zaterdag 27 december 2014

Filmbespreking: Exodus Gods and Kings

Het gebeurt niet zo vaak dat ik na een film thuiskom, en tegen mijn vrouw uitroep: ‘In deze God wil ik geloven.’ Dat maakt Exodus Gods and Kings al meteen een bijzondere film. En roept de vraag op waarom deze voor mij zo bijzondere film dan toch zo slechte recensies heeft gekregen. Vooral uit christelijke hoek. Aan de kwaliteit van de film als film kan het niet liggen. Fantastische beelden van het oude Egypte, geweldige wolkenluchten, goede kostuums, sterke acteurs (Christian Bale overtreft hier zijn Batmanrol), en de tien plagen zijn heel sterk in beeld gebracht. De overstroming van de rode zee gaat wat anders dan anders, maar is op zijn eigen manier indrukwekkend genoeg. Mijn belangrijkste commentaar is dat er nogal wat anachronisme in zitten. Het schijnt dat Egyptenaren niet van de rug van paarden oorlog voerden. Dat weet ik zelf niet zeker en stoorde me dus niet. Wel stoorde me dat Mozes een aantal keer ‘Vuur!’ riep tegen zijn boogschutters, in plaats van ‘Los!’. Voordat er vuurwapens waren, had het roepen van ‘Vuur!’ geen betekenis! De film is bovendien wat lang, maar ik merkte het eigenlijk niet. Ik had zelfs het idee dat sommige delen van het verhaal snel werden verteld. Zeker niet zo’n lange zit als eerdere Mozes-films.

Een blik op de IMDB-pagina leert dat de zwaarste kritieken komen van mensen die zeggen dat de film afwijkt van het verhaal uit de bijbel. Een goede vriend van me wilde zelfs niet eens naar de film omdat hij aan de trailer kon zien dat het verhaal afweek van dat van de bijbel. Na het kijken van de film moet ik daarom glimlachen. Dit soort opmerkingen verraden een godsbeeld dat in de film kritisch wordt bevraagd: een God die voldoet aan onze eigen verwachtingen, en die zich dus niet kan of mag openbaren op een manier die daarmee in strijd is. Maar is dat nou een God waar je in wilt geloven? Nu vermoed ik dat de christenen die kritiek hebben op de film deze vooral vergelijken met het zondagsschoolverhaal in plaats van met de bijbel. Want ja, er zijn nogal wat afwijkingen met hoe het verhaal in de bijbel wordt verteld, maar dat geldt ook voor de zondagsschoolversie. En elementen die daar uit worden gelaten, komen in deze hervertelling wel weer naar voren. Iedereen die een verhaal doorvertelt, maakt daarbij keuzes. Het een wordt weggelaten, het ander wordt in een ander daglicht geplaatst. Alleen door verschillende versies tot je te nemen zie je uiteindelijk het geheel. En in die mix van versies is dit een hele goede ‘coverversie’ van Exodus. Het is niet alsof ‘The ten commandments' bijbelgetrouwer is.
Wat bovendien meespeelt, is dat dit niet in de eerste plaats een christelijke film is. In elk geval geen fundamentalistisch evangelische film. Met het godsbeeld dat daarbij hoort. Nee, dit is in de eerste plaats een Joodse film. Dit blijkt al aan het begin bij de titels, waarbij de tijdsaanduiding niet wordt aangegeven in jaren ‘voor Christus’, maar ‘BCE’ (before common era) - dit is het verhaal van het Joodse volk, niet van ons. Het is dit volk dat God niet had vergeten, en dat moeten we als kijker niet vergeten. Het hier getoonde Godsbeeld is dus het hunne. Het is de God van het Oude Testament. Van die God van het Oude Testament benadrukken wij als christenen vaak zijn macht, en zijn rechtvaardigheid. Maar wat we daarbij wel eens vergeten is dat dit ook een God is die met mensen in gesprek gaat, die zich laat overtuigen in discussies, die boos wordt en teleurgesteld is, die probeert te overreden en die zich laat leiden door zijn onstuimige liefde. Dit is een God die heel duidelijk een persoon is. En in deze film staat de vraag centraal hoe God met mensen omgaat. De tragiek van de Israëlische slavernij in Egypte neemt een ondergeschikte plaats in (hoewel de omstandigheden gruwelijk genoeg in beeld zijn gebracht) ten opzichte van de vraag die Mozes zich moet stellen: wat voor God is God? En hoe kan Mozes met hem omgaan?

We zien in de film verschillende manieren waarop mensen met God of de goden omgaan. Ten eerste in Egypte. De film begint met het opensnijden van een vogel om in de ingewanden ervan de aanwijzingen van de goden te lezen. De Egyptenaren brengen offers aan de goden en denken ze zo op hun hand te krijgen. De goden zijn hen dan advies verschuldigd. Of later in het verhaal wonderen, als de rampen beginnen plaats te vinden. Dit ziet er aan de buitenkant heel godsdienstig uit: ze houden zich aan de tradities, bidden, en geloven, maar het gaat ze niet om de goden, maar om hun eigen succes. Dit verraadt zich uiteindelijk als Ramses, de Farao, roept: ‘Ik ben de God! Ik ben de God!’ Hij moet het voor het zeggen hebben. En dus gaat hij de strijd met God aan. ‘Laten we kijken wie er beter is in doden’, zegt hij tegen Mozes, ‘Jij en jouw God of ik!’
Maar zelfs bij Mozes’ vrouw Zipporah, dochter van Jethro, vinden we een godsbeeld dat God niet helemaal serieus neemt als persoon. Als Mozes van de berg afkomt, trekt ze zijn visioen in twijfel, omdat het niet overeenkomt met het beeld dat zij van God heeft. ‘Zo kan God niet zijn’, besluit ze. Hoewel ze zelf God nooit heeft gezien. Daarnaast houdt ze Mozes tegen hun zoontje vragen te laten stellen over wie God is en waarom een bepaalde berg heilig is en andere niet. Ten slotte zegt ze tegen Mozes, als hij op het punt staat weg te gaan, dat ze haar geloof zou afzweren, als dat hem ertoe zou brengen bij haar te blijven. Ze heeft haar eigen gezin en haar eigen geluk bovenaan staan. Haar geloof in God is iets dat haar ondersteunt in haar dagelijkse leven, iets dat ze zomaar wil opgeven als het haar niet uitkomt. Niet een dynamische relatie met een werkelijke persoon.
De omgang van de Israëlieten met God is anders. ‘De Israëlieten zijn een koppig en vechtlustig volk’, zegt een van de Egyptenaren. ‘Weet je wat hun naam betekent? Zij die vechten met God.’ Mozes corrigeert hem. ‘Zij die worstelen met God. Er is een verschil.’ Zo is dat. Vechten is iets anders dan worstelen. Bij vechten gaat het erom dat een van de twee de ander verslaat en vernedert. Een moet als winnaar bovenkomen. De ander is een verliezer. En moet vernederd afdruipen. Dit is hoe de Egyptenaren met God omgaan: ze gaan het gevecht aan. Maar worstelen is anders. Bij worstelen blijf je in relatie met elkaar. Ik worstelde vroeger met mijn broers op de stoelkussens die we in de gang op de grond hadden uitgespreid. Misschien won ik van een jongere broer, maar we bleven elkaar aankijken. We bleven vrienden. In het worstelen meet je je aan de ander, test je je kracht, maar vooral om elkaar te leren kennen, om jezelf te leren kennen in relatie met de ander, en om daarmee de relatie te verdiepen. Niet een relatie waarin er een de overwinnaar is en de ander verliezer, waarmee iemand zijn respect en waardigheid verliest. Een relatie waarin beide partijen zichzelf en de ander respecteren, en ook na afloop in hun waarde laten. En dit is hoe God met ons wil omgaan. Hoe hij met Mozes wil omgaan.

Mozes zelf is een scepticus. Een twijfelaar. Iemand die niet zomaar alles aanneemt wat anderen zeggen. En dat maakt hem iemand met wie God kan ‘worstelen’. God openbaart zich aan Mozes in de vorm van een jongetje van tien. Ik vond het een mooie keuze. Het is duidelijk dat deze verschijning slechts een boodschapper is, maar het laat zien dat God het gesprek wil aangaan. Maar God openbaart zich niet op een manier die voor anderen net zo duidelijk is als voor Mozes. Anderen zien bijvoorbeeld God niet. En Mozes had een steen op zijn hoofd gekregen. Maakt dat zijn visioenen niet minder betrouwbaar. Ook als God duidelijker zijn hand laat zien, in de vorm van de plagen en het wonder van de rode zee, zijn er mensen die natuurlijke verklaringen vinden. Er wordt zelfs gerefereerd aan insecten die ziekten verspreiden. Wie wil kan de wonderen afdoen als gewone verschijnselen. Zelfs hier laat God ruimte voor twijfel, zodat de Egyptenaren zelf kunnen kiezen te doen wat goed is. Als die keuze uitblijft, komt de laatste plaag, die geen twijfel meer overlaat. Dan moet de Farao de wil van God doen. Hij is in het gevecht verslagen, heeft geen waardigheid meer, maar moet als verliezer de Israëlieten laten gaan. Terwijl hij het ook had kunnen doen als waardig persoon, die zich door God als persoon had laten overreden.
God is in gevecht met de Farao, maar ook met Mozes. Of is het een worstelpartij. Eerst overtuigt God Mozes ervan dat hij naar Egypte moet gaan. Mozes denkt dat hij een guerrillaoorlog moet voeren, dat God hem had geroepen vanwege zijn militaire ervaring. Maar zijn strijd loopt er alleen maar op uit dat de Farao de Israëlieten harder aanpakt. Er vallen doden en het conflict zou een generatie kunnen duren voor er ooit een oplossing komt. Dus gaat God zelf aan het werk. Maar waarvoor had God Mozes dan nodig? ‘Wilt u mij soms nederig maken?’, roept hij tegen de hemel. ‘Want dat zal u niet lukken!’. Mozes draait zich om en ziet dus niet hoe God in de vorm van het jongetje naar hem kijkt met een verholen glimlach. Ja, Mozes is op een weg om zijn trots kwijt te raken. Lang wil hij zich niet identificeren met de Hebreeërs. Hij blijft zichzelf zien als een Egyptenaar die boven hen staat. Hij zal hen wel even de weg leiden naar het beloofde land. Hij heeft toch een kaart gemaakt? Maar zijn hoogmoed zorgt ervoor dat het volk op een verkeerde plek uitkomt, tussen de rode zee en het leger van de Farao in. Zonder uitweg. En God laat zich niet zien. Op dat moment geeft Mozes zich gewonnen. Hij geeft toe dat hij trots is geweest. Hij erkent dat hij bij het volk van God hoort. En hij gooit zijn zwaard weg (het symbool van zijn identiteit en zijn verbintenis met Ramses). Vervolgens ziet hij het eerste teken van Gods ingrijpen, een meteoriet die naar de horizon valt …
Maar Mozes is ook een gewaagde tegenstander voor God. Als God zijn laatste plaag aankondigt, gaat Mozes tegen hem in. Zoiets kan God niet zomaar doen! De Farao moet de kans krijgen zich te bekeren! Mozes gaat tegen God tekeer. En God laat zich overreden. Mozes kan Ramses bezoeken en hem waarschuwen. Hij mag de Farao nog een keer de kans geven de eisen van God in te willigen, zodat de ramp kan worden afgewend. God heeft zich laten overreden. Staat dit zo in de bijbel? Niet letterlijk. Maar Mozes voerde wel vaker discussies met God, die ertoe leidden dat God van gedachten veranderde. En hetzelfde gold voor Abraham. Het is dus zeker een bijbels gegeven. En in deze film mooi weergegeven. Gods relatie met Mozes is zeker geen eenrichtingsverkeer. Het is een dialoog. Een dialoog waarbij beide partijen flink boos op elkaar kunnen worden, maar het blijft een dialoog.

Aan het eind van de film ontmoeten God en Mozes elkaar weer, op dezelfde berg als waar ze elkaar de eerste keer troffen. God zegt dan tegen Mozes, als hij hem thee brengt in een mooi menselijk gebaar, dat Mozes al die tijd nooit deed wat God van hem vroeg, als hij het er niet zelf mee eens was. Mozes keert het om: God heeft al die tijd ook nooit gedaan wat Mozes vroeg, als hij het er zelf niet mee eens was. En dan glimlacht God. “And still, here we are, talking … En toch zijn we nog steeds met elkaar in gesprek.” Er is nog steeds een relatie. De worstelpartij is ondertussen al lang overgegaan in een dans.
Dit was het punt waarop ik echt enthousiast werd en mijn geloof in God werd versterkt. Want God zoals hij hier getoond wordt respecteert zichzelf, en de ander, als persoon. Hij doet zichzelf niet tekort, is geen goddelijke pinautomaat of goedgezinde opa in de hemel. Hij is een persoon, echt helemaal zichzelf. Maar tegelijk respecteert hij Mozes. Hij probeert hem niet te onderwerpen en wil hem niet veranderen in een ‘ja’-knikkende robot. Hij wil dat Mozes een persoon blijft, die ook op zijn tijd zijn hart durft te luchten. Die durft aan te geven wat hij zelf wil en verlangt. Niet dat dit betekent dat hij het ook krijgt. God is immers zichzelf. Maar hij wil wel weten wat Mozes wil. Vervolgens is God vrij het Mozes wel of niet te geven. Zoals wij in gezonde relaties onszelf blijven, maar ook de ander zichzelf laten blijven. En dit beeld van God vond ik ongelofelijk hoopgevend. Want dit is hoe ik God heb leren kennen in mijn gesprekken met Hem. Niet als een orakel, niet als iemand die al mijn wensen inwilligt, maar als iemand die het gesprek met mij wil aangaan. Omdat hij van mij houdt. In de woorden van Lewis: Aslan is goed, maar hij is geen tamme leeuw. De God van Exodus is geen tamme God, maar hij is ook geen slechte machtswellusteling. Hij is een persoon en Hij is Goed. En hij wil met mij een relatie. Als het nodig is wil hij worstelen, maar met als doel dat de worsteling overgaat in een dans. Ik vond de laatste beelden van de film, waarbij God zich nog een keer ontfermt over de dan oude Mozes, ook ontroerend.
Wil je ook in je geloof bemoedigd worden, en zien hoe goed een God kan zijn die met je wil worstelen, staar je er dan niet blind op dat dit verhaal niet lijkt op dat uit de zondagsschool, maar ga deze film kijken. En praat er met anderen over na!

Hier is mijn bespreking van een andere verfilming van dit verhaal: The Prince of Egypt.

woensdag 24 december 2014

Gedicht: Wad

Wad

Mijn voeten zijn in klei gevangen,
de grijze modder vertraagt mijn pas
als handen zonder los te laten,
niet moe te krijgen. Ik wel.
God, wat ben ik moe. Ik strijd
om nog een stap te kunnen zetten.
Wil rusten. Maar zie geen respijt
tot aan de horizon. Slechts slijk,
niets om mij op te richten.
Mijn kompas ben ik verloren
en de tijd die dringt. Het water vult
de gaten achter mij, wist het spoor,
haast zich voor mij uit: een spiegel
die boven mij gesloten hemel toont
al net zo grauw. Binnen in mij
dooft nu mijn kracht. Hoe meer ik worstel,
hoe meer mij lokt vergetelheid.
Te slapen onder de koude deken
van de zee. Land is nog slechts een droom.
Mijn laarzen lopen vol met koude.
De greep verstevigt zich en toch
kan ik niet stoppen. Ik trek mijn been
op uit de klem die mij omsloot
en strompel voort tot ik de kust bereik.

dinsdag 23 december 2014

Gedicht: Oogst

Oogst

Het koren groeit het best
op grond met rust gelaten
na het zaaien. Bewaterd
uit de hemel. Door de wind
gestreeld. Niet steeds bewerkt
uit ongeduld en met argwaan
bekeken. Geschoffeld
voor de aren rijp zijn.

Of het blijkt spichtig, bleek
en vruchteloos. Voor niets goed
dan om een hut te bouwen,
een huis dat in het vuur
verdwijnt. De oogst verschijnt
als uit zichzelf. Een wonder,
goud gekleurd en ruisend,
voor wie het wil ontvangen.

woensdag 17 december 2014

Filmbespreking: Anastasia

De laatste jaren ben ik me gaan verdiepen in de Russische literatuur. Niet dat je daar teveel van moet voorstellen. In Oorlog en Vrede kwam ik maar tot de helft. Gelukkig bleek daar een film van te zijn gemaakt, met Audrey Hepburn in een van de hoofdrollen, en die was ook onderhoudend. Net als de verfilming van Anna Karenina niet lang geleden. Deze boeken en films hebben iets fascinerends. En ik ben volgen mij niet de enige die dat voelt (anders zouden de films niet gemaakt worden natuurlijk). Een van de redenen is natuurlijk dat het gaat om briljante auteurs. Maar waarom zijn zoveel schrijvers uit Rusland zo groot geworden, maar lezen we geen Indiase of Chinese schrijvers uit dezelfde tijd? Dat komt volgens mij omdat Rusland een unieke plek inneemt in de verbeelding. Het is namelijk bekend en vreemd tegelijk. Terwijl India en China vooral vreemd zijn, met onbegrijpelijke rituelen en gewoontes. Chinese mensen staan veel dichter op elkaar in een rij dan wij. Dat schept afstand. En natuurlijk is het goed om die afstand te overbruggen, maar dat kost wel moeite. Rusland daarentegen was sinds de opkomst van de Tsaren op Europa gericht. Liet Peter de Grote zich niet in Nederland scholen in de scheepsbouw? Hoewel hun land heel Azië bestreek, vormden ze hun cultuur naar die van ons. Ze reden in paard en wagen (of arrenslee), hielden soirees en bals, lazen dezelfde boeken. Zelfs hun uiterlijk verschilt niet veel van ons. Als we over hen lezen, zijn er veel symbolen die we begrijpen en wegwijzers die ons het verhaal binnen voeren. Maar die zijn er voor bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Canada ook. En toch zijn daar minder schrijvers die voor ons op dezelfde hoogte kunnen staan als de Russen. Daar komt het aspect van de vreemdheid om de hoek kijken. De Amerikanen ‘zijn’ ons, richten hun leven in op basis van dezelfde waarden, hebben dezelfde prioriteiten. De Russen zijn geen Europeanen. Nooit geweest. Ze hebben de vormen van hun cultuur op de onze doen lijken, maar daaronder schuilt iets dat aantrekkelijk anders is. Iets dat we niet direct begrijpen, iets dat ons uitdaagt, waar we van terugdeinzen, of dat ons inspireert. De Amerikaanse cultuur is ook wel anders, maar dat is er een van individualisme en kapitalisme. De Russische cultuur is er een van mystiek. Voor de Russen zijn er zaken belangrijker dan het individu, al was het alleen maar ‘moedertje Rusland’. Maar vaker nog is het een ideaal (dat van het communisme), of het geloof (de voor ons mystiek aandoende orthodoxe kerk). Er lijkt voor de Russen een diep gevoel te bestaan dat ze leven in een werkelijkheid die hun individualiteit overstijgt. Misschien komt het omdat hun land zo groot is dat de grenzen ervan niet te bevatten zijn? Of dat het weer zo koud kan zijn? Dit maakt in elk geval dat ze geen kille rationalisten kunnen zijn (zelfs niet wie zich wel als rationeel presenteert, bijvoorbeeld in de boeken van Dostoyevsky), maar dat ze hun leven laten leiden door die henzelf overstijgende realiteit. En voor ons, westerlingen, die leven in overzichtelijke ingepolderde landjes, waar alles begrijpelijke proporties heeft, maakt dit van Rusland als vanzelf een sprookjesland. Het geeft aan de Russische verhalen een glans van vreemdheid, die we niet werkelijk kunnen begrijpen, waardoor er voor ons onvoorspelbare dingen in kunnen gebeuren. De kus van de grootinquisiteur, bijvoorbeeld, wonderen, opofferingen, grote gebaren in naam van een ideaal, en ook: grote woorden over God die niet pretentieus aanvoelen. Ik weet niet of ik in het Rusland van Dostoyevsky of Tolstoy zou willen wonen, ik weet wel dat ik erover wil lezen.

Dit alles verklaart waarom je als kijker niet met de ogen knippert als Anastasia in de gelijknamige animatiefilm de ogen opslaat ten hemel en roept: ‘Geef me een teken.’ Dit is Rusland. Deze animatiefilm van Don Bluth bevat zowel het vertrouwde Europese van Rusland, met auto’s, balzalen, etiquette, treinstations et cetera, als het vreemde: de tovenaar Raspoetin, revoluties, grandeur, en andere sprookjesachtige elementen. Het filmhoesje doet misschien vermoeden dat het gaat om een Disneyfilm, maar wie dat verwacht, komt bedrogen uit. De tekeningen zijn anders dan die in Disneyfilms, schokkeriger en hoekiger, terwijl bijvoorbeeld bosdiertjes weer een stap terug zijn in kinderlijkheid. Maar deze animatiestudio had nu eenmaal minder budget ter beschikking dan de Disneyfilms. De film houdt zich ook minder aan het Disneyrecept voor animatiefilms. De schurk is duivelser dan die in Disneyfilms, en de beelden zijn soms gruwelijker. En omdat de hoofdpersonen ouder zijn dan de gemiddelde Disneyhelden (of in elk geval als ouder worden geanimeerd) sluipen er ook meer verwijzingen binnen naar flirten en seks. De aanwezigheid van pratende diertjes als ‘side kicks’ maakt het echter moeilijker de film als tiener- of volwassen film te zien (dezelfde studio deed dat later veel beter met Titan AE). Wel is de film prachtig gemaakt, waarbij computerbeelden heel aardig met de tekeningen zijn verweven, zodat er prachtige achtergronden op het doek zijn getoverd. Van treinongelukken tot talloze dansers, tot tot leven gekomen standbeelden. En in een tijd waarin Disney zijn heldinnen nog door een man liet redden, hoe levenslustig en assertief ze ook waren (denk aan Ariel), is de hoofdpersoon van deze film geen ‘damsel in distress’, maar is zij het die de slechterik confronteert als de mannelijke held is uitgeschakeld. Wij kennen ondertussen Katniss Everdeen natuurlijk, dus voor ons is het niet nieuw meer, maar ik zou graag meer van dit type verhalen zien.

Het verhaal begint aan het hof van Tsaar Nicolaas, aan het begin van de 20ste eeuw. Hij heeft de valse monnik Raspoetin tegen zich in het harnas gejaagd, en de man spreekt een duivelse vloek uit: hij voorspelt het einde van alle Romanovs. Niet veel later breekt inderdaad de revolutie uit. Het paleis wordt bestormd, en alleen de moeder van de Tsaar weet te ontkomen. Op haar vlucht raakte ze gescheiden van Anastasia, de dochter van de Tsaar en haar kleindochter. Aangekomen in Parijs  looft ze een beloning uit voor wie haar kan herenigen met haar dochter. Maar de enigen die ze ziet zijn fraudeurs, die een meisje van de straat plukken, die laten praten als een prinses, en doen alsof het gaat om Anastasia. De oude vrouw prikt altijd feilloos door de praatjes van de ‘con artists’ heen. Na tien jaar geeft ze de moed op. Blijven hopen doet te veel pijn. Juist dan is Dimitri op weg naar Parijs. Hij heeft zijn zinnen gezet op het niet onaanzienlijke geldbedrag, en heeft een meisje gevonden dat heel goed zou kunnen doen alsof ze de verdwenen prinses is. Deze Anya weet zelf niet wat haar afkomst is, want ze is alles kwijt wat voor haar achtste gebeurd is. Misschien zouden ze elkaar wel eens kunnen helpen … Hun reis wordt echter vanuit het dodenrijk nauwlettend in de gaten gehouden door de geest van Raspoetin, die vastbesloten lijkt de ontmoeting tussen Anya en de moeder van de Tsaar te verhinderen.

Ik wil hier niet schrijven over de ontwikkeling van Dimitri, die begint als iemand die het met de wet niet zo nauw vindt, en dan opeens verliefd wordt op Anya. Maar hij leert dat echte liefde nog een stap verder gaat. Natuurlijk, net als in de Disneyfilms wordt hier de ‘liefde op het eerste gezicht’ verheerlijkt, maar waar in Disneyfilms die liefde vaak niet verder wordt bevraagd, ontdekt de hoofdpersoon hier tijdens de reis dat zijn egoïstische verliefdheid overgaat in echte liefde. En echte liefde is bereid afstand te doen van eigen gewin, en moed te tonen, ook als het betekent dat je afscheid moet nemen van de geliefde. Of in elk geval de keus bij de geliefde neer te leggen. Deze vertoning van nederigheid is echte liefde, en een stuk volwassener dan veel Disneyhelden zouden kunnen zijn.
Maar waar ik tijdens het kijken van de film vooral door werd gegrepen was het verhaal van Anya, oftewel Anastasia. Vanaf het begin van de film bestaat er namelijk geen enkele twijfel over dat het weesmeisje in werkelijkheid de prinses is. De spanning van de film bestaat daarom niet uit de vraag wat haar identiteit is, maar of ze er wel achter zal komen wat haar identiteit is (een behoorlijk verschil). Als kijker zien we iemand die door omstandigheden buiten haar eigen toedoen het leven dat bij haar hoorde is kwijtgeraakt. Hoewel ze een prinses was, is ze opgevoed in een nogal onguur ogend weeshuis, en is haar hoogste ideaal een baan in een visfabriek. We hebben intuïtief het gevoel dat in deze situatie iets niet klopt. We zien ook nog eens de slechte machten die haar in onwetendheid willen laten, en als dat niet zou lukken, haar willen doden voor ze ontdekt wie ze is. En dus is onze hoop als kijker, dat de onrechtvaardigheid dat haar werkelijke identiteit haar is ontstolen, ongedaan zal worden gemaakt. Daaruit bestaat het gelukkige einde, de eucatastrofe.
Ik moest hierbij denken aan het bekende citaat van G.K. Chesterton: ‘We ondervinden allemaal dezelfde mentale rampspoed. We zijn allemaal vergeten wie we werkelijk zijn’ (Orthodoxie). De tragiek van ons verhaal is niet zozeer dat we ophielden geliefde kinderen van God te zijn, of dat we niet langer beelddrager van God waren. De tragiek is dat we zelf niet langer wisten of geloofden wie we werkelijk zijn. We raakten onze werkelijke identiteit kwijt, de identiteit van het schepsel van God, dat hij had gemaakt om in eeuwige gemeenschap met hem te leven, aan hem gelijk in onze mogelijkheid God, elkaar en de schepping lief te hebben. Onze identiteit van zijn geliefden, die hij hun zonden niet aanrekent, maar kwijtscheld, en die altijd toegang hebben tot de troon van zijn genade. Onze identiteit van scheppers (met kleine s) onder de Schepper, die zijn schepping tot bloei zouden brengen. En omdat we ons niet meer van die identiteit bewust waren, leefden we een minder leven: het leven van opstandige, alleen bezig met ons eigen gewin, zelfs al is het ten koste van de ander of de schepping; het leven van tijdelijke creaturen bezig met tijdelijke beslommeringen: geld, seks en macht. En luide stemmen in onze omgeving houden ons voor dat dit onze identiteit is. Stemmen als die van de vrouw van het weeshuis, die Anya voorhoudt dat ze nooit iets anders kan zijn dan een fabrieksarbeidster. Stemmen als die van het bureaucratische systeem van Sovjet Rusland, die haar zonder visum niet laten gaan: je bent deel van het systeem, niet meer. En stemmen als die van de demonische Raspoetin, die uit boosheid om zijn eigen lot, haar wil zien lijden. Dat is wat de demonische machten immers doen: ons voorliegen dat we minder zijn dan we zijn, dat we geen hoop mogen hebben ooit geliefd te zijn, dat we op onszelf zijn aangewezen, zonder gemeenschap te kunnen ervaren. Dit is onze mentale rampspoed.
Maar er is een andere macht in onze wereld, die ons niet in onze verloren toestand laat. De stem die op meerdere manieren tot ons spreekt: in schoonheid, in de stem van ons geweten, in het bestaan van liefde. In ons verlangen, onze ‘sehnsucht’, ‘Joy’, in de benaming van Lewis. Dit wordt gesymboliseerd in de hanger van Anya, met de woorden ‘Together in Paris’. Lewis wijst erop dat het aanwezig zijn van een sleutel aangeeft dat er een slot moet bestaan. Dat als we in ons een verlangen opmerken dat niet op Aarde vervuld kan worden, dit wijst op het bestaan van een hemelse vervulling. Door deze sleutel weet Anya dat het leven meer moet zijn dan ploeteren in fabrieken voor de staat. Dat het leven betekenis moet hebben. En daardoor gaat ze daarnaar op zoek. En in die zoektocht wordt ze geleid door een bovennatuurlijke macht. Anders dan die van Raspoetin, die via demonen rechtstreeks ingrijpt om haar tegen te houden. Als Anya roept om een teken, lijkt het alsof ze geen antwoord krijgt. Een zwerfhondje, Pooka, duikt op en probeert met haar te spelen. Ze wil hem eerst bij zich wegjagen, omdat ze ingespannen op een teken aan het wachten is. Maar dan dringt het tot haar door: het hondje is zelf het teken! Onbeduidend, onopvallend. Zo is ook de aanwezigheid van God in de wereld. ‘Left handed power’, noemt Robert Farrar Capon dat: geen rechtstreeks ingrijpen, maar vrij laten. De enige zekerheid die deze macht heeft, is dat de wil van de geliefde niet wordt beschadigd. Anya is steeds vrij om niet naar God te luisteren, om te luisteren naar haar dromen die haar afsnijdroutes beloven (die dodelijk zouden aflopen). Maar hoe vaak het ook slecht dreigt af te lopen, Pooka geeft niet op. Het hondje is werkelijk de held van de film, zie je als je oplet. Het hondje is het teken dat haar naar St. Petersburg leidt, het waarschuwt meerdere malen voor gevaar, het maakt Dimitri wakker, zodat die haar kan redden, en leidt haar in een doolhof tot de eindconfrontatie. Een hondje dat zo’n grote rol speelt? Dat in feite verantwoordelijk is voor de goede afloop? Ik zie dat als de onopvallende hand van God in onze geschiedenis. God die tot ons fluistert, die ons kansen geeft om te ontdekken wie we van eeuwigheid af zijn.
En uiteindelijk gaat Anya zich herinneren wie ze is. Hoe gebeurt dat? Door te gaan handelen als prinses, door de jurken te dragen, te leren dansen, te leren spreken als prinses. Dan komen de herinneringen boven. En zo kan ze uiteindelijk haar identiteit claimen, in contact met haar grootmoeder. Zodat het met ons volgens mij ook: zelfs al geloven we het zelf nog maar nauwelijks, denken we dat we geen liefde waard zijn, dat we zondig zijn, dat we maar ‘vleesmachines’ zijn - als we gaan leven alsof we Gods kinderen zijn, die hij onvoorwaardelijk liefheeft en hij in hun unieke identiteit en waardigheid wil brengen, zullen we het uiteindelijk ook gaan geloven. Als we de andere mensen om ons heen, en de schepping, gaan behandelen op een manier die past bij beelddragers van God, zullen ze ook werkelijk beelddragers van God voor ons gaan worden. Leven uit je nieuwe identiteit, noemen predikers dit. Maar dan moet je niet zien als bijbelteksten uit je hoofd leren en saai naar kerkdiensten gaan, maar juist liefhebben: God, je naaste en jezelf, genieten van de overvloed van goedheid en die beschermen, koesteren en tot groei brengen. Leven als geliefde, zelfs als je het nog niet helemaal gelooft. En hoe meer je dat doet, leeft in het koninkrijk van God, hoe werkelijker het voor je wordt. Dit is leven in geloof. En uiteindelijk zullen we, net al Anya, thuiskomen en onze verloren familie, onze vader, in de ogen kijken en eindelijk weten wie we zijn. We zullen allemaal onze nieuwe naam horen, een naam die niemand kent dan God en degene die de naam ontvangt, dat belooft Openbaringen. Het is een ‘happy end’ en deze film herinnerde me daar krachtig aan.

vrijdag 5 december 2014

Gedicht: Evenwicht

Evenwicht

Ik volg het koord, gespannen
over het ravijn. Kijk niet omlaag
want dan zou ik verdwijnen.
Ik plaats mijn voet voorzichtig
voor de ander, houd mijn adem in.
Hoe ver nog tot de overkant?
Ik zie slechts mist. Mij is verteld
dat daar beloning wacht.
Dus zet ik door. Maar niet te snel
of ik verlies mijn evenwicht.

Maar ik kan ook niet rusten.
Ik wankel. Hoor achter mij
de megafoon. Kritiek klinkt
als vanouds. Ik mag niet falen.
Anderen zijn mij al voorbij,
bewijzen dat het kan, dus
aarzelen is uitgesloten.
Ik moet wel door, ik ken geen
alternatief. Maar wat gebeurt
er als het ooit donker wordt?