dinsdag 22 november 2016

'De Krakenvorst' - The making of ... (3 en slot): Een pauze van elf jaar

Ik weet niet meer heel nauwkeurig wanneer ik het idee kreeg een fantasyroman te schrijven. Ik denk dat het voorjaar 2001 moet zijn geweest. Ik weet wel dat ik op 7 juli 2001 begon het plot van mijn verhaal in wording op papier te zetten. In een groot notitieblok werkte ik mijn ideeën uit. Eerst de drie verhaallijnen apart (ik wist al dat er drie hoofdpersonen zouden zijn, en dat het twee boeken zouden worden). Vervolgens in twee kolommen, om een idee te krijgen hoe de verschillende lijnen naast elkaar zouden lopen en waar ze elkaar zouden kruisen. Steeds kreeg ik er ideeën bij en er moesten in de kantlijn aantekeningen worden bijgekrabbeld. De voorlopige titel van het boek was toen nog 'De koning en de kraak'.
Het duurde nog even voor ik daadwerkelijk begon te schrijven. Ik moest namelijk eerst nog een boekje schrijven dat in juni 2002 zou worden uitgegeven door de christelijke uitgevers als actieboek voor de Maand van het spannende boek. Zomer 2001 was namelijk mijn debuutroman, de SF-thriller 'Neptunus', uitgegeven bij Kok Voorhoeve, en aangezien zij aan de beurt waren om het actieboekje te verzorgen, vroegen ze mij. Dit werd 'Het Wrak'. Eigenlijk direct nadat ik dat had afgeschreven begon ik na een tijd van werkloosheid aan mijn baan bij het Pharmaceutisch Weekblad als wetenschappelijk redacteur. Een flinke overgang. Gelukkig werkte ik maar drie dagen in de week, en kon ik de rest van de tijd inzetten voor het schrijven. Vol goede moed begon ik aan het manuscript. Ik deed ondertussen mee aan een schrijfopleiding van Script+ in Amsterdam (betaald door mijn uitgever!). Voor een van de lessen stuurde ik de inleiding en het eerste hoofdstuk naar de andere schrijvers toe. Ik kreeg er veel complimenten voor. Vooral vanwege de beklemmende sfeer van de religieuze omgeving, die ik volgens hen heel overtuigend had neergezet.

Toen ik drie hoofdstukken had, stuurde ik het manuscript in wording op naar Kok. Het viel niet zo in goede aarde. Onder andere omdat het leek alsof ik kritiek had op de kerk (nou ja, dat was ook zo), en de door mij geciteerde teksten uit 'heilige boeken' konden worden opgevat als parodie op de bijbel. Mijn redacteur vroeg me of ik niet een contemporaine thriller kon schrijven, in de trant van 'Het Wrak' - dat zou waarschijnlijk goed verkopen. Een tijd lang probeerde ik aan dat verzoek te voldoen, maar er kwam niet echt een goed idee. Ik probeerde verder te schrijven aan 'De Krakenvorst', maar in het begin van het vierde hoofdstuk stokte het. Ik moest beginnen aan een nieuwe paragraaf, maar ik had geen enkel idee hoe ik die moest schrijven. De woorden kwamen gewoon niet.
De jaren daarna dacht ik dat ik mijn verbeelding helemaal kwijt was. Ja, ik begon nog een ander boek te schrijven, maar ook daarmee kwam ik niet verder dan een paar hoofdstukken. Ik schreef een paar korte verhalen, maar slechts een of twee per jaar. Ik had gewoon geen ideeën. Als anderen me vroegen om eens naar een verhaalidee te kijken, borrelde de inspiratie als vanouds, maar als ik iets voor mezelf wilde beginnen bleef de bron droog. In plaats van me bezig te houden met fictie, richtte ik me op het schrijven van filmbesprekingen en theologische essays. Ik schreef twee non-fictie boeken: 'Indrukwekkende Vrijheid', dat verscheen in 2010, en 'De loser die wint', die vorig jaar uitkwam. Maar het schrijven van non-fictie had nooit echt mijn hart. Ik had het alleen nodig om over deze onderwerpen te denken en te schrijven, omdat ik was opgegroeid in een streng religieuze omgeving, waar hobby's als minderwaardig werden gezien, kunst en verbeelding werden gewantrouwd en mijn liefde voor boeken en verhalen al snel een verslaving leken die me van God zouden afleiden. Ook al had ik die kerk verlaten toen ik begin twintig was, de leerstellingen hadden zich in me vastgehaakt, en waren maar moeilijk los te krijgen. Vooral omdat mijn ouders ook niet heel bemoedigend leken ten aanzien van mijn schrijven. En die kritiek, stress op het werk, en de daaruit volgende piekergedachten dempten mijn creativiteit en maakten me depressief.
Er gebeurde in de tussentijd van alles. Ik verhuisde naar Delft, waar ik op mezelf ging wonen. Ik richtte meerdere aquariums in. Werd ontslagen en kwam te werken bij het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Bezocht fantasyfestivals. Waar ik in gesprek kwam met uitgevers, maar niet durfde zeggen dat ik zelf al boeken op mijn naam had staan. Ik leerde Bianca kennen, en vroeg haar ten huwelijk. Maar schrijven lukte me niet.

In 2012 werd ik echter tot twee keer toe ziek. Ernstig ziek. Wondroos. Een heftige infectie aan mijn been, dat rood werd en opzwol, en waarbij ik bijna veertig graden koorts had. Over de eerste ziekteperiode heb ik in een eerder blogbericht geschreven. Ik was behoorlijk hersteld, maar ik moest nu toch echt beter voor mijn eczeem gaan zorgen. De stress op mijn werk nam echter niet af, ik bleef slecht slapen, en voor mijn eczeem zorgen lukte me niet. Het eczeem speelde weer op, en opeens, in september, werd ik opnieuw ziek. Ik weet nog dat ik met Bianca zat in het park bij De Delftse Hout, genietend van koffie met gebak bij café Knus. Ik voelde opeens spierpijn opzetten en werd flauw. Ik ging naar het toilet. Toen ik terugkwam zag ik enorm bleek, kon ik geen hap meer nemen, en schrok mijn verloofde zich een hoedje. Hoe we met de bus thuis terug kwamen, weet ik niet. Mijn ouders kwamen me uiteindelijk ophalen en brachten me langs de huisartsenpost in het ziekenhuis en daar werd de diagnose gesteld: opnieuw wondroos. Ik kreeg antibiotica en lag twee dagen lang op bed beroerd te wezen.
Later, terwijl ik aan het herstellen was, suggereerden mijn ouders dat ik wat aan de stress in mijn leven moest gaan doen. Ja, duh ... Het idee van mijn vader was: misschien moet je wat minder willen schrijven. Slecht idee. Maar opeens realiseerde ik me waar een groot deel van de stress vandaan kwam. Ik wilde namelijk niet te veel schrijven, maar te weinig. En vooral verhalen. Ik voelde me slecht, omdat ik niet dat deed wat ik het liefst wilde doen: verhalen schrijven. Bovendien confronteerde de ernst van mijn ziekte me met mijn sterfelijkheid - vroeger overleden mensen aan wondroos. Ik vroeg mezelf af waar ik het meest spijt van zou hebben als ik zou komen te overlijden. Het antwoord kwam meteen: ik zou er spijt van hebben dat ik niet meer verhalen zou hebben geschreven.
Maar die 'writers block' dan, de barrière die ik voelde, elke keer als ik achter de computer ging zitten? Zou die me niet tegenhouden? Het toeval wilde dat ik niet lang ervoor een citaat had gelezen van Neil Gaiman. Hij beweerde dat er momenten waren dat hij bij het schrijven in de 'flow' zat en de woorden uit zijn pen stroomden. Er waren ook momenten dat het niet zo makkelijk ging, dat hij bij elk woord worstelde, en om elke zin moest strijden. Maar als hij later zijn verhaal terug las, kon hij geen enkel verschil zien tussen de passages waarbij hij in de 'flow' had gezeten en die waarbij het moeilijk was gegaan. De conclusie voor mij? Ik moest gewoon gaan schrijven!
Eerst schreef ik vier korte SF-verhalen. Toen besloot ik om verder te gaan met 'De Krakenvorst', want dat idee had me de tussenliggende elf jaar niet losgelaten. En toen ik er eenmaal aan ging zitten, kwam de inspiratie ook. Ik hoefde alleen te beginnen met schrijven, en mijn verbeelding vulde de gaten aan. De passage waar ik de vorige keer gestrand was, kostte me nu, elf jaar laten, geen enkele moeite. En in een jaar tijd had ik twee boeken afgeschreven ... Boeken waar ik heel erg trots op ben.

Waarom er zo'n pauze in moest zitten? Ik weet het niet. Ik denk zelf dat ik de levenservaring miste om de boeken te kunnen schrijven. Ik weet wel dat ze beter zijn geworden dan ze zouden zijn geweest als ik ze had geschreven toen ik vijfentwintig was. Wat ik ook weet is dat ik nooit meer zo'n pauze ga laten vallen. Ik ga gewoon zitten om te schrijven, of ik nu in de 'flow' ben, of niet. De inspiratie volgt wel. En schrijven is gewoon wat ik moet doen.

De Krakenvorst, boek 1: Keruga verschijnt begin december. Zet het in je agenda en bestel tegen die tijd een exemplaar via bijvoorbeeld Bol.com, of de website van Macc. Wil je weten wat je ervan kunt verwachten? Volgende week plaats ik op mijn blog een voorproefje ...

zaterdag 19 november 2016

'De Krakenvorst' - The making of ... (2): De vele bronnen van een verhaal

Hoe werkt inspiratie nu eigenlijk? Hoe ontstaat een verhaal? Ik weet het nog steeds niet. Volgens mij heeft verbeelding veel te maken met dromen, want in mijn ervaring dringt een idee voor een verhaal zich plotseling aan mij op - bijna alsof ik het niet heb verzonnen. Als een voldongen feit: zo moet het gaan. Ik zie het helemaal voor me. Net als met een droom, die door mijn verbeelding wordt opgeroepen en die ik ervaar als echt. Immers, als ik me ervan bewust zou zijn dat ik het allemaal verzon, zou ik de droom niet meer als droom ervaren (dan zou het een lucide droom zijn). Anders dan bij een droom is een verhaalidee meestal wel logisch kloppend en verloopt van A naar B naar C. Maar dat ligt meer aan het verschil tussen waken en slapen, denk ik, dan aan het werkzame principe. En net als bij een droom maakt mijn verbeelding gebruik van wat ik allemaal heb meegemaakt in mijn leven, heb gelezen, heb gezien, of -jawel- heb gedroomd. Net als een droom bevindt de verbeelding zich niet in een vacuüm. Ze maakt gebruik van de grondstoffen die je als denker en lezer toevoert. En ze bouwt zo voort op de ideeën en verhalen van eerdere verbeeldingskunstenaars.
Het hele idee dat een verhaal in alles origineel moet zijn, vind ik eigenlijk niet zo behulpzaam, het tegenovergestelde zelfs. Shakespeare maakte er geen geheim van dat hij putte uit geschiedenis, ja zelfs dat hij eerdere werken in zijn eigen onnavolgbare stijl bewerkte. En kenners van fictie houden vol dat het juist het doorvertellen van verhalen is dat tot cultuur leidt, dat de kracht is van de menselijke beschaving. Een goed verhaal willen we verder vertellen, maar dan in onze eigen stem, met onze eigen woorden, aan vrienden, familie, kinderen. Zo ontstonden mythes en sprookjes, en zo ontstond het fenomeen fanfictie op het internet. Mensen die wat ze hebben gelezen of gezien verder willen vertellen, maar dan met een eigen draai eraan (en die eigen draai is dan vaak wel origineel). Ik heb zelf ook fanfictie geschreven en daar schaam ik me helemaal niet voor. En veel van de verhaalideeen die zich nu aan mij opdringen, krijg ik na het lezen van een aansprekend boek, of het kijken van een film, waarbij ik opeens denk: 'Daar zou ik ook wel eens wat mee willen doen.' Ik wil daarom poneren dat elke schrijver in meer of mindere mate fanfictieschrijver is. En in dit tweede deel van mijn 'making of ...' van De Krakenvorst wil ik jullie vertellen waar mijn ideeën vandaan kwamen.

Ik dacht bijvoorbeeld in mijn studietijd al dat ik een keer een verhaal over een reuzeninktvis wilde schrijven. Volgens mij omdat ik als tiener het boek 'Beast' van Peter Benchley had doorgebladerd. En omdat ik groot liefhebber ben van de onderwaterwereld natuurlijk. Tijdens mijn stage stond ik in de donkere kamer films te ontwikkelen om DNA-samples te kunnen onderscheiden, en ondertussen stond ik dan scenes te verzinnen. Onder andere van een jongen in een boot die door een reuzenkraak  wordt aangevallen. Toen ik jaren later aan het denken was over een fantasyverhaal kwam dit idee weer bij me naar boven. Ik wist dat het een biologisch zeedier moest zijn, maar ook iets groters. Of het me gelukt is dat te realiseren, moet je zelf dadelijk maar beoordelen! De scene die ik oorspronkelijk verzon in de Doka zit er in elk geval in!
Verder vroeg een van mijn broers me ooit om een idee voor een fantasyverhaal. Hij heeft er later trouwens niet iets mee gedaan, dus ik mag het hier vertellen. Wat ik toen verzon was een wereld waarin een meteoriet is ingeslagen, waardoor een enorme krater is ontstaan. Hier omheen verkregen de bewoners reptielachtige kenmerken: schubben, lange armen, staarten. De landen uit het zuiden moesten zich verdedigen tegen de monsterlijke wezens die hen uit het noorden belaagden. Ook dit idee keerde terug toen ik over mijn fantasyverhaal nadacht. De dinosaurusachtige monsters zijn verdwenen, de meteoriet is gebleven. Dit ligt ten grondslag aan de 'Baai van Zalikir' in het noorden ...
Een tijd lang had ik geen fantasyverhalen gelezen, maar alleen SF. Mijn tien jaar jongere broer Berend -het boek is aan hem opgedragen- ging echter The Lord of the Rings lezen voor zijn eindexamen, en ik pakte het boek toen ook maar op (voor het eerst sinds mijn elfde). Ik werd volledig ondergedompeld in de wereld van Tolkien en ik realiseerde me dat ik onterechte vooroordelen had gehad jegens het genre. Prompt verslond ik alles wat ik kon vinden. Stephen Donaldson, Tad Williams, William Horwood, Steven Erikson, Robin Hobb, Guy Gavriel Kay. En Stephen Lawhead. De laatste werd een van mijn favoriete schrijvers. Vooral gebaseerd op zijn boek Byzantium. Later las ik zijn eerste fantasytrilogie. Ik was er heel enthousiast over dat hij in zijn verhaal niet de geijkte dwergen, reuzen en elven liet opdraven, maar andere mensenrassen, die zich nu hadden teruggetrokken in moerassen of berggebieden. Een strijdlustig volk, maar ook kleine mensen die in bossen leefden. In het derde deel bleken deze volken echter geen rol van betekenis te spelen! Het verhaal draaide om een confrontatie met een machtsbeluste tovenaar, dertien in een dozijn. Het is een flinke teleurstelling als een van je favoriete schrijvers je verwachting niet waarmaakt. Ik dacht: Ik kan het beter. Ik kan een verhaal vertellen over deze oude volken en ze een essentiële plek geven in de achtergrond en de ontknoping van mijn verhaal. Zo ontstonden de Hirita, de Fanarg, de Morris, de Aquria, de Wurg en de Inalita, die je in De Krakenvorst dadelijk zult gaan tegenkomen.
In mijn verbeelding had zich ook al jaren een scene vastgehaakt uit een Young Adult SF roman van Andre Norton: 'Katteoog' (of in het Engels: 'Catseye'). Ik zoek er nog altijd naar in tweede hands boekwinkels, want ik had het uit de bibliotheek gehaald. Het gaat over een jongen die werkt in een exotische huisdierenzaak en ontdekt dat hij telepatisch in contact staat met twee katten. Dat zit allemaal niet in mijn verhaal, trouwens! Maar er was wel een scene waarin de hoofdpersoon iets vindt in het stof van een ruïne, en ook daar weer wilde mijn fantasie de beschrijving van Andre Norton aanvullen. Ik besloot het mee te nemen in mijn fantasyverhaal, en het ook te koppelen aan zowel de oude rassen als de kraak.
Ook mijn interesse in dinosauriërs en andere uitgestorven dieren droeg bij aan mijn verhaal. Op de zoölogische blog van Darren Naish (Tetrapod Zoology) las ik voor het eerst over de Entelodont. Een uitgestorven familielid van het varken, dat echter enorm groot was en waarschijnlijk aas at of vlees. Ze worden ook wel eens 'giant killer pigs' genoemd. Het leek me eigenlijk heel aardig om die eens in een verhaal te verwerken, ook al zouden mijn karakters ze natuurlijk niet kennen als Entelodonten.
Verder is mijn verhaal nogal beïnvloed door het lezen van 'The tough guide to fantasyland' van Diana Wynne Jones! Op een hilarische wijze steekt ze daar de draak met een heel aantal fantasyclichés. Ik heb mijn uiterste best gedaan daar niet in te vervallen. Bijvoorbeeld door een keer een uur paard te rijden en vervolgens een week lang spierpijn te hebben - toen wist ik dat mijn karakters ook niet zomaar een dag op een zadel konden zitten zonder er een beetje kramp aan over te houden. Verder heb ik veel gelezen over het leven in de middeleeuwen, en bijvoorbeeld de Hunnen en Mongolen.
Deze en andere ideeën vormden de mix waaruit ik putte toen ik over een mogelijk fantasyboek ging nadenken. Maar hoe hier een verhaal uit ontstond kan ik niet helder uitleggen. Op een gegeven moment vielen de puzzelstukjes in elkaar en toen wist ik: dit wordt het wat ik wil gaan schrijven. Zo ga ik het doen. Toen duurde het echter nog een hele tijd voordat het boek af was. Er zat bijvoorbeeld een pauze in van meer dan tien jaar ...

Wordt vervolgd ...

dinsdag 15 november 2016

'De Krakenvorst' - The making of ... (1): De schepping van Kartaalmon(land)

Het verhaal van mijn fantasytweeluik 'De Krakenvorst' begint eigenlijk al zo'n dertig jaar geleden. Toen wist ik natuurlijk nog niet dat ik ooit een fantasyboek zou gaan schrijven, al genoot ik wel van de opdrachten voor opstellen die we op school kregen. Ik las toen al heel graag, niet alleen boeken, ook tijdschriften. En elke maand kochten mijn ouders voor mij onder andere de Grasduinen, de Natuur & Techniek en de KIJK. In 1987 stond er in dat laatste tijdschrift een artikel over het fenomeen geofictie. Mensen die hun eigen landen verzinnen en er van allen omheen creëren: landkaarten, vlaggen, muntstukken, geschiedenisverhalen, wetgeving enzovoorts. Er stonden ook voorbeelden van landkaarten bij.

Mijn verbeelding werd gestimuleerd, en al snel tekende ik mijn eigen landkaarten. Een van de landen die ik verzon, was 'Kartaalmonland' - een groot schiereiland, met een nauwe landtong verbonden aan het vaste land, met hoge bergen in het binnenland. Als we een tekenopdracht of een schrijfopdracht kregen op school, tekende of schreef ik over aspecten van Kartaalmonland, en thuis begon ik een overzicht en geschiedenis van het land te schrijven. Mijn nieuwe passie bleef niet onopgemerkt door mijn klasgenoten. En die begonnen zelf hun eigen landen te verzinnen. Ook mijn broer Marten sloot erbij aan met zijn land Martinië. De landen hoorden samen in een werelddeel, Bordalstenije, op de planeet Ficton. We hadden een 'geeky' klas, best wel bijzonder, bedenk ik me achteraf.
Waar mijn klasgenoten niet veel verder kwamen dan een landkaart of twee, bleef ik me met Kartaalmonland bezighouden. Van de eerste kaarten heb ik er helaas geen meer over, maar in de eerste jaren van de middelbare school werkte ik mijn project nog een keer uit. Nu met gedetailleerde kaarten, over ecosystemen, hoogtelijnen, klimaat, economie en geschiedenis. Ik voorzag mijn land in tekeningen van allerlei legervoertuigen, koloniën en ruimteschepen (ik tekende ook het zonnestelsel uit waarin Ficton zich bevond). Ik werkte een hele geschiedenis uit vanaf de stichting van Kartaalmonland door koning Kartaalmon in de middeleeuwen, via een oorlog met buurland Bolland en een bloedwratepidemie, tot een wereldoorlog tussen de grootmachten Stilwith en Dark toe (waarbij Stilwith de agressor was, en Kartaalmonland zich aansloot bij Dark). Ik beschreef hoe communicatie verliep via 'briefcomputers' (waarschijnlijk had ik in dezelfde KIJK al gelezen over de digitale snelweg).
Maar bovenal verzon ik de biologie van Kartaalmonland. In tekening na tekening werkte ik uit welke dieren en planten er in welk ecosysteem leefden, inclusief wetenschappelijke namen en evolutionaire stambomen. Van de laatste buidelspitsmuis in de Kartse wadden en Kartaalse duinen, tot het mysterieuze Kartaalse monster, van de Dode Diepworm en de Dode Diepwormhaai in het Dode Diep tot het slijkgras op Doodland. Ik bleef hiermee bezig tot mijn achttiende. Samen met mijn broer Marten zat ik in de schoolvakanties dagen lang te tekenen en te schrijven, en ik heb nog steeds mappen vol schetsen en kaarten in mijn kast staan.

De jaren daarna bleef ik met enige nostalgie aan mijn eigen land terugdenken. Toen ik uiteindelijk het idee kreeg om een fantasyboek te gaan schrijven, duurde het dus niet lang of ik bladerde door mijn map met aantekeningen en besloot niet verder te zoeken naar een wereld om mijn verhaal in te laten afspelen. Met de door mij ooit opgeschreven geschiedenis van Kartaalmonland had ik zelfs al een mooie basis voor de historische achtergrond ervan. Hoe koning Kart het land bijeenbracht, en hoe de conflicten met verschillende buurlanden verliepen, is allemaal in mijn schrift van bijna dertig jaar oud te vinden.
Er is in de omschakeling van Kartaalmonland naar het koninkrijk Kartaalmon wel het een en ander veranderd - nog afgezien van de naam van het land. Mijn fantasyboek speelt zich om te beginnen af in een wereld met andere volken en bovennatuurlijke elementen en die kwamen natuurlijk niet voor op Ficton - voor mezelf zie ik het dus als een soort 'alternatieve geschiedenis' van het oorspronkelijke land. Martinië is ondertussen veranderd in het koninkrijk Narzik, en Bolland is Taris geworden (maar blijft een bron van gevaar voor Kartaalmon). Steden zijn van plek en van naam veranderd, eilanden zijn van de kaart verdwenen, en of het Kartaalse monster nog ergens door de bergen van Kartaalmon ronddwaalt, dat weet helaas niemand ...

Wordt vervolgd ...