met een witte baard leunde op een stok en leek te slapen. Een vrouw hield een van haar ogen gesloten en knikte om de paar seconden. Een paar meter naar voren stond overste Veritus. Over zijn schouders hing een grijze doek en hij droeg een zwarte gordel. De man was al bijna tachtig, maar aan zijn kaarsrechte houding was dat niet te zien. De overste hield zijn handen haast zonder te trillen omhoog. Hij had een scherp gezicht, met een enigszins kromme neus en helder blauwe ogen onder borstelige wenkbrauwen. Zijn golvende, witte haar ging verborgen onder zijn kap. Een klein puntig baardje gaf hem een aristocratisch voorkomen. ‘De Almachtige maakte ons om Hem te dienen,’ proclameerde hij met heldere stem. ‘Laten wij zijn wil betrachten.’
‘Laten wij ons geven aan onze Maker!’, zongen de oudsten achter overste Veritus. Zoals elke avond klonken hun stemmen volkomen gelijk, zonder gevoel.
‘Wij kunnen slechts doen wat Hij ons vraagt,’ antwoordde de zaal gehoorzaam.
Alecia zong luidkeels mee. Ze hief zelfs haar handen, alsof ze helemaal in de dienst opging. Misschien had niemand haar afwezigheid opgemerkt, dachten haar medestudenten dat ze haar gewoon over het hoofd hadden gezien. Dat kon makkelijk tussen zoveel mensen, hield ze zichzelf voor. Toen ze opkeek, staarde ze echter recht in de donkere ogen van Manila. De slanke studente trok spottend een dunne wenkbrauw op. Ze was het knapste meisje uit Alecia’s klas en was zich daar terdege van bewust. Ze had een fijn besneden gezicht, lang bruin haar en een betoverende glimlach. Echt iets voor jou, leek haar blik te zeggen, iemand als ik zou nooit te laat komen.
Alecia’s wangen kleurden. Manila had gezien dat ze later naar binnen was komen sluipen en zou het aan hun mentor melden. Ze wilde dat ze gewoon uit de dienst was weggebleven, dat zou haar minder problemen hebben opgeleverd.

dinsdag 6 december 2016

Voorpublicatie 'De Krakenvorst, boek 1: Keruga'

Zijn jullie ook al zo enthousiast over De Krakenvorst? Waarschijnlijk niet zo enthousiast als ik! Nog anderhalve week en het eerste boek wordt gepresenteerd op de wintereditie van Castlefest. Vanaf dat moment is het ook te bestellen via Bol.com en via alle boekwinkels. Wil je er een met mijn handtekening erin? Laat dan een berichtje voor mij achter, dan stuur ik je een gesigneerd exemplaar toe. Om alvast in de stemming te komen, hier een voorproefje ...

De geur van zweet. Opgewonden kreten. Wolken stof, opgeworpen door schuifelende voeten. Een zilverkleurige flits en een klap die tot in zijn schouderbladen doordrong. Gejuich.
Tarid klemde zijn kaken zo hard op elkaar dat ze pijn deden. Evenwicht, hield hij zichzelf voor. Evenwicht houden is het belangrijkst.
Hij stond op de ballen van zijn voeten, zijn knieën licht gebogen, zijn rug net iets gekromd, zodat hij schuilging achter het ronde schild aan zijn arm. Zijn zwaard was een dodelijke verlenging van zijn rechterhand. Zijn vingers knepen zo krachtig in het gevest dat zijn knokkels wit kleurden en geen moment weken zijn ogen van die van Peritar. Hij bewoog voortdurend met hem mee. Deed zijn tegenstander een stap naar achteren, dan deed hij een stap naar voren. Kwam de ander naar voren, hij deinsde terug. Ze draaiden om elkaar in een bijna sierlijke dans. Evenwicht! Evenwicht! En steeds probeerde hij te voorspellen hoe de ander zou aanvallen, zocht hij een gat in de verdediging, een opening om toe te steken.
Nu! Peritar bewoog zich naar rechts. Tarid stapte de andere kant op en haalde uit. De brede kling van zijn zwaard was een streep, zo snel bewoog hij. Zijn tegenstander had zijn aanval echter voorzien. Zijn kromme zwaard kwam sneller naar boven dan Tarid voor mogelijk had gehouden. Staal klapte op staal. Hij sloeg direct weer toe, vastbesloten om van de omstandigheden gebruik te maken. Opnieuw reageerde Peritar alsof hij zijn actie al lang had zien aankomen en weerde zijn aanval af.
Een tegenaanval. Tarid ving de slag op met zijn schild. In een vloeiende beweging liet hij zich op één knie vallen en haalde uit naar Peritars benen. Zijn tegenstander sprong zonder zichtbare inspanning omhoog, zodat het zwaard onder hem door schoot. De omstanders juichten.
Tarid richtte zich op, zijn schild beschermend boven hem. Plotseling verdwenen de geluiden om hem heen. De bewegingen van zijn tegenstander werden trager. Alles in zijn gezichtsveld vervaagde tot grijze contouren, behalve het kromzwaard van Peritar. Hij zag elk krasje, elke oneffenheid op de geslepen kling. Plotseling leek het alsof hij een tweede zwaard zag, een doorzichtige kopie van het eerste, dat een grote boog beschreef. Kalm bracht hij zijn eigen wapen omhoog. Hij zag hoe de twee zwaarden elkaar raakten en hoe in alle richtingen vonken weg schoten.
Het lawaai en geschreeuw keerden terug. Tarid wankelde twee stappen achteruit. Ik wist wat hij wilde doen, realiseerde hij zich, ik kan hem verslaan! Met een triomfantelijke kreet sprong hij naar voren.
Peritars zwaard ving het zijne op. De twee bladen drukten tegen elkaar en hoeveel kracht hij ook zette, hij kon zijn wapen niet meer in beweging brengen. Hij staarde in de dwingende, scheefstaande ogen van zijn tegenstander, glimmende, zwarte stenen in een breed gelaat. Geelbruine huid, zonder enig spoor van zweet. Een dunne, vrij lange snor. Zwarte haren, die in twee vlechten over zijn schouders vielen. Blauwe tatoeages strekten zich van zijn rug uit tot over zijn bovenarmen. Peritar was net iets korter dan hij en vocht bovendien zonder schild of bepantsering. Hij droeg alleen een vilten broek. Zijn snelheid en lenigheid waren echter fenomenaal.
Zonder waarschuwing verdween de druk van Tarids zwaard. Hij deed een stap naar voren. Uit het publiek klonk een geschrokken ‘Oooh!’ Op hetzelfde moment zag ook hij zijn fout in. Zijn evenwicht!
Peritar wervelde om zijn as en sloeg toe. In een reflex keerde Tarid zijn zij naar zijn tegenstander en bracht zijn schild omhoog. Het hout bezweek onder de klap. Wegschietende splinters beten in zijn gezicht en hij voelde een brandende pijn aan zijn schouder.
Tegelijkertijd kwam de voet van zijn tegenstander omhoog en raakte zijn pols. Hij liet zijn zwaard los. Zijn knieën begaven het onder hem. Hij zag nog juist hoe Peritar met zijn vrije hand zijn wapen opving. Toen raakte zijn rug met een dreun de grond.
Hij hapte naar adem. Het leek alsof iemand zijn gewrichten uit hun verbindingen had getrokken. Hij probeerde zijn arm te bewegen. Hij was zwaar, alsof er loden kogels aan zijn pols hingen. Zwarte vlekjes trokken door zijn gezichtsveld. Tarid liet zijn hand terug in het stof vallen. Hij was verslagen.
‘Hier, ik help je overeind.’
Tarid knipperde met zijn ogen en probeerde zijn hoofd op te tillen. Nog steeds voelde het alsof iemand rotsblokken op zijn lichaam en ledematen had gestapeld. Peritar boog zich voorover en stak zijn hand naar hem uit. Aan niets was te merken dat de donkere man een zwaardgevecht achter de rug had. Hij ademde rustig en op zijn borst en armen was geen zweetdruppel te bekennen. Zijn nauwe, zwarte ogen stonden bezorgd. ‘Ik heb je toch niet te hard geslagen?’
Stof kriebelde in Tarids keel. Hij kuchte en duwde zich op zijn ellebogen omhoog. ‘Nee, hoor,’ zei hij schor. ‘Ik vroeg je om je dit keer niet in te houden. Ik dacht dat ik een redelijke kans zou maken. Ik heb de afgelopen maanden hard getraind.’ Een stekende pijn trok door zijn linkerschouder en hij vertrok zijn gezicht. ‘Maar ik heb mijn lesje geleerd. Misschien wil je het de volgende keer weer wat rustiger aan doen.’ Hij kuchte opnieuw.
Peritar liet zich op zijn hurken naast hem zakken. ‘Je bent gewond,’ constateerde hij. ‘Je arm bloedt.’
‘Het is niets …’ begon Tarid.
Zijn vriend wenkte echter al naar een groepje meisjes, die hun gevecht van een afstand hadden gevolgd. Ze praatten op fluistertoon met elkaar en keken af en toe over hun schouder naar hen om. ‘Finatin, kun je een doek en vers water halen? Het moet worden schoongemaakt.’
Een van de meisjes begon te blozen en haastte zich in de richting van het kamp. De anderen stootten elkaar giechelend aan.
Tarid beet op zijn onderlip en richtte zich verder op. Om hem heen strekte de noordelijke hoogvlakte van Narzik zich uit. Het gras had in het felle zonlicht zijn frisgroene kleur al weer verloren. Verspreid over de vlakte lagen honderden schapen te herkauwen, in de gaten gehouden door twee jongens met lange stokken. Een enkele naaldboom, door de wind in kronkelende vormen gedwongen, onderbrak het uitzicht. Naar het zuiden liep het land af tot de rivier Front, onzichtbaar achter de horizon. De heuvels in het noorden gingen schuil onder een donker waas van struikgewas en bossen. Daarachter begon het gebergte Navin. De puntige toppen waren zelfs op een heldere dag als deze gehuld in grijze nevel.
Een paar kinderen in bruine hemden schuifelden dichterbij en keken hem met grote ogen aan. De andere toeschouwers waren bijna allemaal verdwenen. Twee mannen met vilten jassen hadden gewacht tot hij overeind kwam. Nu slenterden ze al pratend terug naar het kamp, met snelle handgebaren hun woorden ondersteunend. Tarid vermoedde dat ze het duel bespraken en met elkaar de gebruikte tactieken doornamen. Hij zou er vast niet goed vanaf komen.
Hij voelde aan zijn schouder. Zijn leren wambuis was gescheurd. De kaarsrechte snee daaronder was nauwelijks dieper dan een schram, maar door de halfgestolde stroompjes bloed leek hij erger dan hij was. De wond deed al bijna geen pijn meer. Tarid rolde om en duwde zich op zijn handen overeind. Een ogenblik voelde hij zich duizelig. Peritar greep hem bij zijn gezonde arm, zodat hij niet kon vallen. Zodra hij zijn evenwicht had teruggevonden, wuifde hij zijn vriend weer weg. ‘Ik voel me prima. Niets aan de hand.’
Peritar leek hem niet te geloven.
‘Echt niet,’ hield Tarid vol. ‘Ik kan wel tegen een stootje.’
Finatin kwam terug, met twee witte doeken over haar schouder en in haar handen een wijde schaal, tot de rand gevuld met water. Ze liep voorzichtig, om maar niets te morsen. Haar zwarte haar hing in twee vlechten tot aan haar middel. Om haar hals droeg ze een ketting van benen kralen. Vlak voor Tarid bleef ze staan. Haar bruine ogen ontweken zijn blik en haar toch al donkere wangen kleurden nog dieper.
Peritar hielp hem zijn wambuis uit te trekken. Finatin maakte een doek nat en depte zorgvuldig de roodbruine vegen op zijn schouder. Tarid wendde zijn gezicht af, zodat ze niet kon zien dat het hem pijn deed. Toen ze klaar was, bleek dat de snee was opgehouden met bloeden. Het was een dunne rode lijn, die waarschijnlijk niet eens een litteken zou achterlaten. Het meisje reikte hem de schone doek aan. Ze had hem bevochtigd en hij voelde koel aan op zijn bezwete huid. Tarid veegde het aangekoekte stof uit zijn gezicht en van zijn armen. Direct voelde hij zich beter. Hij gaf de doek terug en knikte haar toe. ‘Dankjewel, Finatin.’
Ze schuifelde met haar voeten en glimlachte zonder op te kijken. Toen bukte ze, raapte de schaal en de doeken bijeen en haastte zich terug naar het kamp.
Tarid keek haar niet begrijpend na. ‘Zei ik iets verkeerds?’
Het bleef even stil. ‘Laten wij ook teruggaan,’ stelde Peritar uiteindelijk voor, zonder Tarids vraag te beantwoorden. Hij moest echter duidelijk zijn best doen om niet te lachen.

Verder lezen? Dat kan dadelijk in 'De Krakenvorst, boek 1: Keruga'!