maandag 10 november 2014

Filmbespreking: Interstellar

Hoe zouden Christopher Columbus en zijn medereizigers zich hebben gevoeld, toen ze na een lange reis over zee, plotseling land aan de horizon zagen. Een nieuwe wereld. Waar nog geen Europeaan voet had gezet (uitgezonderd wat Vikingen ver naar het noorden). Andere bomen, andere vogels, andere mensen. En alles moest nog worden ontdekt. Het lijkt me met niets te vergelijken: verwondering, verwachting, opwinding, spanning. Ik heb er al een voorproefje van als ik in de bergen van het pas afga en een kleine waterval vind, maar dat valt in het niets bij het binnentreden van een totaal nieuwe omgeving. Misschien dat sommige speleologen dat gevoel nog ervaren bij het binnentreden van nieuwe grotten, of diepzeeduikers, maar het aantal witte plekken op de kaart neemt nogal af.
De enige zee die we nog niet zijn overgestoken, en waar we ondertussen weten dat er nieuwe werelden liggen in overvloed, is die van de ruimte. Ja, we hebben de maan bezocht, en er rijden robots rond op mars (in zichzelf trouwens al een reden tot verwondering), maar denk aan de manen van Jupiter. Europa met zijn oceaan onder het ijs. Of die van Saturnus, zoals Titan met zeeën van methaan. En dan de planeten rond andere sterren. Waarvan er meerdere voor leven geschikt zouden moeten zijn. Ze prikkelen in elk geval mijn verbeelding. Ja, het vacuüm van de ruimte is niet zo makkelijk te overbruggen en gewichtsloosheid en straling doen de menselijke gezondheid geen goed. Maar Columbus en zijn mannen namen vergelijkbare risico’s (denk aan scheurbuik). En we weten inderdaad niet hoe de omstandigheden zijn op andere planeten (misschien wel gevaarlijk). Maar dat wist Columbus ook niet (er leefden bijvoorbeeld jaguars in Zuid-Amerika). En toch zijn we al veertig jaar niet naar de maan geweest. Plannen om mensen naar Mars te laten reizen worden uitgesteld. En van de sterren dromen we al helemaal niet meer.
Ik vind het teleurstellend, maar ja, ik ben dan ook diep van binnen een ontdekkingsreiziger. Mijn eerste verhalen die ik op school schreef gingen al over verre reizen en bijzondere ontdekkingen (een fietstocht door het Amazonewoud, de ontdekking van het monster van Loch Ness), en de hoofdpersonen van mijn latere avonturenverhalen drongen ook in nieuwe gebieden door. Zowel Neptunus als De Derde Macht gaan over ontdekkingsreizigers. En Het Wrak ook. Net als veel van mijn korte verhalen. De fantasie is nog de enige plek waarin de ervaring van het binnentreden van een nieuwe wereld mogelijk is. Het is de reden dat ik fan ben van science fiction-verhalen.
Maar ook dit genre lijkt de exploratiezucht te zijn vergeten. Er zijn meer films over postapocalyptische samenlevingen en grimmige onderdrukking met behulp van technologie, dan over de verkenning van ons heelal. En als er dan een keer een in de bioscoop komt, maakt de verwondering al heel snel plaats voor angst en afgrijzen. Of door de monsters die mensen aantreffen (zoals in Prometheus), of door de monsters die mensen zijn (Avatar). Films over andere werelden tekenen ze af als bedreiging, en maken de mensen die ze willen ontdekken belachelijk: het risico is het niet waard, lijkt de conclusie. Zijn we zo in onszelf en in onze wereld teleurgesteld? En dat terwijl deze verhalen en films ons juist hadden kunnen inspireren. Ze hadden onze fantasie kunnen prikkelen, ons verlangen kunnen aanwakkeren en ons weer enthousiast kunnen maken voor de wereld buiten ons.
Gelukkig komt er af en toe een film in de bioscoop die dit ook inderdaad doet. Zoals de nieuwste film van Christopher Nolan: Interstellar. De trailers maakten het al duidelijk, met de tagline ‘Mankind was born on earth, it was never meant to die there’. Deze film verontschuldigt zich niet voor de ontdekkingsdrang van de hoofdpersonen, de fascinatie met andere werelden, en de oproep aan de mens om weer te gaan dromen. En alleen daarom al zal ik hem van harte aanbevelen. Want volgens mij hebben we het weer nodig om te kunnen dromen.

Onze wereld is namelijk hard op weg te veranderen in de wereld uit Interstellar. Een wereld waar plantenziektes de meeste gewassen hebben uitgeroeid (behalve mais), en stofstormen razen over de velden die zijn overgebleven. De resterende mensen wijden zich toe aan de landbouw. NASA is opgeheven. Op school wordt verteld dat de maanlandingen in scene zijn gezet. Deze generatie is een verzorgende generatie, die geen verlangens koestert, behalve mais te verbouwen en de volgende generatie te helpen overleven. Voor wie het nieuws volgt, is het allemaal angstaanjagend realistisch. Dierenpopulaties zijn in veertig jaar met de helft afgenomen. Klimaatverandering vernietigt landbouwgrond. Grondstoffen raken in een hoog tempo op. Het is moeilijk om hoop te houden.
In de wereld van Interstellar is Cooper een uitzondering. Hij is volgens anderen veertig jaar te laat geboren (of te vroeg). Een testpiloot die nu gedwongen boer moet zijn. Maar die wel nog steeds het verlangen koestert naar nieuwe ontdekkingen. Hij heeft dan ook weinig aansporing nodig als hij een vreemde zwaartekrachtsanomalie aantreft, die een locatie in de bergen lijkt aan te wijzen. Hij volgt het spoor en bereikt een uiterst geheime installatie. Het blijkt dat wat is overgebleven van NASA een laatste ruimtereis aan het voorbereiden is. Een reis naar een ander sterrenstelsel. Vlak bij Saturnus is namelijk een wormgat opgedoken, en daarachter zijn al waarnemingen gedaan van mogelijk levensvatbare planeten, cirkelend om een zwart gat. De expeditie moet vaststellen of een daarvan gekoloniseerd zou kunnen worden. Cooper wordt gevraagd mee te gaan als piloot. Dat betekent echter wel dat hij zijn dochter op Aarde moet achterlaten. En zij heeft grote bedenkingen tegen zijn vertrek. Wat Cooper aanzag voor een anomalie, is volgens haar een geest, die met haar wil communiceren. De boodschap: ‘Blijf!’ Het lijkt een waarschuwing …

Aan mijn hooggespannen verwachtingen kon deze film niet totaal recht doen. Dat ligt een beetje aan de stijl van Christopher Nolan, die een beetje klinisch is, en zelfs bij intense actiescènes een emotionele afstand houdt. Maar in andere opzichten was ik aangenaam verrast. De lange aanloop van de film, die zich op Aarde afspeelt, met in mijn ogen geloofwaardige familierelaties. Het mysterie van de geest. Verschillende ideologische discussies, die leiden tot spanningen tussen de hoofdpersonen. De interessante gevolgen van ruimtereizen voor tijdsbeleving en de weergave van andere kosmologische fenomenen. Een onverwachte gastrol van een van mijn favoriete acteurs. Van andere aspecten wist ik dat ze goed zouden zijn: de reis door de ruimte. De planeet Saturnus. Buitenaardse werelden die niet lijken op de onze. Goed acteerspel van Matthew McConaughy. Imposante muziek. Ik werd helaas een beetje uit het verhaal gehaald door een zwart gat, waarvan de zwaartekracht wel de tijd verstoorde, maar niet de hoofdpersonen uit elkaar trok (wat toch had gemoeten). Aan de andere kant heb ik ook een verhaal geschreven over een tocht door een zwart gat, dus de pot verwijt de ketel. En ik vond het einde niet helemaal recht doen aan wat ervoor kwam. Het klopte wat het plot betrof wel (hoewel het wat klinisch was), maar thematisch voor mijn gevoel niet. Ik zal hier later in de filmbespreking op terugkomen.

Het verhaal van deze film zou zijn gebaseerd op de ideeën van theoretisch natuurkundige Kip Thorne. En ik denk dat veel mensen die kritiek hebben op deze film, en op het einde ervan, zich niet realiseren met welke vragen de wetenschap zich op dit moment bezighoudt. Het gaat namelijk niet om het vallen van bollen van een scheve toren, of reacties in een reageerbuisje. De vragen die wetenschappers stellen zijn veel fundamenteler. Het gaat om de verschillende natuurkrachten en of die wellicht tot een enkele basis te herleiden zijn. Het gaat om de eerste microseconden na de oerknal en hoe de natuurwetten toen ‘uitkristalliseerden’. Het gaat om de vraag hoe het kan dat die natuurwetten het ontstaan van (intelligent) leven mogelijk maken. Ideeën om hiervoor verklaringen te geven, postuleren het bestaan van parallelle universa (zoveel dat alles wat mogelijk is, ook bestaat), waarvan wij toevallig in een bewoonbare leven. Anderen suggereren dat leven en intelligentie zelf de reden zijn voor de leven mogelijk makende eigenschappen van ons heelal. Er is een groep van wetenschappers die suggereert dat ‘leven’ een eigen ‘natuurkracht’ is, die ook moet worden meegenomen bij het zoeken naar de ‘grand unifying theory’. Anderen gaan verder, en stellen dat intelligentie, het kunnen begrijpen van het heelal, ook realiteit heeft (en geen illusie is, voortgebracht door zenuwcellen), en dus ook deel moet uitmaken van de ‘grand unifying theory’. En uitgaande van het idee uit quantummechanica dat een waarnemer bepaalt hoe een quantumfunctie uiteindelijk uiteenvalt, zeggen zij dat het universum levensvatbaar is voor ‘waarnemers’, omdat er ‘waarnemers’ zijn. Ze postuleren zelfs een verre toekomst waarin alle materie in het heelal deel uitmaakt van intelligentie. Die dus tegen de stroom van de tijd in, door het waarnemen ervan, de geschiedenis bepaalt.
Deze ideeën zijn controversieel, maar worden wel serieus genomen. Want anders zijn er maar twee mogelijkheden: dat alles wel heel toevallig is, of dat er een ontwerper is (en beide zijn niet echt wetenschappelijke uitspraken). Wie hierover een vrij toegankelijk boek wil lezen, raad ik ‘The Goldilocks Enigma’ aan van Paul Davies (zie mijn recensie). Ik herkende veel van de theorieën uit dit boek in Interstellar, van het serieus nemen van menselijke intelligentie (en nog radicaler: liefde) als werkelijke, relevante eigenschappen van ons universum tot het idee van een doorontwikkelde intelligentie die haar eigen verleden bepaalt aan toe. De film lijkt vergezocht, maar is het dus helemaal niet.
En ik vind het zelf wel fascinerend dat menselijkheid, intelligentie en liefde, nu eens serieus genomen worden in de science fiction. Ik moest denken aan C.S. Lewis, die in ‘Miracles’ ook suggereert dat het feit dat wij personen zijn, niet een toevallig voortvloeisel is van bewegingen van atomen in onze hersenen, maar daar los van staat. Ons denken wordt niet veroorzaakt door atoombewegingen, maar zet zelf atomen in beweging. Maar (anders dan Lewis betoogt) hoeft dat niet te betekenen dat ons denken ‘bovennatuurlijk’ is. Waar het wel op duidt, volgens mij, is dat dit heelal niet slechts ‘materieel’ is (het is in elk geval niet zo eenvoudig als ‘atomen’ en ‘energie’, denk aan de begrippen van ‘donkere materie’ en ‘donkere energie’, en bizarre zware deeltjes die toch geen interactie aangaan met reguliere materie). Het heelal is niet koud en dood als een aflopend uurwerk, maar een levende plek. Een plek waar achter de atomen en fotonen begrip en liefde zindert. En dat suggereert de aanwezigheid van persoonlijkheid, van een persoon. (Coopers dochter Murph zegt het van haar ‘geest’, dat ze die geen ‘geest’ noemt omdat ze er bang van is, maar omdat ze hem als persoon ervaart).

Dat vond ik een relevant punt in het script. Liefde is namelijk altijd persoonlijk. Niet abstract. Er worden twee mogelijke motivaties tegenover de liefde gezet. De eerste is die van de overleving van de soort. Als er niet individuele kolonisten naar een andere planeet gebracht kunnen worden, moet in elk geval de menselijke soort blijven bestaan. Al is het door het opkweken van eerder ingevroren bevruchte eicellen met behulp van draagmoeders. In plaats van liefde voor concrete individuen, wordt gesuggereerd dat de mens moet opgroeien tot ‘liefde voor de soort’.
Degenen die dit voorstellen klinken als het karakter Weston in het boek ‘Out of the Silent Planet’ van C.S. Lewis. Hij vindt ook dat hij, zelfs als hij de slechtste dingen doet aan individuen, toch gedreven wordt door liefde, omdat hij wil dat de mens zich over het heelal verspreidt. Lees het maar in zijn eigen woorden: “Life is greater than any system of morality; her claims are absolute. It is not by tribal taboos and copy-book maxims that she has pursued her relentless march from the amoeba to man and from man to civilization.She has ruthlessly broken down all obstacles and liquidated all failures and today in her highest form civilized man - and in me as his representative, she presses forward to that interplanetary leap which will, perhaps, place her for ever beyond the reach of death. It is in her right, the right, or, if you will, the might of Life herself, that I am prepared without flinching to plant the flag of man on the soil of Malacandra: to march on, step by step, superseding, where necessary, the lower forms of life that we find, claiming planet after planet, system after system, till our posterity - whatever strange form and yet unguessed mentality they have assumed - dwell in the universe wherever the universe is habitable.” C.S. Lewis maakt die houding subtiel belachelijk door de vertaling die Ransom geeft.
De vergissing is natuurlijk dat we als mensen personen zijn en onze liefde dus ook persoonlijk is. En wat we liefhebben is ook concreet, persoonlijk, buiten ons. Ja, we kunnen vechten voor idealen, maar als dat ten koste gaat van individuen, is dat geen liefde. Als we individuen opofferen voor iets abstracts, zijn we liefdeloos. Dan staan we aan de kant van de duivel en niet van God. Ook in deze film offeren de voorstanders van het ‘redden van de soort’ individuen op voor hun ideaal, door ze niet de waarheid te vertellen, en te scheiden van hun geliefden. Een teken dat deze benadering niet een liefdevolle motivatie is.
Een heel andere motivatie is die van de individuele overleving. Een karakter betoogt zelf dat onze hechting aan individuen, zoals kinderen, onze overlevingsdrift bevordert. Als we in onze laatste momenten onze geliefden voor ons zien, geeft dat ons de kracht om nog iets harder te vechten. Zo staat zelfs onze hechting aan anderen ten dienst van onszelf. Dit karakter betoogt dat alles wat mensen doen, zelfs ‘liefde’, uiteindelijk zelfzuchtig is. En ook dit karakter is bereid anderen op te offeren voor zijn eigen overleving. Uiteindelijk lijkt het zelfs bereid de hele mensheid op te offeren, om zelf maar in leven te blijven. 
Cooper laat echter zien dat zijn liefde voor zijn kinderen niet ingegeven is door overlevingsdrang. Want om hen de kans te geven te overleven, is hij bereid zichzelf op te offeren. Hij stelt het slagen van zijn missie boven zijn eigen voortbestaan, zelfs boven het terugzien van zijn kinderen. Hij wil in de diepste diepte verdwijnen, als zij maar gered worden. Zoals Jezus het zegt: ‘Groter liefde heeft geen, dan wie zijn leven opgeeft voor zijn vrienden.’ Liefde wordt uiteindelijk gekenmerkt door wat je bereid bent van je zelf op te geven voor je concrete, persoonlijke geliefde. Tot aan je leven toe.
En ik geloof dat deze onzelfzuchtige liefde voor concrete individuen de grondslag is van het universum.

Maar in het slot van de film, hoe slim het ook is geschreven, wordt dit punt, waarschijnlijk onbedoeld, volledig onderuit gehaald (ik geef hier een paar plotpunten weg, dus pas op!). De film wil een te afgerond verhaal vertellen, en sluit zijn eigen wereld dus hermetisch af. In plaats van een open universum, met een persoonlijke liefde achter het universum, waarin alles mogelijk is, blijkt het heelal toch klein te zijn. Ondanks alle dimensies, is het beperkt. De mens en zijn intelligentie en zijn liefde, blijkt toch alles wat er is. En intelligentie en liefde worden daardoor toch weer gereduceerd tot causaliteit. Gebeurtenissen blijken elkaar abstract te moeten opvolgen. En de macht achter het universum blijkt te worden gedreven door overlevingsdrift. Want als Cooper niet geslaagd was, zou die macht ook niet hebben bestaan. De slang heeft zich in zijn eigen staart gebeten en dus zichzelf opgegeten. De film die zo hoopvol en inspirerend wilde zijn (en wat mij betreft gedurende twee uur ook was), blijkt uiteindelijk toch net zo kil en deprimerend als alle andere sciencefiction films. Jammer. Als dit verhaal al zo mooi verteld kon worden, hoe gaaf zou dan een werkelijk hoopvol verhaal niet kunnen zijn?