maandag 29 juni 2015

Gedicht: Liefde is

Liefde is

Dat ik mezelf kan zijn
en niet word weggejaagd,
niet word uitgelachen
als ik zeg wat ik denk
in mijn eigen woorden.
Dat ik niet sorry hoef
te zeggen als ik me
laat gaan. Dat ik weg mag
als ik dat wil en ook
weer terug mag komen.
Dat mijn woord wordt vertrouwd
ook al zou ik falen.
Dat mijn glimlach reden is
tot vreugde en ik niet
mijn pijn verbergen hoef.
Is dat zoveel gevraagd?
Of is God echt minder
liefdevol dan mijn vrouw?

dinsdag 23 juni 2015

Gedicht: Een droom (3)

Een droom (3)

Mijn oma's huis. Ik zie de veranda
met de rode tegeltjes, opzij de
plantenbakken, stoelen uitgeklapt,
een witte tafel met kopjes thee.
We zijn er allemaal, mijn ouders,
mijn broers, hun vrouwen, als was geen tijd
verstreken. Maar ik hoor niets, geen stemmen.
Een ding is anders: er loopt een rivier
op de plek van het strakke gazon,
en aan de overkant niet de bloemen
maar geel zand en dichte wildernis
die wacht op mij. Er hangt een touw.
Ik grijp en slinger over het water
naar de oever. Land op blote voeten.
Ik kijk om maar het blijft stil. Niemand
volgt mij. Ik loop door, nieuwsgierig
naar het land dat wacht achter de bocht.

maandag 22 juni 2015

Het spel verlaten (5 en slot): Verantwoordelijke volwassenen

Ik had nooit gedacht dat ik nog eens vijf essays van meer dan tweeduizend woorden elk zou schrijven naar aanleiding van Tron Legacy, maar de film bleek voor mij een mooie kapstok voor ideeën die al langer in mijn gedachten rond slingerden. Zoals bij elke filmbespreking kan ik niet zeggen of de filmmakers deze uitleg letterlijk voor ogen hadden bij het opnemen en monteren. Maar dat is (zoals ik betoogde) niet doorslaggevend. George MacDonald heeft ooit gezegd dat terwijl Gods werk niet meer kan betekenen dan Hij bedoelde, dat van de mens wel meer moet betekenen dan hij bedoelde. “Een mens kan heel goed zelf een waarheid ontdekken in wat hij schreef, want hij had te maken met zaken die voortkwamen uit gedachten hoger dan de zijne.” In het verhaal wordt voor mij iets van de waarheid onder alle dingen zichtbaar, mijn verlangen wordt erdoor opgewekt, en dat is mijns inziens wat telt.
Het laatste beeld uit deze film dat ik wil aanstippen komt uit het einde van het verhaal. Ik had al aangestipt dat Sam aan het eind van het verhaal zijn volwassen verantwoordelijkheid op zich neemt. Hij durft initiatieven te gaan nemen, zich te bemoeien met zijn erfdeel, en een relatie met een vrouw aan te gaan. Hij is niet langer een recalcitrant kind, dat afhankelijk is van de goedkeuring van zijn vader, die helaas is uitgebleven, maar hij kan op eigen benen staan. Hij is zeker van zijn eigen waarde. Daarom is aan het einde van de film zijn vader ook niet bij hem. Maar hij draagt om zijn hals wel een ketting, met daaraan een USB-stick. Ook al ziet en spreekt hij zijn vader niet meer, hij hoeft alleen maar naar die stick te kijken om aan zijn vader herinnerd te worden. Sterker nog: die stick bevat een kopie van de computerwereld die zijn vader gemaakt heeft. Het is een symbolische herinnering en tegelijk de wereld zelf! Zolang Sam de USB-stick ziet en kan aanraken, kan hij niet twijfelen aan wat hij heeft meegemaakt, en wat zijn vader hem vertelde. Het is echt, en dat blijkt uit de stick, hoe klein het apparaatje ook lijkt en hoe levenloos het er van buiten ook uitziet. Het is het enige dat Sam nodig heeft om zijn leven als volwassen man te gaan leiden.

De bijbel suggereert dat God wil dat we volwassenen zijn. De profeten in het Oude Testament suggereren dat God Israël deed opgroeien tot volwassene, maar teleurgesteld was dat het volk zich als kind bleef gedragen. Het Nieuwe Testament zegt dat we tot ‘volle wasdom’ moeten komen. En in Hebreeën merkt Paulus op dat het niet de bedoeling is dat we melk moeten blijven drinken, maar vast voedsel moeten aankunnen. In de kerk worden gelovigen echter vaak kinderen gehouden. Een ‘kinderlijk geloof’ wordt opgehemeld boven zelf nadenken, vragen stellen, een eigen mening vormen.
In werkelijkheid is dit niet anders dan een systeem van controle, dat ook gebruikt wordt in gezinnen waar sprake is van misbruiksituaties. Ik had het hier laatst met iemand over, die in zo’n gezin is opgegroeid, met ouders die voortdurend over haar grenzen heen kwamen. Ze vertelde dat haar ouders haar bewust in het stadium van ‘magisch denken’ van een kind hielden. Ze maakten haar wijs dat als zij slechte of boze gedachten had, dat er dan slechte dingen zouden gebeuren. Ze vertelden haar dat ze over alle gedachten eerlijk moest zijn, omdat mensen toch wel aan haar konden zien wat ze dacht. Ze moest alle vragen beantwoorden, en mocht niet naderhand van idee veranderen. Ze voelde zich dus gedwongen ook als volwassene al haar ideeën en gedachten te openbaren en iedereen er over te laten oordelen. En ze voelde zich diep schuldig bij een slechte gedachte, omdat ze bang was dat die noodzakelijk ook waarheid zou worden. Bovendien kon ze die ideeën niet corrigeren, omdat ze niet mocht vertrouwen op gezond verstand of de wetenschap. Dat had ze dan wel op school geleerd, maar haar ouders wisten wel beter. Natuurlijk was voor mij als buitenstaander te zien hoe haar ouders deze ideeën gebruikten om haar te manipuleren. Ze had immers niet de vrijheid om zelf over haar gedachten te oordelen en te kiezen of ze ze werkelijkheid wilde maken (door ze uit te voeren of uit te spreken). Hierdoor waren haar ouders in staat om haar van alles wijs te maken - en andere mensen ook. Zoals je een kind van alles kunt wijsmaken. Een kind heeft ook nog niet geleerd dat het zijn ideeën mag toetsen en mag wijzigen, dat het zelf ‘eigenaar’ is van de eigen binnenwereld. En dat het zelf verantwoordelijk is voor hoe de binnenwereld de buitenwereld beïnvloedt. De ouders van degene met wie ik sprak, hadden haar doen geloven dat die verantwoordelijkheid bij hen lag, en niet bij haar.
Ik zag een sterke overeenkomst met hoe ik was opgevoed in de evangelische kerk. Want ik had hetzelfde ‘magische’ idee meegekregen, namelijk dat als er een bepaald verlangen of idee in mij opkwam, dat gelijkstond aan het plegen van een zonde. De gedachte had dezelfde morele lading als de daad zelf. Ik kan echter niet verantwoordelijk zijn voor de gedachten die in mijn opkomen, ik kan niet verantwoordelijk zijn voor waar ik naar verlang. En dus moest ik ook mijn innerlijke leven, mijn verbeelding, laten beoordelen door de kerk, door de leer. De mening van anderen was altijd belangrijker dan die van mij. Ik mocht niet vertrouwen op mijn eigen denken, of mijn waarnemingen. De wetenschap werd gewantrouwd, de kerk was de enige bron van zekerheid. De kerk nam dus de rol van een ouderfiguur in. Ik moest elke gedachte wegen naar de normen van de kerk, en als er een verkeerde tussen doorglipte, moest ik boete doen en om vergeving vragen alsof ik een misdrijf begaan had. Ik stopte bijvoorbeeld met het tekenen van stripverhalen samen met mijn broer, omdat er wel eens mensen in doodgingen (de hoofdpersoon was Ewout Jansen, geheim agent 008), en een verhaal schrijven waarin iemand doodging, was gelijk aan iemand vermoorden. Maar ik mocht ook geen verlangen voelen naar een vrouw! Want dat verlangen stond gelijk aan overspel! Dus bij elk glimpje verlangen dat opborrelde, ging ik doen wat de kerk mijn voorschreef: bidden, bijbel lezen, evangeliseren - alles om maar als een ‘goed christen’ te worden gezien. Door mij in het magische denken van een kind te houden, kreeg de kerk voor elkaar dat ik me voor haar inzette en haar doelen boven de mijne stelde. Net als degene met wie ik sprak over misbruik de doelen van haar ouders diende, en hun vernederende woorden en daden heel lang accepteerde, omdat ze geestelijk gezien een kind werd gehouden, en haar verantwoordelijkheid door hen was overgenomen. Het is manipulatie!
Ik ben geen kind meer. Ik doe niet meer automatisch alles wat in mij opkomt. Ik ben verantwoordelijk voor mijn daden. Ik kan ervoor kiezen anderen met respect te behandelen als waardevolle individuen. Ik kan beslissen God lief te willen hebben boven alles, en mijn naaste als mezelf. En dat betekent dat ik ook vrij ben in mijn denken. Ik hoef niet meer politieagent te zijn voor alles wat in mijn opkomt, of alles zomaar te delen. Ik mag alles denken, en vervolgens kiezen wat ik ervan wil zeggen of in praktijk brengen. Dit las ik op een forum: “There's a (very false) assumption in society that what we imagine is what we want, unconsciously or consciously. As anyone who's been through proper treatment for intrustive thoughts will tell you, a thought or an imagining does not equal a desire. The imagination is mental play for people of all ages. It allows us to have experienes we might not otherwise have "in real life," as it were. I can enjoy imagining being a double agent on a deadly mission to preserve world peace or something, whether it's all in my own head or with the aid of a piece of media. But I'll be damned if I ever do such a thing in real life, no only for the complete lack of plausibility, but because it's not something I have the least bit of interest in pursuing.” Het verhelderde een boel! Dit had ik in de kerk echter niet geleerd! De kerk was er nooit van uitgegaan dat ik voor mijn eigen handelen verantwoordelijk zou kunnen zijn. De kerk vertrouwde me niet. De kerk wilde mij een kind houden.

Let er overigens op dat er in beide gevallen, bij ouders die schuldig zijn aan misbruik, en bij een controlerende, fundamentalistische kerk, een sterk transactioneel element in de relatie zit. De relatie tussen kind en ouder is immers ongelijk. Het kind kan de ouder boos maken, en verdient dan straf. Of het kan de opgedragen karweitjes doen, en dan beloond worden. En als het niet de karweitjes doet, dan zwaait er wat. Voor het kind voelt dit als absoluut, omdat het in alles van de ouder afhankelijk is. Het kan niet op eigen benen staan. Dus moet het gehoorzamen. Het kan niet in twijfel trekken wat de ouder zegt. Een goede ouder zal dat wel toelaten en het kind eigen keuzes laten maken, maar een slechte ouder doet dat niet, omdat die zo macht over het kind behoudt (waardoor de opvoeding bijvoorbeeld makkelijker wordt). Ikzelf was bijvoorbeeld tot in mijn twintiger jaren heel bang dat een van mijn ouders boos op mij zou worden, bijvoorbeeld als ik een laag cijfer zou halen tijdens mijn studie, of als ik mijn baan zou kwijtraken. Ik ging, ook al was ik wat leeftijd betreft al lang volwassen, met hen om als was ik een klein kind en kon ik hun goedkeuring of acceptatie verdienen door aan hun verwachtingen te voldoen. En daardoor liet ik me door hen controleren en was ik niet in staat mijn eigen leven te leiden. Zoals ik me ook lange tijd door de kerk liet controleren in plaats van mijn eigen prioriteiten te stellen.
De laatste tijd is mijn relatie met mijn ouders echter enorm verbeterd. Ik heb namelijk besloten dat ik van mijn kant als volwassene met ze wil omgaan. Dat wil zeggen dat ik mezelf zie als verantwoordelijk voor mijn eigen leven, voor mijn eigen keuzes. Ik hoef geen verantwoording meer aan ze af te leggen, ook niet voor mijn overtuigingen of plannen. Ik heb er lang genoeg over nagedacht, en ben niet kinderlijk impulsief. Ik vertrouw mezelf. En ik verwacht van hen niet meer dat ze mij moeten goedkeuren, of dat ze het eens moeten zijn met alles wat ik doe of denk. Zij zijn ook volwassen, hebben hun eigen overtuigingen en voorkeuren, en die wil ik respecteren. Mijn ouders mogen zichzelf zijn. Maar ik zal ook mezelf blijven. Als volwassenen van beide kanten kunnen we elkaar in de ogen kijken, en met elkaar praten en van elkaar leren. En soms botsen we, en zijn we het niet met elkaar eens, maar dat kan als volwassenen!
Van mijn kant ben ik minder transactioneel geworden, maar meer sacramenteel. Ik wil mijn liefde voor mijn ouders laten zien, niet om door hun bevestigd te worden, maar omdat ik van ze houd. En dus spreken we soms iets af, gaan we bijvoorbeeld naar de stad of het museum. Maar als dat een paar maanden niet gebeurt, voel ik me ook niet schuldig. Van mijn kant uit probeer ik hun liefde ook te zien in wat ze doen en zeggen, en het niet op te vatten als een transactie, waarbij ze in ruil voor hun acceptatie van mij een ‘braaf’ gedrag verwachten. Het is voor mij een bevredigende ontwikkeling. Ik zie bijvoorbeeld steeds meer eigenschappen in mijn ouders die ik van mezelf herken, en kan ze steeds meer als mens waarderen. Maar ook mijn ouders zij er volgens mij blij mee, want ze zijn net als ik veel meer ontspannen als we bij elkaar zijn, durven vrijer te lachen, en durven ook vaker contact op te nemen. Ja, ze genieten ervan om met een volwassen zoon om te gaan.

Deze ervaring heeft me ervan overtuigd dat God ook belang hecht aan een volwassen relatie met ons. Ja, we blijven zijn kinderen (ik blijf ook kind van mijn ouders), maar dat wil niet zeggen dat we kinderlijk blijven. Jezus noemt ons niet langer zijn slaven, maar zijn vrienden. En in Galaten zegt de wet toezicht op ons hield, als op minderjarige kinderen, “maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht” (Galaten 3:25). In het Oude Testament gaat God met zijn mensen niet om als met kinderen, maar als met vrienden. Hij discussieert met Abraham, met Mozes, met Job. Hij blijft in die gesprekken zichzelf, maar hij laat hen ook zichzelf blijven. Hij accepteert het als ze weerwoord geven, maar laat ook zijn eigen glorie zien als ze hem in twijfel trekken. De vonken vliegen er soms van af! Maar, zoals God tegen Mozes zegt in de bioscoopfilm van laatst: “And still, here we are, talking …
In de Joodse geloofsbeleving is het veel gebruikelijker om met God te discussieren. Er zijn zelfs gevallen bekend van een rechtszaak tegen God, zelfs na de holocaust, waarbij de deelnemers besloten dat God wel wat uit te leggen had. En waarna ze daarna gewoon gingen bidden. Op deze manier met God omgaan is alleen mogelijk op basis van wederzijds respect, en dat is sacramenteel, niet transactioneel. Door zijn onvoorwaardelijke liefde creëert God een speelveld waarin wij daadwerkelijk vrij zijn. Waarin we mogen experimenteren, fouten maken, en van onze fouten leren. Waarbij we onze grenzen mogen ontdekken, en ontdekken wat onze verlangens zijn. Waarbij we mogen opgroeien. Want dat is nodig om volwassen te worden. Zoals goede ouders hun kinderen als tieners liefdevol de vrijheid geven een eigen identiteit te ontwikkelen, door ze duidelijk te maken dat hun liefde niet voorwaardelijk is, zo doet God het met ons ook. Hij is als de vader in de gelijkenis, die de armen opent om ons thuis te verwelkomen, wat we ook hebben gedaan. Hij respecteert altijd onze keuzes.
Wat is de rol van de kerk hier dan in? De kerk is, als het goed is, de plek waar we herinnerd worden aan die onvoorwaardelijke liefde van God, die ons in onze identiteit kan brengen. De kerk stelt, als het goed is, geen voorwaarden en houdt ons niet kinderlijk, maar biedt ons de tekenen aan van Gods liefde aan. In het woord, in brood en in wijn. Dat zijn de zichtbare tekenen van de onzichtbare waarheid, die altijd waar is, ongeacht wat zichtbaar is, namelijk dat God van ons houdt, en ons uit de dood weer levend maakt. Het enige dat van ons gevraagd wordt, is onze handen op te houden en het te ontvangen. Om ‘Amen’ te zeggen als de bedienaar van het sacrament zegt: ‘Dit is het lichaam van Christus’, of ‘Dit is het bloed van Christus’. Niet ‘Dank je wel’ - dat zou weer een transactie suggereren, en dat is hier niet aan de orde. We zeggen: ‘Zo is het’, want zo is het. God houdt van ons, of we nu dankbaar zijn of niet. En dan mogen we in de zekerheid van die liefde de kerk weer uitgaan en gaan leven.
Als Gods volwassen kinderen. 

zondag 21 juni 2015

Het spel verlaten (4): Letterlijk is niet waar

Een van mijn broers was de laatste tijd erg gegrepen door het boek van Eugene Peterson over Openbaring: Laatste Woorden. Waar hij het laatste bijbelboek lang had gezien als verontrustend en angstaanjagend, begon hij er nu de boodschap van hoop in te zien, die de symboliek volgens Peterson in zich draagt. Volgens Peterson gebruikt Johannes namelijk beelden uit het Oude Testament om de overwinning van God over de wereldmachten en zijn reddende handelen voor de gelovigen uit te beelden. Mijn broer raakte er niet over uit gepraat, en wilde er ook bij hem in de kerk aandacht aan besteden. Natuurlijk moest eerst een van de broeders er met hem over praten, de ‘expert op het gebied van Openbaring in de gemeente’. Die wilde echter niet luisteren. Openbaring moest volgens hem worden uitgelegd als voorspelling van de toekomst, als ‘spoorboekje’ van de sociale, politieke en ecologische gebeurtenissen in de komende jaren. Waarom? Omdat het genre van het boek dat noodzakelijk maakt? Nee, want Openbaring is apocalyptische literatuur, een genre dat werd gebruikt om in symboliek de huidige situatie van een onderdrukt volk te duiden. Omdat deze uitleg mensen dichter bij God brengt en hun geloof ondersteunt? Nee, want bij mijn broer, bij mij en bij vele anderen leidt deze uitleg alleen tot veel gepuzzel en intellectuele discussies (op zijn best) en tot bezorgdheid en angst (veel vaker). De uitleg was zo letterlijk omdat er in Openbaring ergens letterlijk staat dat het gaat om profetie - en dus moet het hele boek in de eerste plaats als toekomstvoorspelling worden uitgelegd.
Toen mijn broer dit vertelde, kon ik het niet nalaten een diepe zucht te slaken. Had deze broeder niet geleerd hoe hij een verhaal moest lezen? Als hij de Donald Duck doorbladerde, geloofde hij dan ook dat er ergens een echte pratende eend moest zijn? Maar (huiver) dit is niet eens zo vergezocht. Want toen de christelijke roman The Shack (De uitnodiging) verscheen, waarin een man die met verdriet worstelt de drie personen van de drie-eenheid ontmoet, waren er mensen die in de bergen van Oregon naar de bewuste schuur gingen zoeken. En op internetfora zeide ze dat ze de boodschap van The Shack  niet konden aanemen als het verhaal niet echt gebeurd was, als de hoofdpersoon niet werkelijk God de vader ontmoet had. Het was voor hen kennelijk niet mogelijk te accepteren dat de schrijver wel degelijk dingen had geleerd in zijn wandel met god en die nu in de vorm van een verhaal had opgeschreven. Net zo zijn er christenen die de Harry Potter-boeken letterlijk lezen en geloven dat kinderen heksen of tovenaars zullen worden als ze de boeken en films tot zich nemen. En jaren daarvoor verschenen er zelfs in gerenommeerde bladen als de Visie (van de EO) artikelen als zou The Lion King van Disney gevaarlijk zijn omdat er New Age-gedachten in zouden schuilen.

Het lijkt erop alsof deze christenen niet in staat zijn om een verhaal te lezen als een verhaal, en niet kunnen accepteren dat de boodschap van een verhaal, wat een verhaal met iemand doet, niet via een letterlijke lezing gegrepen kan worden, maar zich op een ander niveau afspeelt. Kinderen willen helemaal geen tovenaars worden, ze willen moedig en heldhaftig zijn als Harry, of goede vrienden als Ron, of leergierig als Hermione. Ze lezen de boeken niet als een handboek ‘hoe wordt ik heks’. Zelfs mensen die zich bezighouden met Wicca geven aan dat de Harry Potter-serie niks met hekserij van doen heeft. Maar toch houden deze christenen angstvallig aan hun letterlijke interpretatie vast. Ze zijn bang iets kwijt te raken als ze bijvoorbeeld Genesis of Openbaring niet langer als letterlijke geschiedschrijving of toekomstvoorspelling lezen. En dat terwijl deze teksten als geschiedschrijving of toekomstvoorspelling niet eens mensen spiritueel veranderen of dichter bij God brengen. Het gaat om feiten waaraan moet worden vastgehouden. En ik bedacht me dat hier een connectie lag met de transactionele manier van in het leven staan.
Ten eerste denken deze mensen namelijk zwart/wit, alles-of-niets, letterlijk, omdat het daarmee makkelijker is de precieze voorwaarden te kennen waar we aan moeten voldoen om Gods goedkeuring te winnen. Zo lang mag iemands haar zijn, en zo veel zou iemand in de collecte moeten doen. En bovendien zijn zo de eisen waar ze de moraal en gerechtigheid van andere mensen mee kunnen afmeten lekker duidelijk. Geen ambivalentie: iemand die van mensen van hetzelfde geslacht houdt is een Sodomiet, iemand die graag boeken leest vlucht uit de realiteit. Maar bovendien verwachten ze iets terug voor de letterlijkheid en het zwart/wit-denken zelf. Het is voor hen een prestatie (daarom dat mensen die de bijbel niet langer letterlijk lezen als ‘minder goede christenen’ worden gezien, of als zwakker in het geloof) die hen Gods waardering moet opleveren. Ze zien zichzelf als beter of moreel zuiverder omdat ze nog wel kunnen geloven dat de Aarde in zes dagen geschapen is. En argumenten daartegen raken hen daarom niet alleen in hun denkbeelden, maar in hun identiteit, hun idee van iemand die genoeg doet of gelooft om Gods liefde waard te zijn.
Maar in werkelijkheid verarmt deze manier van denken ze enorm. En niet alleen omdat ze zichzelf afsnijden van een groot deel van de menselijke cultuur. Ook hun spirituele leven raakt verarmd. De inhoud ervan verdwijnt namelijk. Het wordt gereduceerd tot woorden, het zwart en wit van letters op papier. Woorden die alleen belangrijk zijn in hun letterlijkheid, maar niet om hun betekenis, niet om waar ze naar verwijzen. Sterker nog: waar woorden naar verwijzen telt helemaal niet meer. Ik heb vaak genoeg mensen horen zeggen: ‘Ja, er staat dat God liefde is. Maar Gods liefde is heel anders dan menselijke liefde. God kan liefde zijn en tegelijk mensen in de hel martelen.’ Het woord liefde heeft geen inhoud meer. En dus gaan deze mensen van alles alleen de oppervlakte zien. Van God (alleen als rechter), en andere mensen (die ze oordelen) en zichzelf (als zondaars of heiligen).
Echte heiligheid, goedheid en liefde, van schoonheid, rechtvaardigheid en verlangen kennen ze niet meer van binnenuit, en kunnen ze dus ook niet meer uitleven. Lees bijvoorbeeld wat katholieke blogger Steven Greydanus schrijft over het belang van kerkinrichting: “A spartan, IKEA-style worship space conveys no sense of history or tradition, of grandeur, drama or passion. It is practical, deracinated, bloodless, antiseptic. There is nothing to electrify the imagination, nothing to stir or unsettle the emotions. If you painted it white, it would look like the Church of Apple.” In de kerk waarin ik opgroeide, werd ook gezegd dat hoe de kerk er uitzag er niet toe deed. Kale kerkbanken, TL-verlichting. Het deed er niet toe. We hingen geen kruis in de kerk en geen afbeeldingen van Jezus. We zongen zelfs niet met muziekinstrumenten, want dat leidde alleen maar af. Maar ook het uitsluiten van schoonheid verandert het hart van mensen. “What about those raised in spartan IKEA-style churches, with blandly soothing music and genially anemic homilies? Will they produce artists inspired to create great art? More importantly, will their people be inspired to lead heroic, virtuous lives? And, if so, will it be because of those IKEA-style spartan spaces, or in spite of them?”

Ikzelf ben steeds meer geneigd te zeggen dat de vraag of iets ‘letterlijk’ waar is er helemaal niet toe doet. Niet dat het niet belangrijk is of Jezus uit de dood is opgestaan. Dat geloof ik zeker en vormt de kern van mijn geloof. Maar ik was er niet bij, en het is in de tijd ongelofelijk ver van mij verwijderd. Ik kan het op geen enkele manier bewijzen. Ik moet om het aan te nemen een geloofssprong maken. En dat doe ik omdat het verhaal op een andere manier voor mij belangrijk is dan vanwege haar letterlijkheid. Voor mij bevestigt het verhaal van Jezus’ opstanding dat het leven van de individuele mens, in deze wereld, in zichzelf waardevol en betekenisvol is. Zozeer dat God datgene wat dood is uit de dood opwekt. Dat geldt voor mij en voor de hele wereld als zodanig. En Jezus was van die opwekking de eerste vrucht, de voorbode. Dit is de kern van mijn overtuiging en daarom geloof ik in de opstanding van Jezus. Maar mijn geloof is dus niet gebaseerd op de letterlijkheid van het verhaal. Of een verhaal waar gebeurd is, is ook niet waar een verhaal om gaat. C.S. Lewis zegt in ‘God in the dock’ dat de lezer door verhalen in staat is “iets als werkelijkheid te ervaren wat anders slechts als een abstractie kan worden begrepen.” Dit gold ook voor het evangelie, zegt hij in The Pilgrims Regress: “Het moet worden begrepen door de verbeelding, niet door het intellect.”  Alistair MacGrath onderstreept: “The fundamental appeal of the Christian faith is imaginative, and is grasped through an apprehension of the panorama of reality that it offers.”
Het goede nieuws gaat over echte zaken, als waarheid (niet feitelijkheid, maar werkelijkheid), schoonheid, liefde - wat ons mensen maakt - en die zijn niet via het intellect of de rede te benaderen. Het feit dat The Lord of the Rings niet echt gebeurd is, maakt dus het diepe verlangen dat bij mij wordt opgewekt als ik het kijk, niet minder waardevol. De rilling die mij over de rug loopt als Gandalf in de films de elfenlanden beschrijft -“The grey rain curtain of this world rolls back and all turns to silver glass. And then you see it. White shores, and beyond, a far green country under a swift sunrise” - is niet betekenisloos. De diepe ontroering die ik voel bij sommige muziek, de hoop op herstel en genezing bij het kijken van een Pixar-film, het zijn allemaal echte zaken, echt belangrijk. Sterker nog, ook al is de aanleiding van deze verlangens een verhaal waarvan ik weet dat het niet echt gebeurd is, ze maken wel dat ik nog steeds in God geloof. Als ik in mijn hart gegrepen word door schoonheid en betekenis, voel ik dat namelijk als een diepe aanraking, en ik weet op de een of andere manier zeker dat schoonheid, waarheid, en liefde echt moeten zijn. Dat ze de basis moeten vormen van de werkelijkheid. Dat de betekenis van mijn leven hierin te vinden is. En dat er dus ook een betekenisgever moet zijn: God, de bron van alle waarheid, schoonheid en intimiteit. En op dezelfde plek in mijn hart ervaar ik soms iets van Gods aanwezigheid. Niet vaak, maar soms voel ik hem. En soms hoor ik hem zelfs. En dan vertelt hij dat hij van me houdt, en dat ik niets kan doen waardoor ik die liefde zou kunnen kwijtraken. Hij zegt me dat ik door hem wordt gedragen en dat zijn liefde werkelijk onvoorwaardelijk is. Dit is hoe God zich aan mij openbaart. En dat is voor mij de toetssteen.
Ik herken deze stem namelijk in wat andere mystieke schrijvers zeggen. In de woorden van Julian of Norwich bijvoorbeeld: “All shall be well, and all shall be well and all manner of thing shall be well” en “God loved us before he made us; and his love has never diminished and never shall.” Niet alleen in het christelijke geloof, maar ook daarbuiten, komt de mystiek uit op deze laag: een werkelijkheid die er al is, en die op geen enkele manier van ons afhankelijk is. Een werkelijkheid die hooguit nog niet op alle momenten zichtbaar is. Kortom, een sacramentele werkelijkheid.

Ik vond ook hiervan een illustratie in Tron Legacy! De jonge vrouw Quorra leeft in de computerwereld. Ze is een van de ISO’s. Kevin Flynn heeft haar verteld over de echte wereld, waar hij vandaan komt, en daar is ze naar gaan verlangen. Ze verlangt bijvoorbeeld naar het zien van de zonsopgang. In de wereld in de computer is namelijk geen zon. De hemel is altijd donker en het kleurenpalet is ook vrij eentonig. Ze vraagt Sam om een zonsopgang te beschrijven. Hij kan het niet, want ze kan zich geen voorstelling maken bij de woorden die hij gebruikt. In de verte schijnt een licht door de wolken. “Zo heb ik me altijd een zonsopgang voorgesteld”, zegt Quorra. In dat licht (dat wordt voortgebracht door de poort tussen de computerwereld en onze wereld, dat dus als sacrament fungeert) ziet Sam ook iets terug van de zon, maar tegelijk is het veel minder kleurrijk en statischer dan de zonsopgang, die hij alleen kan omschrijven als “warm, radiant and beautiful.” Als Quorra zou gaan denken dat het licht in de wolken een ‘letterlijk’ beeld is van de zonsopgang, zou ze er een veel te klein beeld van hebben, en de zonsopgang te kort doen. Ze zou wellicht ophouden met zoeken. Maar het verlangen dat het licht in de wolken in haar oproept, naar iets dat groter en echter is, is wel echt. Het doet haar zoeken naar datgene dat het verlangen in haar hart kan vullen: de echte zonsopgang. Die niet letterlijk beschreven kan worden, alleen maar kan worden ervaren. 
De belangrijkste plek waar de werkelijkheid van onder alle dingen zichtbaar wordt is Jezus ('de uitstraling van Gods heerlijkheid', volgens Hebreeen). Een andere is de bijbel (als sacrament een poort tussen werelden?). Maar we kunnen de werkelijkheid niet zien als we de bijbel lezen als een spoorboekje, of als een wetenschappelijke verhandeling. Niet als we erover discussiëren op zoek naar de ‘juiste interpretatie’. Dan zijn we namelijk transactioneel bezig, dan maken we er een prestatie van. We moeten geen moment de vergissing begaan om te denken dat de bijbel de waarheid zelf is. De waarheid zelf is dieper dan de werkelijkheid, te groot om in woorden gevangen te worden. Maar de bijbel kan er iets van zichtbaar maken. Als we de bijbel zichzelf laten zijn en oog hebben voor het verhaal dat erin wordt verteld, kan hij ons op dezelfde plek en in dezelfde verlangens raken als The Lord of the Rings. Dan kunnen we God ontmoeten. Het enige wat we hoeven doen, is wat we doen als we een film kijken, of een boek lezen, of muziek luisteren. Wat we doen als we naar een vriend luisteren, of naar God. We stellen ons ervoor open. En laten we hier geen geestelijke prestatie van maken, of vergelijken hoe vaak we de bijbel van kaft tot kaft hebben doorgelezen. De werkelijkheid waar de bijbel een sacrament van is, wordt niet veranderd en blijft altijd bestaan, of we de bijbel nu lezen of niet. We zijn geliefd en ongelofelijk waardevol. Of we de bijbel wel of niet letterlijk nemen, verandert daar geen zier aan.

Wordt vervolgd …

zaterdag 20 juni 2015

Het spel verlaten (3): Het grootste privilege

Mijn vrouw heeft een heel andere opvoeding gehad dan ik. Zo is ze niet in een evangelische kerk opgegroeid. Dat zorgde ervoor dat ze sommige kanten van mij niet goed begreep. Want zij ziet mij als een sympathieke, leuke man, die enorm veel voor haar over heeft, altijd een luisterend oor heeft, goede ideeën heeft, heel creatief is, veel weet over diverse onderwerpen, gepassioneerd is op heel veel terreinen, anderen in hun waarde laat en die werkelijk goed is. Terwijl ik voortdurend worstel met het gevoel dat ik tekortschiet, dat ik te weinig doe voor God, dat ik zondig of pervers ben. Ik leg mezelf en alles wat ik doe of denk op een weegschaaltje, en ben steeds bezorgd dat het misschien niet goed zou zijn. Een grote bron van stress in mijn leven, en voor haar onbegrijpelijk. Tot ze deze blog van Samantha Field las over de kenmerken van een fundamentalistische kerk: “Fundamentalists rely almost exclusively on shame as their motivation for ethics and morality. In Christian fundamentalist theology, humans are incapable of truly responding to positive motivators like trust or love. According to them, each of us is a lowly worm that must be brutalized into compliance. This springs from the belief that we’re basically all a hair’s breadth away from being a child molester.”

“Zo gaat het bij jou ook”, zei ze. “Je denkt dat je maar een verkeerde keuze hoeft te maken, en je trekt al plunderend en verkrachtend door Delft, of zinkt weg in een poel van verderf en verslaving.” Zij maakt zich hier helemaal geen zorgen om, want volgens haar ben ik gewoon niet zo. Net zo lachten studievrienden om me toen ik zei dat ik misschien geen playstation moest kopen, omdat ik er wel eens verslaafd aan kon raken. Zij kenden me beter dan ik mezelf kende. Het punt is: ik mag niet over mezelf denken dat ik een goed mens ben. Ik moet mezelf zien als iemand die ten allen tijde onrein is, in wie niets goeds schuilt. Mijn hart is arglistig, is wat ik heb meegekregen. Als een kind een koekje steelt, laat hij daarmee al zien de straf van God te verdienen (eeuwige pijniging), want God is heilig, en kan zelfs het kleinste onrecht niet verdragen. Dus inderdaad: of ik nu een enkele zonde doe of volledig pervers ben, het maakt niet uit: ik ben het oordeel waard. Ik liep laatst naar het station in Delft en kwam voorbij een straatevangelist. Bij hem stond een auto, met posters en stickers, die uitdroegen dat ik voor Jezus moest kiezen. Er stond ook een lijst bij voor wie die boodschap bestemd was: ‘Moordenaars, overspeligen, dieven, …’ Ik heb de lijst niet eens helemaal gelezen. De boodschap was duidelijk. Ik kon wel van mezelf denken dat ik een goed iemand ben, voor God hoor ik thuis in deze categorie van verderfelijke mensen. En alles wat ik doe, evenzo. Wat ik zelf wil, de verlangens die uit mezelf opkomen, zijn ‘het vlees’. Ik moet eraan sterven, en alleen doen wat God wil dat ik doe, zogenoemde geestelijke activiteiten. Bijvoorbeeld liefde kon niet uit mezelf opkomen, dat moest God geven. Dus geloofde ik echt dat mensen buiten de kerk, bijvoorbeeld mijn studievrienden, elkaar niet echt konden liefhebben. Dat ze om volledig zelfzuchtige redenen bij elkaar bleven en elkaar trouw waren. Want alleen christenen konden echt liefhebben …
Net zo voor mijn talenten, mijn passies, waar ik goed in ben en wat ik graag doe. Dat zijn ‘natuurlijke gaven’, en dus in de kerk en voor God waardeloos. In het oordeel zullen ze door het vuur vergaan. Alleen de ‘geestelijke gaven’, die de Heilige Geest op bovennatuurlijke wijze schenkt, hebben voor God waarde. Ik moest als de dood zijn voor trots, want dat was de oorspronkelijke zonde. Als ik iets heel leuk vond, of blij was dat ik iets gepresteerd had, zou het dus tussen mezelf en God in komen te staan. Zo stopte artiest Keith Green met piano spelen, omdat hij het idee had dat hij het te graag deed! En dat was voor ons een voorbeeld van radicaliteit. Dus hield ik op een gegeven moment op met schrijven. En met het lezen van spannende boeken. Ik moest immers mezelf steeds afvragen of ik het boek ook zou lezen als Jezus over mijn schouder zou meekijken. Wat als Jezus op dit moment zou terugkomen? Wat zou hij dan van je denken als hij je zo aantreft? Koppel daaraan mijn Godsbeeld van een overgevoelige, in boosheid exploderende God, en het is duidelijk waar mijn worsteling vandaan komt.
De kerk heeft me niet geleerd dat ik met vertrouwen in het leven kan staan. Ik zou wellicht nooit hebben geblaakt van zelfvertrouwen, want mezelf bevragen hoort een beetje bij mijn persoonlijkheid, maar ik zou wel mezelf meer kunnen hebben geaccepteerd. Mijn fouten hebben kunnen relativeren en kunnen glimlachen om mijn onzekerheden. Ik zou met moed en zonder mezelf bij voorbaat te verbergen met andere mensen hebben kunnen omgaan. Ik zou me niet hebben geschaamd voor mijn passie en mijn schrijven met meer mensen hebben gedeeld. Maar dat kon niet, want de kerk leerde dat ik aan mezelf moest twijfelen. Ik sprak hier laatst over met vrienden en die zeiden dat dit niet alleen mijn ervaring was. Ook zij hadden dit meegekregen: de kerk had hen niet bevestigd in hun waarde als mens en als individu, maar ze geleerd zichzelf en hun eigen behoeften als waardeloos en zinloos te zien. En ook zij ervoeren daarvan nog steeds de gevolgen. Het was ook een van de redenen dat ze de evangelische kerk hadden verlaten, aangezien die hetzelfde wantrouwen vaak overdraagt.
De boodschap van de kerk voegde zich in mijn geval bij andere ervaringen in mijn vroege jeugd. Met name een boze ouderfiguur, die kon exploderen bij kleine vergissingen of momenten van falen, en waar ik heel angstig van werd. Iemand die zich bovendien niet met mij wilde associëren omdat ik uit mijn onzekerheid anderen niet durfde aankijken. Dat brak mijn gevoel van eigenwaarde behoorlijk af. Net als het pesten op de middelbare school en op christelijke zomerkampen. Dat de jongens boos waren als ik in hun team was met volleybal, omdat ze dan zouden verliezen, was nog het minste. Het achternazitten, de namen, me tegen de muur duwen en onder de tafels, dat was pijnlijk. Ik was anders en dus was ik geen respect waard.

Dit alles is natuurlijk niet bevorderlijk om als mens en individu tot bloei te komen. We hebben tegenwoordig in onze maatschappij veel oog voor het privilege van bepaalde groepen in onze maatschappij. Zo hebben nog steeds mannen voordelen boven vrouwen - gemiddeld schijnen vrouwen bijvoorbeeld minder te verdienen voor hetzelfde werk, en we zijn ook bereid minder te betalen voor wat we ‘vrouwenberoepen’ noemen (zorg en onderwijs: terwijl die heel belangrijk zijn!). Wie als man geboren wordt, heeft dus een privilege. Ik denk dat het belangrijk is ons hiervan bewust te zijn, zodat we de kloof kunnen proberen te dichten. Denk ook aan het privilege van autochtone, blanke Nederlanders. Puur het hebben van een bepaalde huidskleur kan je een groot voordeel geven in het leven, dat je vaak niet eens merkt, omdat alles vanzelf gaat. Terwijl iemand met een donkere huidskleur in dezelfde levensfasen tegen vooroordelen aanloopt, niet makkelijk vertrouwd wordt, en niet dezelfde kansen krijgt. Ook hiervan wil ik me als blanke man bewust zijn en zien dat het voor sommigen niet eerlijk is, zodat ik niet zelf eraan bijdraag. Maar toen ik het hierover had met mijn vrouw, kwamen we tot de conclusie dat het grootste privilege toebehoort aan mensen die als kind in een liefdevol gezin zijn opgegroeid. Al zijn ze vrouw, homo of allochtoon: als ze thuis hebben meegekregen dat ze inherent betekenisvol en liefde waard zijn, dat hun keuzes respect verdienen, en dat ze in staat zijn tegenslag te overwinnen om een goed leven te leiden, kunnen ze de nadelen die ze vanuit hun geslacht, geaardheid of afkomst ondervinden overwinnen. Ze kunnen het beste maken van hun situatie, en laten zich door tegenwind niet ervan weerhouden te genieten en lief te hebben. Maar ook al ben je man, hetero en blank, als je door kritische, boze ouders bent opgevoed, bent gepest, of in de kerk te horen hebt gekregen dat je niets waard bent, dan kun je nog zoveel onzichtbare voordelen hebben, je zult toch vaak falen, je zult struikelen. Je loopt de race met een verzwikte enkel, kritiek komt diep in je ziel binnen, je ziet de kansen niet die voor je liggen, je durft geen risico’s te nemen, je wordt boos en vervreemdt anderen van je en je ontwikkelt gezondheidsklachten.
Maar onze maatschappij heeft nauwelijks oog voor dit privilege. Want (net als bij de andere privileges - mannen, hetero’s en blanken willen vaak niet toegeven dat hun leven makkelijker loopt omdat ze man, hetero en blank zijn) willen we geloven dat ons succes het gevolg is van onze eigen inspanning. We willen geloven dat we het alleen aan ons eigen harde werken, onze eigen wilskracht te danken hebben dat we een leuke baan, lieve kinderen en een slank lichaam hebben. En wie dat niet heeft, heeft het aan zichzelf en zijn gebrek aan wilskracht te wijten. Het is waarom discriminatie van dikke mensen nog steeds niet taboe is.
Laatst was in het nieuws dat een derde van alle artsen in staat wil zijn medische hulp te weigeren aan mensen met een ongezonde levensstijl. Wie rookt, te zwaar is of geen conditie heeft, had maar harder moeten werken. Nu mag hij in elk geval voortaan niet meer genieten van het leven, en zich geen verzetje meer gunnen. Alsof er geen onderliggende redenen zijn waarom mensen naar een sigaret of naar eten grijpen, alsof stress in zichzelf niet dik maakt en depressie de zin in sport niet onderuit haalt. Alsof het niet moeilijk is gezond te eten als je weinig geld hebt, omdat ongezond eten nu eenmaal goedkoop en makkelijk is. Nee, maar de gezonde, gelukkige mensen moeten vooral niet het idee krijgen dat het slechts ‘geluk’ is dat ze zo zijn, dat als ze in een ander gezin waren opgegroeid ze net zo ongezond of onsuccesvol zouden zijn, dat ze er geen recht op zouden hebben. De waarheid is dat ze tot een geprivilegieerde groep behoren, namelijk van de mensen die met liefde en geloof in zichzelf zijn opgevoed. Niet iedereen deelt dat privilege.

In Tron Legacy wordt Sam opgezocht door een oude vriend van zijn vader, Alan Bradley. Sam heeft veel geld, omdat zijn vader eigenaar was van een groot bedrijf en hij nu de aandelen heeft. Maar Alan merkt op dat hij woont in een omgebouwde scheepscontainer. Hij is niet getrouwd, heeft geen vriendin, maar alleen een hond. Hij heeft zijn opleiding niet afgemaakt. Hij doet eens per jaar een inbraak in ‘zijn’ bedrijf en haalt stunts uit om het management te pesten, maar bemoeit zich verder niet met de koers ervan. Hij zoekt de kick van de adrenaline, maar negeert het feit dat hij onder de blauwe plekken zit. En hij heeft geen plannen voor de toekomst. Sam suggereert dat Alan beter maar weer kan gaan, en ze elkaar voor de vorm over een paar jaar wel weer een keer kunnen ontmoeten.
Maar Alan heeft een troef achter de hand. Een boodschap die van Sams vader zou kunnen zijn. En dat zet het verhaal in gang. Sam komt terecht bij zijn vader, die hij al twintig jaar niet heeft gezien. Maar eerst lijkt Kevin Flynn hem te negeren (in de snelle computerwereld is voor Kevin Flynn nog veel meer tijd voorbijgegaan, is de suggestie), en voor Sam is dat een zware klap. Vooral als ook zijn vader teleurgesteld lijkt in hem en in wat hij van zijn leven gemaakt heeft. Dus probeert hij zich alsnog aan zijn vader te bewijzen. Dat loopt echter verkeerd, hij doet namelijk precies wat vijand Clu verwachtte dat hij zou doen, en brengt alles in gevaar. Maar Kevin Flynn komt en redt hem. “Waarom?”, wil Sam weten. “Terwijl ik alles in gevaar bracht?” Kevin legt een hand op Sams schouder: “You are my son.” En daarmee is alles gezegd. En daarmee weet Sam ook dat hoe zijn leven ook gelopen is, welke kansen hij ook heeft laten schieten, welke vergissingen hij ook heeft gemaakt, hij nooit de liefde van zijn vader kan verspelen. Zijn vader houdt van hem. En is bereid dat te laten zien, ook al kost het hem veel. Het kan niet verklaard worden door Sams gedrag, en Sam hoeft er niks voor terug te doen. Want hij is Kevins zoon.
Aan het einde van de film (dit zal voor niemand een ‘spoiler’ zijn, denk ik), is er in Sam wat veranderd. Ook al ziet hij zijn vader niet meer, hij weet nu van zichzelf dat hij liefde waard is en betekenis vol is voor zijn vader, en hij is zichzelf nu ook gaan zien. Hij wil meer verantwoordelijkheid nemen, zijn positie in het familiebedrijf gaan innemen, en relaties aangaan met andere mensen. Een hele verandering! En dat alleen omdat zijn vader hem liet weten van hem te houden. Zelfs al zou hij falen, of weer terugvallen, hij weet dat hij die liefde nooit kan verspelen. En dus durft hij te leven.

Ik zie hierin een reflectie van het goede nieuws. Kwam Jezus niet juist naar de minder-geprivilegieerden van de Aarde, de herders (uitgestotenen), de buitenlanders (tovenaars), de hoeren, tollenaars, melaatsen, kinderen, de overspelige vrouw en de blinde aan de kant van de weg, om ze te zeggen dat het koninkrijk was gekomen, ook voor hen? Dat God in hen welbehagen had? Dat de ‘armen van Geest’ nu gelukzalig waren? Dat de laatsten de eersten zouden zijn? Dat God van hen houdt, zonder enige voorwaarde, en hen uit de dood (hun leven was vaak al een levende dood) zou laten opstaan, zonder dat het hen iets zou kosten? Was dat niet waarom Jezus zich aan het kruis liet oprichten, om allen tot zich te trekken? Onze opmerkingen als ‘God houdt van je, maar hij houdt te veel van je om je zo te laten’, en ‘God houdt van je en hij heeft een plan met je leven’ zijn opmerkingen voor geprivilegieerden. Waarom kan de boodschap niet gewoon zijn: ‘God houdt van je.’ Daaruit komt immers alles voort! Dat doet ons rechtop lopen en geeft ons de moed het leven in de ogen te kijken. Dat wordt de bron van levend water die in ons binnenste opborrelt. Dat is wat uiteindelijk ook in onze handel en wandel zichtbaar zal gaan worden. En elke preek die ermee in strijd is, elke tweet die ons de boodschap geeft dat we niet goed genoeg zijn, of meer moeten presteren, moeten we als gif verwerpen. “Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel - vervloekt is hij!” (Galaten 1:8).

Wordt vervolgd …

vrijdag 19 juni 2015

Het spel verlaten (2): de chaos van de liefde

Bij het herzien van mijn mening over de film Tron Legacy, bedacht ik me dat het onderscheid tussen een transactioneel wereldbeeld en een sacramenteel wereldbeeld voor een goed interpretatiekader kon zorgen. Ik heb hier vaker over geschreven, zelfs in het verband van me niet meer met het christelijke systeem te willen associëren. Aan het begin van de film gelooft Flynn nog in het transactionele wereldbeeld. Hij gaat ervan uit dat hij door wat hij doet (zijn inspanningen) iets fundamenteels kan veranderen in de werkelijkheid, waardoor die perfectie gaat vertonen. Dit is de houding die uiteindelijk wordt belichaamd in Clu. Die manier van denken zit er bij ons diep ingebakken. Onze hele economie is erop gebaseerd, onze hele maatschappij rust op het idee dat we alles kunnen kopen. Gezondheid, geluk, succes, heiligheid en spiritualiteit. Als we maar genoeg betalen in geld, tijd, zelfkastijding of geloof, hebben we hier recht op. En wie deze dingen niet bezit, heeft dat aan zichzelf te wijten. Die heeft niet genoeg betaald. En mag daarom als minderwaardig worden behandeld (kijk maar hoe over mensen met overgewicht wordt gesproken, als hadden ze minder wilskracht en waren ze daarom moreel minder hoogstaand). Veel systemen vertonen uit hun natuur dit principe, aangezien ze een ‘bounded set’ vormen (zie mijn eerdere essay waar ik naar linkte). Ik geloof bovendien dat dit een kenmerk is van menselijke systemen, omdat het een menselijke constructie is, die wij op onze wereld projecteren.
Want de werkelijkheid is volgens mij niet transactioneel, maar sacramenteel. De perfectie waar Flynn naar streefde, was er al! Hij hoefde niet gekocht of gemaakt te worden. Hij hoefde alleen maar zichtbaar te worden. Net zo is betekenis niet iets dat wij kunnen genereren (niet de betekenis van anderen en niet die van ons eigen leven). We hebben allemaal al een ongedeelde betekenis, alleen al omdat we bestaan. Gods liefde hoeven we niet te verdienen, en onze acceptatie door hem niet terug te betalen, want de liefde van God is al realiteit, onafhankelijk van ons. We hoeven alleen maar onze ogen te openen, om te zien hoe die liefde in de werkelijkheid om ons heen zichtbaar wordt. Leven kan niet door mensen worden gemaakt, het kan niet worden gesynthetiseerd. Het is er of het is er niet. En het schiet vanzelf op, zelfs uit de dorre bodem van de woestijn, als de juiste omstandigheden er zijn. Als de natuur zijn gang gaat, en de regen valt, verandert de zandvlakte in een bloemenzee.
Dit is het verschil tussen techniek (een menselijke, transactionele activiteit om onze handelingen in resultaten om te zetten) en natuur. De natuur is sacramenteel. De eikel maakt zichzelf niet door zijn inspanning tot een eikenboom, maar in de eikenboom wordt zichtbaar wat al vanaf het begin in de eikel opgesloten lag. Wat verborgen was, wordt openbaar. De natuur is daarom voor mensen zo belangrijk, juist omdat ze er alleen maar is en niet kan worden gebouwd of gemaakt.
De Paus heeft hierover een encycliek geschreven, om ons te herinneren “that the living world provides not only material goods and tangible services, but is also essential to other aspects of our wellbeing.” In The Guardian schrijft een journalist daarom: “When we are close to nature, we sometimes find ourselves, as Christians put it, surprised by joy: “A happiness with an overtone of something more, which we might term an elevated or, indeed, a spiritual quality.” Het niet blootstellen aan deze blijdschap leidt juist tot onze hyperconsumptie, onze transactionele wereld: "Could the hyperconsumption that both religious and secular environmentalists lament be a response to ecological boredom: the void that a loss of contact with the natural world leaves in our psyches?” Wat wij nodig hebben, hoeven we niet te kopen of te verdienen, het is er al.

Dit is wat Flynn ontdekte in de film. In mijn recensie gaf ik aan niet te snappen wat de rol was van de ISO’s – de intelligente wezens, zowel naief als wijs, die verschenen in de wereld die Flynn en Clu aan het bouwen waren. Maar nu begrijp ik het beter. Deze ISO’s waren uitingen van een sacramentele werkelijkheid. Want is persoonlijkheid, identiteit, betekenis, niet ook al werkelijkheid? In elk geval kunnen wij zelf er niets voor doen: we hebben het al ontvangen, gewoon omdat we bestonden. En zo verschijnen ze ook in deze nieuwe wereld: in de ISO’s wordt zichtbaar wat al waar is. Dat is volgens mij waarom Flynn zo enthousiast roept dat ze alles zullen veranderen: religie, geneeskunde, wetenschap! Het sacramentele wereldbeeld zet de boel inderdaad op zijn kop! Het idee dat Jezus’ komst naar de wereld en zijn lijdensweg geen transactie waren, waarmee iets tot stand werd gebracht, geen koop of rechtspraak, maar dat in zijn leven en zijn dood en opstanding zichtbaar werd wat altijd al waar was geweest, is –in de woorden van Flynn-: ‘Radical, man!’ Dat Gods liefde onvoorwaardelijk is, en dat hij dat wat dood is levend maakt, zonder dat het daarvoor iets anders hoeft te doen dan dood te zijn, dat is werkelijk goed nieuws. Dit is wat in het sacrament van Jezus’ dood en opstanding zichtbaar werd, en wat zichtbaar is in het brood en de wijn en in de doop (de sacramenten).
God heeft in mensen een welbehagen. Punt. Systemen dragen daar niet aan bij. Sterker nog: systemen zijn geneigd of een slaatje te slaan uit de sacramenten, en te gaan reguleren wie er toegang toe heeft, of ze zelf te bestrijden en te verbieden. Want ze bedreigen de schijnperfectie die ze door hun inspanningen en offers hebben weten te creëren. Daarom kan Clu de ISO’s niet verdragen, aangezien ze zijn project ontmaskeren. Ze maken zijn systeem irrelevant. En in plaats van nederig een plek te bouwen waar de ISO’s kunnen leven en zich kunnen laten zien, bestrijdt hij ze tot er geen meer over is. Zijn volgelingen moeten namelijk blijven geloven dat wat ze nodig hebben alleen bij hem gekocht kan worden (de spelen, de legers, et cetera).

Flynn heeft zich uit de wereld van Clu teruggetrokken (‘buiten de legerplaats’ in Bijbelse termen). Hij weet namelijk dat hij niet een nieuw systeem kan gaan bouwen, om dat van Clu te bestrijden. Dat zou namelijk hetzelfde effect hebben: de ondergang van de ISO’s. Transactionele systemen kunnen sacramentele werkelijkheid niet zichtbaar maken. Dit is ook waarom Jezus noch de religieuze machten van zijn tijd, noch de politieke machten, met hun eigen wapenen op hun eigen terrein bestreed. Hij liet ze hun gang met hen gaan, wetend dat ze zichzelf daarmee zouden ontmaskeren als de kale machtswellustelingen die ze zijn. Maar Jezus’ zelfovergave was niet iets passiefs. Hij sloot zichzelf niet af voor de werkelijkheid. Hij ontkende zichzelf niet. Er is iets actiefs aan Jezus’ gevangenneming en kruisiging. Hij is geen slachtoffer. Hij was namelijk zelf naar Jeruzalem gegaan, ook al was hij gewaarschuwd dat de Farizeeën tegen hem samenzweerden. Hij zei tegen Judas dat hij moest doen wat hij doen moest. Hij zei tegen God de vader: “laat niet mijn wil, maar de uwe geschieden.” Hij nam een actieve rol in. Waarom? Vanwege de vreugde die voor hem lag, zegt Hebreeën. En in Johannes staat dat “Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan” (13:1). Het was de liefde die hem drong. Zijn handelen was niet transactioneel, maar sacramenteel. En daardoor ontwrichtte zijn actie het systeem dat de waarheid verborgen hield, het schiep de ruimte van de spontaniteit waarin de liefde zichtbaar kon worden, waarin een Romeins soldaat kon zeggen: ‘Waarlijk, deze man was een zoon Gods.’ De gevolgen van deze uit zich zelf gevende, niets terug verwachtende liefde zijn organisch, chaotisch. Ze scheppen de Aarde om, zodat er iets uit kan groeien en vrucht dragen, iets waarin de liefde zelf opnieuw zichtbaar wordt, dat dus zelf ook sacramenteel is.
Daarom is Flynn ook niet boos als hij in actie heeft moeten komen om zijn zoon Sam te helpen. Een beetje chaos in de geordende wereld van Clu vormt alleen maar vruchtbare grond voor het spontane van de liefde. En bovendien was zijn ingrijpen niet bedoeld om het systeem van Clu te bestrijden, of om een alternatief systeem op te richten. Het diende er alleen maar toe om Sam te redden. Het had geen hoger doel. Kortom: het kwam voort uit liefde. Flynn had niet nagedacht over de gevolgen. Niet de gevolgen voor de heerschappij van Clu, en niet die voor zijn eigen veiligheid (hij heeft zelfs een groot offer gebracht, want hij is zijn identiteitsschijf kwijtgeraakt). Het was het allemaal waard, omdat hij van Sam houdt. In zijn handelen werd zijn liefde voor Sam zichtbaar, niet meer en niet minder. Hij had niet anders gekund, omdat hij van Sam houdt. Sam is zijn zoon. Punt. Discussie gesloten. En deze zelfde liefde leidt tot het einde van de film, waarbij niet alleen Sam naar onze wereld terugkeert, maar ook de ISO (een uiting van de sacramentele wereld), het geschenk dat Flynn altijd al zichtbaar had willen maken voor de rest van de mensheid, maar waar Clu tot nu toe een stokje voor had gestoken. Liefde maakt het mogelijk.

En ook dit zag ik pas dit keer duidelijk, namelijk dat deze film uiteindelijk niet het ‘niet handelen’ verheerlijkt. De film pleit niet voor inactiviteit. De film pleit voor liefde. De film pleit ervoor niet te handelen om een perfecte wereld te creëren, of op een andere manier met een systeem een spirituele toestand te willen bereiken. De film pleit ervoor niet om eindtoestanden te geven, maar te handelen uit liefde. Liefde voor de wereld om je heen, liefde voor mensen, liefde voor de sacramentele werkelijkheid. De film pleit ervoor om zelf een sacrament te worden, om in je leven, in je daden en je woorden, je liefde zichtbaar te laten worden. Om je liefde vrucht te laten dragen. Want dan zijn je woorden en je daden niet transactioneel (niet bedoeld om een reactie bij de ander tot stand te brengen, of de ander voor je karretje te spannen), maar zijn ze sacramenten: maken ze zichtbaar wat van het begin af aan al waar is geweest.
Dit is de enige gezonde motivatie van het menselijke handelen. Nee, daar willen de systeembouwers niet graag aan. Want we kunnen de liefde niet afdwingen, we kunnen de liefde niet controleren. We kunnen er niet de meetlat naast leggen, of haar belonen. We kunnen er geen systeem van maken. Als de liefde er niet is, kunnen we er niet  voor kiezen haar op te wekken. We kunnen hooguit omstandigheden zoeken waarin de liefde vrij is om zichtbaar te worden, en haar vervolgens haar gang laten gaan. Omdat God ons eerst heeft liefgehad, en dat in Jezus heeft laten zien, zullen we onszelf gaan liefhebben. En vervolgens zullen we de mensen en de wereld gaan zien zoals God ze ziet, en ze gaan liefhebben zoals God ze liefheeft. Moeten en werken hebben er niets mee te maken, we zullen ernaar verlangen ze tot bloei te laten komen, hun schoonheid zichtbaar te maken. Ons eigen belang, onze eigen verhaaltjes, zullen daarbij uit het zicht verdwijnen. We hebben geen bijbedoelingen, ook niet om ons ‘geestelijk of spiritueel’ te kunnen voelen. Daarom zullen we ons, zoals de schapen in de gelijkenis in Mattheus 25, verbazen over wat de liefde in ons voortbrengt: de vrucht van de Geest. Liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Volgens mij is dit ten diepste een bijbelse boodschap. Kijk wat 1 Korinthe 13 zegt: “Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.” Uiteindelijk blijft alleen de liefde over. En dat is genoeg.

wordt vervolgd …

donderdag 18 juni 2015

Het spel verlaten (1): het perfecte systeem?

Ik ben volwassen genoeg om het te kunnen toegeven als ik het bij het verkeerde eind had. En dat ik mijn mening heb moeten herzien. Dat geldt bijvoorbeeld voor mijn recensie van de film Tron Legacy, die ik schreef in februari 2011. Daarin was ik ten eerste negatief over de film zelf, en suggereerde dat hij geen lang leven zou hebben in de verbeelding van mensen (maar wie op Deviantart kijkt, ziet dat het elegante design van de wereld veel tekenaars heeft geïnspireerd en dat nog steeds doet, en zelf blijf ik de film eigenlijk ook goed vinden) en was ik ten tweede negatief over de door mij vermoedde boodschap achter de film – die volgens mij te veel uitging van een Boedhistische ontkenning van het zelf. Interviews met acteur Jeff Bridges onderstreepten deze interpretatie. Maar toen ik de film laatst opnieuw zag samen met mijn vrouw, realiseerde ik me dat de filmmakers subtieler waren dan ik had gedacht, en dat hoewel er een gnostische, wereld ontkennende interpretatie mogelijk is (waarbij Clu de demiurg is), dit zeker niet de enige uitleg is. Zelfs de rol van de ISO’s (spontaan ontstane levensvormen in de computerwereld) werd me duidelijk, waar ik in mijn bespreking daar nog vraagtekens bij had. En het hing allemaal samen met het onderscheid tussen een transactioneel en een sacramenteel wereldbeeld.

Toen ik ’s avonds uit mijn werk kwam, voordat mijn vrouw en ik de film gingen kijken, liet ik me met een zucht vallen in mijn luie stoel. Na twee weken vakantie was ik weer op kantoor begonnen, maar direct ook weer met omstandigheden geconfronteerd die stress bij mij veroorzaakten. Ik was nu juist met vakantie geweest om te ontspannen, aangezien ik in maart op de grens van een overspannenheid had gezeten. En aangezien ik al eerder overspannen ben geweest, heb ik er erg veel voor over om dat niet opnieuw te hoeven meemaken. Want wat de situatie op mijn werk ook is, het is het niet waard mijn gezondheid, mentaal en lichamelijk, om te verspelen. Dus verklaarde ik dat ik een manier moest vinden om me niet meer verantwoordelijk te voelen voor wat me zo’n stress opleverde, dat ik sommige dingen gewoon zou loslaten waar het eigenlijk om werk van een ander ging, en dat ik een manier moest vinden om als ik me toch aan zaken ergerde, die dingen naast me neer te leggen en te genieten van wat er wel belangrijk en waardevol is in het leven. En het hielp, want ’s nachts sliep ik prima, ondanks de frustraties van op kantoor.
Maar werk is niet de enige stressfactor in mijn leven, geloof kan er ook wat van. Geen verrassing voor de lezer van mijn boeken, mijn gedichten of mijn blogberichten: ik heb moeite met de boodschap die door veel kerken gebracht wordt. Het opgroeien in een fundamentalistische kerk (ik ga steeds helderder zien dat het eigenlijk een sekte was) gaf me een beeld van God mee als van een boze, veeleisende werkgever, die perfectie van me eiste (ook al was hij gedwongen me in dienst te houden, omdat Jezus voor mij betaald had). Een beeld van mezelf als een zondaar, te allen tijde slecht, tot niets goeds in staat (en al helemaal niet tot het voldoen aan Gods ideaalbeeld, maar toch moest ik dat wel blijven proberen). En een beeld van het christelijke leven als bestaande uit hard werken, Bijbelstudie, evangelisatie (wie ik niet wist te overtuigen, ging naar de hel. Het hing van mij af!). We moesten onze tijd uitkopen – en dat betekende geestelijke activiteiten verrichten in plaats van het lezen of muziek luisteren voor ons plezier. We mochten toch al niet doen wat voor ons natuurlijk voelde, want onze ‘natuurlijke talenten’ waren voor God van geen waarde, alleen wat de Heilige Geest in ons tot stand bracht, zou ook stand houden. Het is nog een wonder dat ik niet eerder overspannen werd!
Ook toen ik deze kerk verlaten had, en een evangelische kerk bezocht, kwam ik echter dit soort gedachten tegen, vaak in een verdunde, maar niet minder schadelijke vorm. Het idee dat de kerk de wereld moest veranderen, bijvoorbeeld (en dat ik daarom aan programma’s zou moeten meewerken of mijn gaven zou moeten inzetten). Het idee dat God van me hield zoals ik was, maar teveel om me zo te laten (en dat ik dus toch mijn best moest doen om beter te leven en jawel, perfect te zijn). Het idee dat ik me blij en dankbaar moest voelen (ook al voelde ik me vooral moe en schuldig) of dat ik in een jonge aarde en een volledig uitgestippelde eindtijd moest geloven om een echte christen te zijn. Of in theorieën over Israël. Het idee dat het in het geloof toch draaide om mijn eigen verantwoordelijkheid, en dat ik een mislukkeling was als ik tekort schoot. De boodschap van genade was vooral bedoeld voor mensen die nog niet tot geloof waren gekomen, want het evangelie hoorde ik in onze kerkdiensten maar heel weinig.
Ik zag natuurlijk de preken door de interpretatiebril die ik in mijn opvoeding had meegekregen, dat zal ik eerlijk toegeven. Dat verklaart waarom ik ook in de Anglicaanse kerk nog wel eens op mijn stoel heen en weer zit te schuiven bij sommige boodschappen. En waarom ik in piekerbuien schiet bij het volgen van sommige christelijke twitteraars. Want ik voel me in religieus opzicht schuldig als ik me bijvoorbeeld niet ga inzetten voor bootvluchtelingen, net zo als dat ik niet genoeg stille tijd houd. (Terwijl veel anderen zich dan weer niet druk maken om het uitsterven van diersoorten, om maar wat te noemen). Ik ben altijd verbaasd als sommige activistische christenen op twitter opeens aangeven dat ze een voetbalwedstrijd kijken, omdat ik me schuldig voel dat ik graag films kijk en niet tegelijk christelijk werk kan doen.
En het is niet eens zo dat ik iets heb tegen opvang van vluchtelingen, of bestrijding van mensenhandel. Natuurlijk niet! Maar met mijn motivatie is wel wat mis: ik geloof dat ik waardeloos ben, dat God me afwijst, dat ik niet mag bestaan, als ik faal, als ik niet hard genoeg werk, als ik niet presteer. En dit leidt tot symptomen van stress als slaapproblemen, hyperventilatie, eczeem en overgewicht. En dat is het me niet waard. Dat is me zelfs mijn eeuwige behoud niet waard: want dat moet ik toch maar op geloof aannemen. Ik ga niet zoals St. Rosa van Lima mijn gezicht met peper en loog bewerken en laten opzwellen omdat ik bang ben dat mensen mij anders mooi zouden vinden, of een kroon van zilver dragen met punten aan de binnenkant om me aan Jezus te herinneren. Of zoals een legende wil, met loog gorgelen omdat mensen haar om haar stem complimenteerden. Ze stierf heel jong door wat ze zichzelf aandeed (bijvoorbeeld heel weinig slapen). En dat heb ik er niet voor over. Maar door mijn fundamentalistische opvoeding is het niet makkelijk aan oproepen en stimulerend bedoelde aansporingen te ontsnappen.
Dus wat ik tegen mijn vrouw zei, was dat ik niet meer zou luisteren. Een oproep dat ik niet mag zijn zoals ik ben, dat ik meer zou moeten doen (of vooral: andere dingen), dat ik een bepaalde leerstelling moet aannemen zonder bewijs of mensen met een ander geloof of andere geaardheid moet afwijzen, ga ik voortaan links laten liggen. En dat zonder me te verdedigen, zonder in discussie te gaan, zonder mijn argumenten aan een ander ter beoordeling voor te leggen. Ik ga geen verantwoording afleggen voor mijn keuzes en ik laat me niet corrigeren - niet door op zichzelf terug cirkelende redeneringen. Ik kan mezelf en wat ik doe en denk niet veranderen. Niet voor een ander in elk geval, en zelfs niet voor God, zoals hij door anderen verkondigd wordt. Ik weiger nog langer het spel mee te spelen, ik weiger mezelf en mijn inspanningen te zien als belangrijk in het einddoel van de kerk. Ik kan mezelf niet meer tot een rol reduceren.
Dit zal door veel mensen niet begrepen worden. Ze zullen me een slecht christen vinden. Een afvallige. En me daarover een schuldgevoel willen aanpraten, zodat ik me weer voor hun visie ga inzetten. Maar dat is dan maar zo. Ik wil me namelijk ook niets meer aantrekken van de mening van mensen over mijn (gebrek aan) spiritualiteit. Ik weet van mezelf dat ik nooit een atheïst zou kunnen zijn. Ik geloof in God. Ik kan niet zonder. Maar ik ga er niet meer over discussiëren. Als dat me voor sommige mensen in de categorie van niet-gelovigen plaatst, is dat hun eigen zaak. Een ieder zij voor zijn eigen geweten ten volle overtuigd, niet waar? Ik kan het gewoon niet meer toelaten, ook maar de ruimte in mijn denken over te laten dat zij gelijk zouden hebben en dat Gods acceptatie van mij (en dus mijn bestaan) ook maar in enige mate voorwaardelijk zou kunnen zijn, dat ik er iets voor zou moeten doen in welke vorm en hoe weinig dan ook. Dan behoor ik maar niet tot de ‘in crowd’ – ik kan me het ook niet veroorloven me daar druk om te maken, omdat het ook zou lijden tot vergelijken en daardoor stress en overspannenheid.

We hadden al eerder afgesproken dat we Tron Legacy die avond zouden kijken, en wie schetst mijn verbazing? Dit was ook het thema van deze film. Het voelde voor mij als een bevestiging van mijn voornemen. In deze film was de jonge computerprogrammeur Flynn in zijn enthousiasme begonnen met het ontwerpen van een nieuwe wereld: hij had een droom van een toekomstige werkelijkheid en wilde die nu naar de realiteit overbrengen. Dat kon hij niet alleen, dus hij vormde een nieuwe entiteit. Clu – een kopie van zichzelf. Deze gaf hij een opdracht mee: schep de perfecte wereld. En met die opdracht ging Clu aan de gang. Hij kon niet anders. Maar twintig jaar later was Clu de alleenheerser geworden van de computerwereld. Wie niet aan zijn ideaalbeeld voldeed (niet perfect was) werd vernietigd, werd opgeofferd in de spelen, of werd naar zijn beeld gevormd tot strijder (om elders perfectie te brengen). Een totalitaire samenleving was ontstaan, en alle factoren die de controle van Clu bedreigden werden nu opgespoord en uitgeroeid. En Flynn was een doelwit geworden. Via Flynn zou zijn controlerende evenbeeld Clu ook de menselijke wereld kunnen bereiken en die overheersen. En elke actie die Flynn ondernam, deed het net van zijn tegenstander zich alleen maar om hem sluiten. Clu bepaalde namelijk de regels in het systeem dat hij geschapen had, niet Flynn. Dus elke poging om het systeem te bestrijden, zou het systeem alleen maar sterker maken.
Dat was waarom Flynn ervoor had gekozen niet meer mee te spelen: de enige winnende zet was te weigeren te spelen. Als hij niets deed, was het systeem aan zichzelf overgeleverd, en zou het zichzelf uiteindelijk uitdoven. Want het doel (perfectie) was onbereikbaar: dat was wat Flynn had ingezien. Menselijke inspanning (en de inspanning van door de mens naar hun beeld geschapen systemen) kan geen perfectie tot stand brengen, want de mens is niet perfect. En wij leggen onze eigen imperfectie in onze systemen. Maar, zegt Flynn uiteindelijk tegen Clu, wat als het niet de bedoeling is dat wij de perfectie tot stand brengen? Wat als de perfectie zich al onder handbereik bevindt? Wat als het enige dat wij hoeven doen, is de perfectie te ontvangen – en dat we daarvoor dus niks hoeven doen? Clu had in zijn systeem ruimte kunnen maken voor de perfectie om in te verschijnen, maar dat weigerde hij. Dat wij niks voor perfectie kunnen doen, bedreigde zijn identiteit. Net zo kunnen veel religieuze instituten en kerken de vrijheid van Gods sacramentele aanwezigheid niet accepteren, omdat het hun hele reden tot bestaan lijkt omver te stoten. En dus zit er voor hen niks anders op dan te verdwijnen. Op zijn minst om uit de weg te gaan.
Ik zag dit deze kijkronde niet langer als wereldmijding, of in zichzelf gekeerd zijn. Deze film suggereert namelijk niet dat liefde voor anderen en de wereld buiten jezelf zinloos is. Wat de film wel suggereert, is dat het zinloos is op systemen te vertrouwen. Daarmee verlies je alleen maar je zelf, in plaats van haar te vinden.

Wordt vervolgd …

zondag 14 juni 2015

Gedicht: Kalverstraat

Kalverstraat

Hij staat op de Kalverstraat:
een lange man en mager,
vaal bruin haar, met in zijn hand
een kleine bijbel in leer
gebonden. De vertaling
kan ik niet zien. Hij roept ons
toe ons te bekeren nu 
het nog kan. Want wie gelooft
die wordt gered. Hij weet niet
wie voorbijloopt, een zee van
zondaars zonder gezichten
moordenaars, wellustigen,
ongezien het oordeel waard.
groot en klein. Maar ze slippen 
door het net, als ze herhalen
zijn lege woorden. Hun God
anoniem zoals zij zijn
achter de kale waarheid.
Wie ziet wie wordt weerspiegeld
in de winkelruiten? Wie
kent hun namen, hun verhaal?
Wie luistert zonder oordeel,
schenkt een blik, een glimlach maar?
Niet de man en niet zijn God.
En ik loop door, mijn blik omlaag,
weet niet meer wat ik geloof.

zaterdag 13 juni 2015

Gedicht: Kunst

Kunst

Mijn handen moeten bouwen
blokkentorens, geel en rood.
De chaos op het tapijt
getransformeerd. Patronen
waar eerst het toeval heerste.
Ik moet met kleurpotloden
bladen vullen als antwoord
op hun ongestelde vraag
om leven. Ik moet de tuin 
bewerken. Haar omvormen 
tot het elfenland, mythisch domein.
Verbeelding maakt een speeltoestel 
tot een kasteel. Ik zie schoonheid
verlegen wachten achter 
de façade. Niet gezien 
tot ikzelf haar openbaar,
anders verloren. Dit is
voor altijd mijn lot, mijn vloek:
te weten dat wat ik niet schep
nooit zal bestaan en dat ik
niet heel zal zijn tot alles is.