zaterdag 27 december 2014

Filmbespreking: Exodus Gods and Kings

Het gebeurt niet zo vaak dat ik na een film thuiskom, en tegen mijn vrouw uitroep: ‘In deze God wil ik geloven.’ Dat maakt Exodus Gods and Kings al meteen een bijzondere film. En roept de vraag op waarom deze voor mij zo bijzondere film dan toch zo slechte recensies heeft gekregen. Vooral uit christelijke hoek. Aan de kwaliteit van de film als film kan het niet liggen. Fantastische beelden van het oude Egypte, geweldige wolkenluchten, goede kostuums, sterke acteurs (Christian Bale overtreft hier zijn Batmanrol), en de tien plagen zijn heel sterk in beeld gebracht. De overstroming van de rode zee gaat wat anders dan anders, maar is op zijn eigen manier indrukwekkend genoeg. Mijn belangrijkste commentaar is dat er nogal wat anachronisme in zitten. Het schijnt dat Egyptenaren niet van de rug van paarden oorlog voerden. Dat weet ik zelf niet zeker en stoorde me dus niet. Wel stoorde me dat Mozes een aantal keer ‘Vuur!’ riep tegen zijn boogschutters, in plaats van ‘Los!’. Voordat er vuurwapens waren, had het roepen van ‘Vuur!’ geen betekenis! De film is bovendien wat lang, maar ik merkte het eigenlijk niet. Ik had zelfs het idee dat sommige delen van het verhaal snel werden verteld. Zeker niet zo’n lange zit als eerdere Mozes-films.

Een blik op de IMDB-pagina leert dat de zwaarste kritieken komen van mensen die zeggen dat de film afwijkt van het verhaal uit de bijbel. Een goede vriend van me wilde zelfs niet eens naar de film omdat hij aan de trailer kon zien dat het verhaal afweek van dat van de bijbel. Na het kijken van de film moet ik daarom glimlachen. Dit soort opmerkingen verraden een godsbeeld dat in de film kritisch wordt bevraagd: een God die voldoet aan onze eigen verwachtingen, en die zich dus niet kan of mag openbaren op een manier die daarmee in strijd is. Maar is dat nou een God waar je in wilt geloven? Nu vermoed ik dat de christenen die kritiek hebben op de film deze vooral vergelijken met het zondagsschoolverhaal in plaats van met de bijbel. Want ja, er zijn nogal wat afwijkingen met hoe het verhaal in de bijbel wordt verteld, maar dat geldt ook voor de zondagsschoolversie. En elementen die daar uit worden gelaten, komen in deze hervertelling wel weer naar voren. Iedereen die een verhaal doorvertelt, maakt daarbij keuzes. Het een wordt weggelaten, het ander wordt in een ander daglicht geplaatst. Alleen door verschillende versies tot je te nemen zie je uiteindelijk het geheel. En in die mix van versies is dit een hele goede ‘coverversie’ van Exodus. Het is niet alsof ‘The ten commandments' bijbelgetrouwer is.
Wat bovendien meespeelt, is dat dit niet in de eerste plaats een christelijke film is. In elk geval geen fundamentalistisch evangelische film. Met het godsbeeld dat daarbij hoort. Nee, dit is in de eerste plaats een Joodse film. Dit blijkt al aan het begin bij de titels, waarbij de tijdsaanduiding niet wordt aangegeven in jaren ‘voor Christus’, maar ‘BCE’ (before common era) - dit is het verhaal van het Joodse volk, niet van ons. Het is dit volk dat God niet had vergeten, en dat moeten we als kijker niet vergeten. Het hier getoonde Godsbeeld is dus het hunne. Het is de God van het Oude Testament. Van die God van het Oude Testament benadrukken wij als christenen vaak zijn macht, en zijn rechtvaardigheid. Maar wat we daarbij wel eens vergeten is dat dit ook een God is die met mensen in gesprek gaat, die zich laat overtuigen in discussies, die boos wordt en teleurgesteld is, die probeert te overreden en die zich laat leiden door zijn onstuimige liefde. Dit is een God die heel duidelijk een persoon is. En in deze film staat de vraag centraal hoe God met mensen omgaat. De tragiek van de Israëlische slavernij in Egypte neemt een ondergeschikte plaats in (hoewel de omstandigheden gruwelijk genoeg in beeld zijn gebracht) ten opzichte van de vraag die Mozes zich moet stellen: wat voor God is God? En hoe kan Mozes met hem omgaan?

We zien in de film verschillende manieren waarop mensen met God of de goden omgaan. Ten eerste in Egypte. De film begint met het opensnijden van een vogel om in de ingewanden ervan de aanwijzingen van de goden te lezen. De Egyptenaren brengen offers aan de goden en denken ze zo op hun hand te krijgen. De goden zijn hen dan advies verschuldigd. Of later in het verhaal wonderen, als de rampen beginnen plaats te vinden. Dit ziet er aan de buitenkant heel godsdienstig uit: ze houden zich aan de tradities, bidden, en geloven, maar het gaat ze niet om de goden, maar om hun eigen succes. Dit verraadt zich uiteindelijk als Ramses, de Farao, roept: ‘Ik ben de God! Ik ben de God!’ Hij moet het voor het zeggen hebben. En dus gaat hij de strijd met God aan. ‘Laten we kijken wie er beter is in doden’, zegt hij tegen Mozes, ‘Jij en jouw God of ik!’
Maar zelfs bij Mozes’ vrouw Zipporah, dochter van Jethro, vinden we een godsbeeld dat God niet helemaal serieus neemt als persoon. Als Mozes van de berg afkomt, trekt ze zijn visioen in twijfel, omdat het niet overeenkomt met het beeld dat zij van God heeft. ‘Zo kan God niet zijn’, besluit ze. Hoewel ze zelf God nooit heeft gezien. Daarnaast houdt ze Mozes tegen hun zoontje vragen te laten stellen over wie God is en waarom een bepaalde berg heilig is en andere niet. Ten slotte zegt ze tegen Mozes, als hij op het punt staat weg te gaan, dat ze haar geloof zou afzweren, als dat hem ertoe zou brengen bij haar te blijven. Ze heeft haar eigen gezin en haar eigen geluk bovenaan staan. Haar geloof in God is iets dat haar ondersteunt in haar dagelijkse leven, iets dat ze zomaar wil opgeven als het haar niet uitkomt. Niet een dynamische relatie met een werkelijke persoon.
De omgang van de Israëlieten met God is anders. ‘De Israëlieten zijn een koppig en vechtlustig volk’, zegt een van de Egyptenaren. ‘Weet je wat hun naam betekent? Zij die vechten met God.’ Mozes corrigeert hem. ‘Zij die worstelen met God. Er is een verschil.’ Zo is dat. Vechten is iets anders dan worstelen. Bij vechten gaat het erom dat een van de twee de ander verslaat en vernedert. Een moet als winnaar bovenkomen. De ander is een verliezer. En moet vernederd afdruipen. Dit is hoe de Egyptenaren met God omgaan: ze gaan het gevecht aan. Maar worstelen is anders. Bij worstelen blijf je in relatie met elkaar. Ik worstelde vroeger met mijn broers op de stoelkussens die we in de gang op de grond hadden uitgespreid. Misschien won ik van een jongere broer, maar we bleven elkaar aankijken. We bleven vrienden. In het worstelen meet je je aan de ander, test je je kracht, maar vooral om elkaar te leren kennen, om jezelf te leren kennen in relatie met de ander, en om daarmee de relatie te verdiepen. Niet een relatie waarin er een de overwinnaar is en de ander verliezer, waarmee iemand zijn respect en waardigheid verliest. Een relatie waarin beide partijen zichzelf en de ander respecteren, en ook na afloop in hun waarde laten. En dit is hoe God met ons wil omgaan. Hoe hij met Mozes wil omgaan.

Mozes zelf is een scepticus. Een twijfelaar. Iemand die niet zomaar alles aanneemt wat anderen zeggen. En dat maakt hem iemand met wie God kan ‘worstelen’. God openbaart zich aan Mozes in de vorm van een jongetje van tien. Ik vond het een mooie keuze. Het is duidelijk dat deze verschijning slechts een boodschapper is, maar het laat zien dat God het gesprek wil aangaan. Maar God openbaart zich niet op een manier die voor anderen net zo duidelijk is als voor Mozes. Anderen zien bijvoorbeeld God niet. En Mozes had een steen op zijn hoofd gekregen. Maakt dat zijn visioenen niet minder betrouwbaar. Ook als God duidelijker zijn hand laat zien, in de vorm van de plagen en het wonder van de rode zee, zijn er mensen die natuurlijke verklaringen vinden. Er wordt zelfs gerefereerd aan insecten die ziekten verspreiden. Wie wil kan de wonderen afdoen als gewone verschijnselen. Zelfs hier laat God ruimte voor twijfel, zodat de Egyptenaren zelf kunnen kiezen te doen wat goed is. Als die keuze uitblijft, komt de laatste plaag, die geen twijfel meer overlaat. Dan moet de Farao de wil van God doen. Hij is in het gevecht verslagen, heeft geen waardigheid meer, maar moet als verliezer de Israëlieten laten gaan. Terwijl hij het ook had kunnen doen als waardig persoon, die zich door God als persoon had laten overreden.
God is in gevecht met de Farao, maar ook met Mozes. Of is het een worstelpartij. Eerst overtuigt God Mozes ervan dat hij naar Egypte moet gaan. Mozes denkt dat hij een guerrillaoorlog moet voeren, dat God hem had geroepen vanwege zijn militaire ervaring. Maar zijn strijd loopt er alleen maar op uit dat de Farao de Israëlieten harder aanpakt. Er vallen doden en het conflict zou een generatie kunnen duren voor er ooit een oplossing komt. Dus gaat God zelf aan het werk. Maar waarvoor had God Mozes dan nodig? ‘Wilt u mij soms nederig maken?’, roept hij tegen de hemel. ‘Want dat zal u niet lukken!’. Mozes draait zich om en ziet dus niet hoe God in de vorm van het jongetje naar hem kijkt met een verholen glimlach. Ja, Mozes is op een weg om zijn trots kwijt te raken. Lang wil hij zich niet identificeren met de Hebreeërs. Hij blijft zichzelf zien als een Egyptenaar die boven hen staat. Hij zal hen wel even de weg leiden naar het beloofde land. Hij heeft toch een kaart gemaakt? Maar zijn hoogmoed zorgt ervoor dat het volk op een verkeerde plek uitkomt, tussen de rode zee en het leger van de Farao in. Zonder uitweg. En God laat zich niet zien. Op dat moment geeft Mozes zich gewonnen. Hij geeft toe dat hij trots is geweest. Hij erkent dat hij bij het volk van God hoort. En hij gooit zijn zwaard weg (het symbool van zijn identiteit en zijn verbintenis met Ramses). Vervolgens ziet hij het eerste teken van Gods ingrijpen, een meteoriet die naar de horizon valt …
Maar Mozes is ook een gewaagde tegenstander voor God. Als God zijn laatste plaag aankondigt, gaat Mozes tegen hem in. Zoiets kan God niet zomaar doen! De Farao moet de kans krijgen zich te bekeren! Mozes gaat tegen God tekeer. En God laat zich overreden. Mozes kan Ramses bezoeken en hem waarschuwen. Hij mag de Farao nog een keer de kans geven de eisen van God in te willigen, zodat de ramp kan worden afgewend. God heeft zich laten overreden. Staat dit zo in de bijbel? Niet letterlijk. Maar Mozes voerde wel vaker discussies met God, die ertoe leidden dat God van gedachten veranderde. En hetzelfde gold voor Abraham. Het is dus zeker een bijbels gegeven. En in deze film mooi weergegeven. Gods relatie met Mozes is zeker geen eenrichtingsverkeer. Het is een dialoog. Een dialoog waarbij beide partijen flink boos op elkaar kunnen worden, maar het blijft een dialoog.

Aan het eind van de film ontmoeten God en Mozes elkaar weer, op dezelfde berg als waar ze elkaar de eerste keer troffen. God zegt dan tegen Mozes, als hij hem thee brengt in een mooi menselijk gebaar, dat Mozes al die tijd nooit deed wat God van hem vroeg, als hij het er niet zelf mee eens was. Mozes keert het om: God heeft al die tijd ook nooit gedaan wat Mozes vroeg, als hij het er zelf niet mee eens was. En dan glimlacht God. “And still, here we are, talking … En toch zijn we nog steeds met elkaar in gesprek.” Er is nog steeds een relatie. De worstelpartij is ondertussen al lang overgegaan in een dans.
Dit was het punt waarop ik echt enthousiast werd en mijn geloof in God werd versterkt. Want God zoals hij hier getoond wordt respecteert zichzelf, en de ander, als persoon. Hij doet zichzelf niet tekort, is geen goddelijke pinautomaat of goedgezinde opa in de hemel. Hij is een persoon, echt helemaal zichzelf. Maar tegelijk respecteert hij Mozes. Hij probeert hem niet te onderwerpen en wil hem niet veranderen in een ‘ja’-knikkende robot. Hij wil dat Mozes een persoon blijft, die ook op zijn tijd zijn hart durft te luchten. Die durft aan te geven wat hij zelf wil en verlangt. Niet dat dit betekent dat hij het ook krijgt. God is immers zichzelf. Maar hij wil wel weten wat Mozes wil. Vervolgens is God vrij het Mozes wel of niet te geven. Zoals wij in gezonde relaties onszelf blijven, maar ook de ander zichzelf laten blijven. En dit beeld van God vond ik ongelofelijk hoopgevend. Want dit is hoe ik God heb leren kennen in mijn gesprekken met Hem. Niet als een orakel, niet als iemand die al mijn wensen inwilligt, maar als iemand die het gesprek met mij wil aangaan. Omdat hij van mij houdt. In de woorden van Lewis: Aslan is goed, maar hij is geen tamme leeuw. De God van Exodus is geen tamme God, maar hij is ook geen slechte machtswellusteling. Hij is een persoon en Hij is Goed. En hij wil met mij een relatie. Als het nodig is wil hij worstelen, maar met als doel dat de worsteling overgaat in een dans. Ik vond de laatste beelden van de film, waarbij God zich nog een keer ontfermt over de dan oude Mozes, ook ontroerend.
Wil je ook in je geloof bemoedigd worden, en zien hoe goed een God kan zijn die met je wil worstelen, staar je er dan niet blind op dat dit verhaal niet lijkt op dat uit de zondagsschool, maar ga deze film kijken. En praat er met anderen over na!

Hier is mijn bespreking van een andere verfilming van dit verhaal: The Prince of Egypt.

woensdag 24 december 2014

Gedicht: Wad

Wad

Mijn voeten zijn in klei gevangen,
de grijze modder vertraagt mijn pas
als handen zonder los te laten,
niet moe te krijgen. Ik wel.
God, wat ben ik moe. Ik strijd
om nog een stap te kunnen zetten.
Wil rusten. Maar zie geen respijt
tot aan de horizon. Slechts slijk,
niets om mij op te richten.
Mijn kompas ben ik verloren
en de tijd die dringt. Het water vult
de gaten achter mij, wist het spoor,
haast zich voor mij uit: een spiegel
die boven mij gesloten hemel toont
al net zo grauw. Binnen in mij
dooft nu mijn kracht. Hoe meer ik worstel,
hoe meer mij lokt vergetelheid.
Te slapen onder de koude deken
van de zee. Land is nog slechts een droom.
Mijn laarzen lopen vol met koude.
De greep verstevigt zich en toch
kan ik niet stoppen. Ik trek mijn been
op uit de klem die mij omsloot
en strompel voort tot ik de kust bereik.

dinsdag 23 december 2014

Gedicht: Oogst

Oogst

Het koren groeit het best
op grond met rust gelaten
na het zaaien. Bewaterd
uit de hemel. Door de wind
gestreeld. Niet steeds bewerkt
uit ongeduld en met argwaan
bekeken. Geschoffeld
voor de aren rijp zijn.

Of het blijkt spichtig, bleek
en vruchteloos. Voor niets goed
dan om een hut te bouwen,
een huis dat in het vuur
verdwijnt. De oogst verschijnt
als uit zichzelf. Een wonder,
goud gekleurd en ruisend,
voor wie het wil ontvangen.

woensdag 17 december 2014

Filmbespreking: Anastasia

De laatste jaren ben ik me gaan verdiepen in de Russische literatuur. Niet dat je daar teveel van moet voorstellen. In Oorlog en Vrede kwam ik maar tot de helft. Gelukkig bleek daar een film van te zijn gemaakt, met Audrey Hepburn in een van de hoofdrollen, en die was ook onderhoudend. Net als de verfilming van Anna Karenina niet lang geleden. Deze boeken en films hebben iets fascinerends. En ik ben volgen mij niet de enige die dat voelt (anders zouden de films niet gemaakt worden natuurlijk). Een van de redenen is natuurlijk dat het gaat om briljante auteurs. Maar waarom zijn zoveel schrijvers uit Rusland zo groot geworden, maar lezen we geen Indiase of Chinese schrijvers uit dezelfde tijd? Dat komt volgens mij omdat Rusland een unieke plek inneemt in de verbeelding. Het is namelijk bekend en vreemd tegelijk. Terwijl India en China vooral vreemd zijn, met onbegrijpelijke rituelen en gewoontes. Chinese mensen staan veel dichter op elkaar in een rij dan wij. Dat schept afstand. En natuurlijk is het goed om die afstand te overbruggen, maar dat kost wel moeite. Rusland daarentegen was sinds de opkomst van de Tsaren op Europa gericht. Liet Peter de Grote zich niet in Nederland scholen in de scheepsbouw? Hoewel hun land heel Azië bestreek, vormden ze hun cultuur naar die van ons. Ze reden in paard en wagen (of arrenslee), hielden soirees en bals, lazen dezelfde boeken. Zelfs hun uiterlijk verschilt niet veel van ons. Als we over hen lezen, zijn er veel symbolen die we begrijpen en wegwijzers die ons het verhaal binnen voeren. Maar die zijn er voor bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Canada ook. En toch zijn daar minder schrijvers die voor ons op dezelfde hoogte kunnen staan als de Russen. Daar komt het aspect van de vreemdheid om de hoek kijken. De Amerikanen ‘zijn’ ons, richten hun leven in op basis van dezelfde waarden, hebben dezelfde prioriteiten. De Russen zijn geen Europeanen. Nooit geweest. Ze hebben de vormen van hun cultuur op de onze doen lijken, maar daaronder schuilt iets dat aantrekkelijk anders is. Iets dat we niet direct begrijpen, iets dat ons uitdaagt, waar we van terugdeinzen, of dat ons inspireert. De Amerikaanse cultuur is ook wel anders, maar dat is er een van individualisme en kapitalisme. De Russische cultuur is er een van mystiek. Voor de Russen zijn er zaken belangrijker dan het individu, al was het alleen maar ‘moedertje Rusland’. Maar vaker nog is het een ideaal (dat van het communisme), of het geloof (de voor ons mystiek aandoende orthodoxe kerk). Er lijkt voor de Russen een diep gevoel te bestaan dat ze leven in een werkelijkheid die hun individualiteit overstijgt. Misschien komt het omdat hun land zo groot is dat de grenzen ervan niet te bevatten zijn? Of dat het weer zo koud kan zijn? Dit maakt in elk geval dat ze geen kille rationalisten kunnen zijn (zelfs niet wie zich wel als rationeel presenteert, bijvoorbeeld in de boeken van Dostoyevsky), maar dat ze hun leven laten leiden door die henzelf overstijgende realiteit. En voor ons, westerlingen, die leven in overzichtelijke ingepolderde landjes, waar alles begrijpelijke proporties heeft, maakt dit van Rusland als vanzelf een sprookjesland. Het geeft aan de Russische verhalen een glans van vreemdheid, die we niet werkelijk kunnen begrijpen, waardoor er voor ons onvoorspelbare dingen in kunnen gebeuren. De kus van de grootinquisiteur, bijvoorbeeld, wonderen, opofferingen, grote gebaren in naam van een ideaal, en ook: grote woorden over God die niet pretentieus aanvoelen. Ik weet niet of ik in het Rusland van Dostoyevsky of Tolstoy zou willen wonen, ik weet wel dat ik erover wil lezen.

Dit alles verklaart waarom je als kijker niet met de ogen knippert als Anastasia in de gelijknamige animatiefilm de ogen opslaat ten hemel en roept: ‘Geef me een teken.’ Dit is Rusland. Deze animatiefilm van Don Bluth bevat zowel het vertrouwde Europese van Rusland, met auto’s, balzalen, etiquette, treinstations et cetera, als het vreemde: de tovenaar Raspoetin, revoluties, grandeur, en andere sprookjesachtige elementen. Het filmhoesje doet misschien vermoeden dat het gaat om een Disneyfilm, maar wie dat verwacht, komt bedrogen uit. De tekeningen zijn anders dan die in Disneyfilms, schokkeriger en hoekiger, terwijl bijvoorbeeld bosdiertjes weer een stap terug zijn in kinderlijkheid. Maar deze animatiestudio had nu eenmaal minder budget ter beschikking dan de Disneyfilms. De film houdt zich ook minder aan het Disneyrecept voor animatiefilms. De schurk is duivelser dan die in Disneyfilms, en de beelden zijn soms gruwelijker. En omdat de hoofdpersonen ouder zijn dan de gemiddelde Disneyhelden (of in elk geval als ouder worden geanimeerd) sluipen er ook meer verwijzingen binnen naar flirten en seks. De aanwezigheid van pratende diertjes als ‘side kicks’ maakt het echter moeilijker de film als tiener- of volwassen film te zien (dezelfde studio deed dat later veel beter met Titan AE). Wel is de film prachtig gemaakt, waarbij computerbeelden heel aardig met de tekeningen zijn verweven, zodat er prachtige achtergronden op het doek zijn getoverd. Van treinongelukken tot talloze dansers, tot tot leven gekomen standbeelden. En in een tijd waarin Disney zijn heldinnen nog door een man liet redden, hoe levenslustig en assertief ze ook waren (denk aan Ariel), is de hoofdpersoon van deze film geen ‘damsel in distress’, maar is zij het die de slechterik confronteert als de mannelijke held is uitgeschakeld. Wij kennen ondertussen Katniss Everdeen natuurlijk, dus voor ons is het niet nieuw meer, maar ik zou graag meer van dit type verhalen zien.

Het verhaal begint aan het hof van Tsaar Nicolaas, aan het begin van de 20ste eeuw. Hij heeft de valse monnik Raspoetin tegen zich in het harnas gejaagd, en de man spreekt een duivelse vloek uit: hij voorspelt het einde van alle Romanovs. Niet veel later breekt inderdaad de revolutie uit. Het paleis wordt bestormd, en alleen de moeder van de Tsaar weet te ontkomen. Op haar vlucht raakte ze gescheiden van Anastasia, de dochter van de Tsaar en haar kleindochter. Aangekomen in Parijs  looft ze een beloning uit voor wie haar kan herenigen met haar dochter. Maar de enigen die ze ziet zijn fraudeurs, die een meisje van de straat plukken, die laten praten als een prinses, en doen alsof het gaat om Anastasia. De oude vrouw prikt altijd feilloos door de praatjes van de ‘con artists’ heen. Na tien jaar geeft ze de moed op. Blijven hopen doet te veel pijn. Juist dan is Dimitri op weg naar Parijs. Hij heeft zijn zinnen gezet op het niet onaanzienlijke geldbedrag, en heeft een meisje gevonden dat heel goed zou kunnen doen alsof ze de verdwenen prinses is. Deze Anya weet zelf niet wat haar afkomst is, want ze is alles kwijt wat voor haar achtste gebeurd is. Misschien zouden ze elkaar wel eens kunnen helpen … Hun reis wordt echter vanuit het dodenrijk nauwlettend in de gaten gehouden door de geest van Raspoetin, die vastbesloten lijkt de ontmoeting tussen Anya en de moeder van de Tsaar te verhinderen.

Ik wil hier niet schrijven over de ontwikkeling van Dimitri, die begint als iemand die het met de wet niet zo nauw vindt, en dan opeens verliefd wordt op Anya. Maar hij leert dat echte liefde nog een stap verder gaat. Natuurlijk, net als in de Disneyfilms wordt hier de ‘liefde op het eerste gezicht’ verheerlijkt, maar waar in Disneyfilms die liefde vaak niet verder wordt bevraagd, ontdekt de hoofdpersoon hier tijdens de reis dat zijn egoïstische verliefdheid overgaat in echte liefde. En echte liefde is bereid afstand te doen van eigen gewin, en moed te tonen, ook als het betekent dat je afscheid moet nemen van de geliefde. Of in elk geval de keus bij de geliefde neer te leggen. Deze vertoning van nederigheid is echte liefde, en een stuk volwassener dan veel Disneyhelden zouden kunnen zijn.
Maar waar ik tijdens het kijken van de film vooral door werd gegrepen was het verhaal van Anya, oftewel Anastasia. Vanaf het begin van de film bestaat er namelijk geen enkele twijfel over dat het weesmeisje in werkelijkheid de prinses is. De spanning van de film bestaat daarom niet uit de vraag wat haar identiteit is, maar of ze er wel achter zal komen wat haar identiteit is (een behoorlijk verschil). Als kijker zien we iemand die door omstandigheden buiten haar eigen toedoen het leven dat bij haar hoorde is kwijtgeraakt. Hoewel ze een prinses was, is ze opgevoed in een nogal onguur ogend weeshuis, en is haar hoogste ideaal een baan in een visfabriek. We hebben intuïtief het gevoel dat in deze situatie iets niet klopt. We zien ook nog eens de slechte machten die haar in onwetendheid willen laten, en als dat niet zou lukken, haar willen doden voor ze ontdekt wie ze is. En dus is onze hoop als kijker, dat de onrechtvaardigheid dat haar werkelijke identiteit haar is ontstolen, ongedaan zal worden gemaakt. Daaruit bestaat het gelukkige einde, de eucatastrofe.
Ik moest hierbij denken aan het bekende citaat van G.K. Chesterton: ‘We ondervinden allemaal dezelfde mentale rampspoed. We zijn allemaal vergeten wie we werkelijk zijn’ (Orthodoxie). De tragiek van ons verhaal is niet zozeer dat we ophielden geliefde kinderen van God te zijn, of dat we niet langer beelddrager van God waren. De tragiek is dat we zelf niet langer wisten of geloofden wie we werkelijk zijn. We raakten onze werkelijke identiteit kwijt, de identiteit van het schepsel van God, dat hij had gemaakt om in eeuwige gemeenschap met hem te leven, aan hem gelijk in onze mogelijkheid God, elkaar en de schepping lief te hebben. Onze identiteit van zijn geliefden, die hij hun zonden niet aanrekent, maar kwijtscheld, en die altijd toegang hebben tot de troon van zijn genade. Onze identiteit van scheppers (met kleine s) onder de Schepper, die zijn schepping tot bloei zouden brengen. En omdat we ons niet meer van die identiteit bewust waren, leefden we een minder leven: het leven van opstandige, alleen bezig met ons eigen gewin, zelfs al is het ten koste van de ander of de schepping; het leven van tijdelijke creaturen bezig met tijdelijke beslommeringen: geld, seks en macht. En luide stemmen in onze omgeving houden ons voor dat dit onze identiteit is. Stemmen als die van de vrouw van het weeshuis, die Anya voorhoudt dat ze nooit iets anders kan zijn dan een fabrieksarbeidster. Stemmen als die van het bureaucratische systeem van Sovjet Rusland, die haar zonder visum niet laten gaan: je bent deel van het systeem, niet meer. En stemmen als die van de demonische Raspoetin, die uit boosheid om zijn eigen lot, haar wil zien lijden. Dat is wat de demonische machten immers doen: ons voorliegen dat we minder zijn dan we zijn, dat we geen hoop mogen hebben ooit geliefd te zijn, dat we op onszelf zijn aangewezen, zonder gemeenschap te kunnen ervaren. Dit is onze mentale rampspoed.
Maar er is een andere macht in onze wereld, die ons niet in onze verloren toestand laat. De stem die op meerdere manieren tot ons spreekt: in schoonheid, in de stem van ons geweten, in het bestaan van liefde. In ons verlangen, onze ‘sehnsucht’, ‘Joy’, in de benaming van Lewis. Dit wordt gesymboliseerd in de hanger van Anya, met de woorden ‘Together in Paris’. Lewis wijst erop dat het aanwezig zijn van een sleutel aangeeft dat er een slot moet bestaan. Dat als we in ons een verlangen opmerken dat niet op Aarde vervuld kan worden, dit wijst op het bestaan van een hemelse vervulling. Door deze sleutel weet Anya dat het leven meer moet zijn dan ploeteren in fabrieken voor de staat. Dat het leven betekenis moet hebben. En daardoor gaat ze daarnaar op zoek. En in die zoektocht wordt ze geleid door een bovennatuurlijke macht. Anders dan die van Raspoetin, die via demonen rechtstreeks ingrijpt om haar tegen te houden. Als Anya roept om een teken, lijkt het alsof ze geen antwoord krijgt. Een zwerfhondje, Pooka, duikt op en probeert met haar te spelen. Ze wil hem eerst bij zich wegjagen, omdat ze ingespannen op een teken aan het wachten is. Maar dan dringt het tot haar door: het hondje is zelf het teken! Onbeduidend, onopvallend. Zo is ook de aanwezigheid van God in de wereld. ‘Left handed power’, noemt Robert Farrar Capon dat: geen rechtstreeks ingrijpen, maar vrij laten. De enige zekerheid die deze macht heeft, is dat de wil van de geliefde niet wordt beschadigd. Anya is steeds vrij om niet naar God te luisteren, om te luisteren naar haar dromen die haar afsnijdroutes beloven (die dodelijk zouden aflopen). Maar hoe vaak het ook slecht dreigt af te lopen, Pooka geeft niet op. Het hondje is werkelijk de held van de film, zie je als je oplet. Het hondje is het teken dat haar naar St. Petersburg leidt, het waarschuwt meerdere malen voor gevaar, het maakt Dimitri wakker, zodat die haar kan redden, en leidt haar in een doolhof tot de eindconfrontatie. Een hondje dat zo’n grote rol speelt? Dat in feite verantwoordelijk is voor de goede afloop? Ik zie dat als de onopvallende hand van God in onze geschiedenis. God die tot ons fluistert, die ons kansen geeft om te ontdekken wie we van eeuwigheid af zijn.
En uiteindelijk gaat Anya zich herinneren wie ze is. Hoe gebeurt dat? Door te gaan handelen als prinses, door de jurken te dragen, te leren dansen, te leren spreken als prinses. Dan komen de herinneringen boven. En zo kan ze uiteindelijk haar identiteit claimen, in contact met haar grootmoeder. Zodat het met ons volgens mij ook: zelfs al geloven we het zelf nog maar nauwelijks, denken we dat we geen liefde waard zijn, dat we zondig zijn, dat we maar ‘vleesmachines’ zijn - als we gaan leven alsof we Gods kinderen zijn, die hij onvoorwaardelijk liefheeft en hij in hun unieke identiteit en waardigheid wil brengen, zullen we het uiteindelijk ook gaan geloven. Als we de andere mensen om ons heen, en de schepping, gaan behandelen op een manier die past bij beelddragers van God, zullen ze ook werkelijk beelddragers van God voor ons gaan worden. Leven uit je nieuwe identiteit, noemen predikers dit. Maar dan moet je niet zien als bijbelteksten uit je hoofd leren en saai naar kerkdiensten gaan, maar juist liefhebben: God, je naaste en jezelf, genieten van de overvloed van goedheid en die beschermen, koesteren en tot groei brengen. Leven als geliefde, zelfs als je het nog niet helemaal gelooft. En hoe meer je dat doet, leeft in het koninkrijk van God, hoe werkelijker het voor je wordt. Dit is leven in geloof. En uiteindelijk zullen we, net al Anya, thuiskomen en onze verloren familie, onze vader, in de ogen kijken en eindelijk weten wie we zijn. We zullen allemaal onze nieuwe naam horen, een naam die niemand kent dan God en degene die de naam ontvangt, dat belooft Openbaringen. Het is een ‘happy end’ en deze film herinnerde me daar krachtig aan.

vrijdag 5 december 2014

Gedicht: Evenwicht

Evenwicht

Ik volg het koord, gespannen
over het ravijn. Kijk niet omlaag
want dan zou ik verdwijnen.
Ik plaats mijn voet voorzichtig
voor de ander, houd mijn adem in.
Hoe ver nog tot de overkant?
Ik zie slechts mist. Mij is verteld
dat daar beloning wacht.
Dus zet ik door. Maar niet te snel
of ik verlies mijn evenwicht.

Maar ik kan ook niet rusten.
Ik wankel. Hoor achter mij
de megafoon. Kritiek klinkt
als vanouds. Ik mag niet falen.
Anderen zijn mij al voorbij,
bewijzen dat het kan, dus
aarzelen is uitgesloten.
Ik moet wel door, ik ken geen
alternatief. Maar wat gebeurt
er als het ooit donker wordt?

woensdag 26 november 2014

Eerste lustrum van mijn blog

Vandaag is het vijf jaar geleden dat ik deze blog in het leven riep. Een paar jaar eerder had ik al eens enkele maanden geblogd op het weblog Tol Eressea, met filmbesprekingen en wetenschapsnieuws vooral draaiend om verwondering en verlangen, maar op die plek was al meer dan twee jaar geen bericht verschenen. Ik had aan de een of twee trouwe lezers wel beloofd dat ik door zou gaan met schrijven, maar het lukte me niet de discipline op te brengen. Het bloed bleef echter kruipen waar het niet gaan kon. Regelmatig zag ik films die me aan het denken zetten en waar ik mijn gedachten over op papier wilde zetten. En in 2010 zou een nieuw boek van mij verschijnen (het eerste sinds Het Wrak in 2002). Een zichzelf respecterend schrijver moest toch zeker op het internet te vinden zijn, zo bedacht ik me. De naam van mijn boek zou ook de naam worden van mijn blog: Indrukwekkende Vrijheid. De presentatie van de bundel Hete Hangijzers op 25 november 2009 was een mooie aanleiding voor het eerste bericht online. Het was niet veel meer dan een aankondiging.
De eerste maand had ik nog moeite om een goede manier van werken te vinden voor mijn blog. Ik plaatste wetenschapsnieuws en links, en probeerde het thema van mijn vorige blog weer centraal te stellen, maar dat bleek te beperkend. Ik besloot uiteindelijk te gaan voor een combinatie van overdenkingen (soms in de vorm van series), film- en boekbesprekingen en opsommingen van interessante links. Daarnaast plaatste ik berichten met foto’s. De eerste maanden zelfs gemiddeld een keer per dag. Mijn vrouw merkte wel eens op dat ze zich toen ze mijn blog voor het eerst las, afvroeg wanneer ik eigenlijk sliep. Het was ook wat te veel. Na mijn Indiareis in 2010 en de publicatie van mijn boek raakte ik in een dip en schreef ik een tijdje niet. Gelukkig lukte het me dit keer wel om de draad weer op te pakken. Om potentiële lezers van mijn berichten te bereiken had ik ondertussen Twitter ontdekt. Later kwam Facebook daar ook nog eens bij. Er ontstonden vaste tradities op mijn blog, zoals het ‘nieuwjaarsbericht’, waarin ik terugkeek op het afgelopen jaar en vooruitkeek naar het volgende jaar. En het ‘valentijnsdagbericht’, dat ik plaatste om mijn frustratie met die dag te uiten zolang ik zelf nog vrijgezel bleef. En de traditie van wel erg lange filmbesprekingen, tussen de 2500 en 3000 woorden. Tja, wie mijn blog bezoekt, weet ondertussen wel wat hij of zij kan verwachten, hoop ik.
Het is interessant, vind ik, berichten uit die eerste jaren weer te lezen. Ik herken veel van de thema’s waar ik nog steeds mee bezig ben: de liefde van God, de betekenis van vrijheid, worstelingen met de kerk, en analyse van mijn onzekerheden. Maar ik kan ook zien dat ik in die jaren een stuk verder ben gekomen op de toen ingeslagen weg, en dat er zich steeds nieuwe perspectieven aandienden van waaruit ik deze onderwerpen kon bezien. Zo deed op een bepaald moment het thema van het ‘Grote Verhaal’ de intrede, geïnspireerd door de kracht van verhalen om de overtuigingen en verlangens van mensen om te vormen. Dit leidde tot de langste serie berichten op mijn blog in het najaar van 2011 (‘Terug naar de basis’). En deze serie berichten is weer de basis voor een nieuw boek dat ik schreef in 2012, en waar nu een uitgever interesse in heeft (als het mij lukt het te herschrijven). De naam van mijn blog veranderde ik in de titel die je hierboven kunt zien staan. In 2013 werd ik geboeid door het verschil tussen een transactioneel wereldbeeld en een sacramenteel wereldbeeld, en ook dat werd het uitgangspunt voor enkele series van berichten en overdenkingen.
Sinds het najaar van 2012 ben ik me ook weer intensiever gaan bezighouden met het schrijven van fictie. Zo voltooide ik mijn project van SF-verhalen over de eindtijd, en mijn fantasyduologie ‘De Krakenvorst’ (dat ik nu naar uitgevers heb opgestuurd). Deze nadruk op fictie leidde ertoe dat ik minder tijd had voor mijn blog. De berichten met foto’s en links hadden al het onderspit gedolven, en ik concentreerde me nu op de filmbesprekingen. Daarnaast publiceerde ik een SF verhaal in delen, mijn persoonlijke boeken en films top 25, en begon ik met het publiceren van gedichten. Verder ging ik boeken recenseren op Goodreads. De frequentie van berichten op mijn blog is ondertussen gedaald tot drie of vier per maand. Veel beter vol te houden dan toen het er nog dertig waren. Hoewel ik minder schrijf voor mijn blog, merk ik bij mezelf nog steeds bij sommige films het onbedwingbare verlangen er een bespreking over te schrijven, en ook de inspiratie voor gedichten is nog niet opgedroogd. Voorlopig zal mijn blog dus op dezelfde voet blijven doorgaan. En wie weet welke transformatie hij doormaakt in de toekomst! Ik kan het niet voorspellen. Het enige dat ik weet is dat ik blij ben een plek te hebben op het internet om mijn hart te kunnen luchten, en ik ben er trots op dat al 52 mensen hebben aangegeven een volger te zijn van mijn blog. Op naar het volgende lustrum!

zondag 23 november 2014

Filmbespreking: The Hunger Games - Mockingjay part 1

Een paar weken geleden bezocht ik een goede vriend. In de koffiezaak op het station hebben we bijna een hele middag zitten praten. Het is een goede vriendschap als dat mogelijk is, ook als je over sommige onderwerpen verschillend denkt. Ik kijk dan ook altijd erg uit naar onze momenten samen. Omdat we soms van mening verschillen, word ik door onze gesprekken nogal eens aan het denken gezet. Dit keer was het niet anders. Mijn vriend hield zich namelijk bezig met de eindtijd. Hij had verschillende boeken gelezen over een nieuwe uitleg van de bijbelse profetieën. Hierbij was het idee niet langer dat de Europese Unie de antichrist zou voortbrengen, maar dat het grote rijk waar de profeten over spreken een verbond van moslimlanden zou zijn. Visioenen van Daniel over vier beesten zouden in verband kunnen worden gebracht met vier ruiters uit Openbaring en zouden niet gaan over rijken als Babylonie, Perzie en Macedonie, maar over vier toekomstige wereldrijken in het Midden-Oosten. De eerste daarvan zou al geweest zijn, dat zou de regering van Saddam Hoessein zijn geweest, die eindigde met de Golfoorlog. Deze verklaring zou een aantal nog niet eerder verklaarde zinsneden uit de bijbelgedeelten verduidelijken. Hoe mijn vriend het vertelde leek het heel overtuigend. Maar ikzelf bleef er onrustig bij. Ik heb vroeger ook veel boeken over profetie gelezen, en kon alle gedeeltes uitleggen tot een spoorboekje voor de toekomst. Maar er kwam niks van uit. En bovendien leidde deze fascinatie met de eindtijd bij mij meer tot angst en onrust met betrekking tot de wereld en mensen om mij heen, en een gevoel van tekortschieten met betrekking tot mezelf, want Jezus kon elk moment terugkomen, en was ik dan wel ‘klaar genoeg’? En terwijl mijn vriend deze nieuwe theorie uiteenzette, waar hijzelf voor 90 procent zeker van was, voelde ik dezelfde onrust.
Later op dezelfde dag vroeg ik mijn vriend waar hij zijn fascinatie met de eindtijd vandaan had. Hij bleek ertoe geïnspireerd te zijn door een belangrijk iemand in zijn jeugd. En die was eindtijddeskundige geworden, toen hij tot bekering kwam. Na een gesprek met iemand uit de Vergadering van Gelovigen. De gemeente waarin ik ben opgegroeid. De puzzelstukken vielen op hun plek. Het was voor mij een echt ‘aha’-moment. Daar kwam mijn gevoel vandaan, zelfs terwijl de beleving van de ‘Vergadering’ via meerdere generaties verdund was, in de overtuiging van mijn vriend zat nog genoeg om bij mij een allergische reactie tot stand te brengen.

Op reis terug naar huis moest ik bijna een uur in de bus zitten, omdat de trein niet reed, dus ik had de tijd om na te denken over ons gesprek. Ik realiseerde me dat ik de eindtijdbenadering zoals mijn vriend die voorstond eigenlijk heel gevaarlijk vind. Want deze uitleg van de profetieën verdeelt op dit moment al de wereld in goeden en slechten. In ‘wij’ versus ‘zij’. Christenen zien zichzelf in dit verhaal als een onderdrukte minderheid, en een andere groep wordt de onderdrukker, die ons wil uitroeien, en die wij zouden moeten bestrijden. In eerdere eindtijdscenario’s was het de Sovjet-Unie, de Rooms-Katholieke Kerk, de New Age, of verenigd Europa. Nu zijn het dus de moslims die worden neergezet als de vijand van het koninkrijk van God. Maar als je mensen neerzet als vijand, ga je ze behandelen als vijand. Zelfs mijn vriend had moeite om moslims lief te hebben, gaf hij toe, sinds hij in dit toekomstbeeld geloofde. Hij moest zijn best doen ze te zien als individuen, en ze niet verantwoordelijk te achten (bij voorbaat) voor de onderdrukking in de eindtijd. En hij is niet de enige: uit een recente enquête van de Evangelische Omroep zou blijken dat 14 procent van de christenen vindt dat als Jezus zegt dat we onze naaste moeten liefhebben, het niet om moslims gaat. Bizar! Alsof we nog niks van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan hebben geleerd. Maar dit is wat ‘wij’/‘zij’-scenario’s altijd doen. En zo creëren we vijandschap waar die eerst niet was. Op een reactie volgt een tegenreactie. De aanslagen op de Twin Towers (om een voorbeeld te noemen van een daad van onze ‘vijanden’) kwamen niet uit het niets. Er was een reden waarom de landen in het Midden-Oosten over de VS spreken als ‘De Grote Satan’. Ironisch genoeg zou dus kunnen blijken dat de vijandschap waarover deze bijbeluitleggers profeteren door hun eigen voorspellingen vergroot wordt. En ‘wij’, de ‘goeien’, graven ons in, proberen ons te beschermen, zorgen voor onszelf, en zoeken naar manieren om onze angst en bezorgdheid in te dammen. Bijvoorbeeld door zo ‘goed’ en ‘heilig’ mogelijk te worden. We gaan onze eigen identiteit beschermen, exclusief maken, we gaan onszelf ‘witter’ voordoen dan we eigenlijk zijn. De boeken van Frank Peretti zijn hier ook een voorbeeld van, met een wel heel ‘zwart-witte’ karaktertekening, die volgens mij het gevolg is van het verdelen van de wereld in ‘goeden’ en ‘slechten’ in een geestelijke strijd.

En de eindtijd is niet het enige leerstuk waarbij onder christenen paranoïde ideeën opgeld doen. Je hoeft alleen de CIP-site maar te lezen (waar ik hier geen link naar plaats). De schepping/evolutie-discussie is zo’n leerstuk: jonge aarde-creationisten neigen ertoe wetenschappers en christenen die de evolutie accepteren als vijand af te tekenen. Ze vermoeden een samenzwering die doelbewust feiten verkeerd interpreteert en een atheïstisch wereldbeeld verspreidt. En ze zien zichzelf als de enige echte, ware christenen. Maar door hun houding, zorgen ze er alleen maar voor dat mensen die serieus willen denken, een afkeer krijgen van christenen. In de Vergadering van Gelovigen, waar ik opgroeide, was het ‘not done’ om evolutie te accepteren. Er was wel meer ‘not done’. We zagen onszelf als de enige kerk die functioneerde zoals Jezus het bedoeld was. Onze ‘tafelgemeenschap’ was de enige onvervuilde en zuivere. Andere kerken waren of vrijzinnig, of hadden geen geloofszekerheid. Ze waren de ‘vijand’. Met andere christenen samenwerken was eigenlijk niet mogelijk (mijn opa kreeg kritiek toen hij meewerkte met het oprichten van de EO, omdat hij met andere christenen samenwerkte). Ik bad knielend voor mijn bed of de gelovigen uit andere kerken ‘het licht mochten zien’. En ondertussen was ik er maar wat trots op dat ik de juiste leer had. Ik was beter dan alle anderen. Ik realiseer me pas nu eigenlijk hoeveel sektarische trekken de kerk waar ik opgroeide, eigenlijk had. En alles doortrokken van een paranoïde geest.
Het is niet toevallig dat de huidige ‘eindtijdtheologie’ eigenlijk volledig teruggevoerd kan worden op de grondlegger van de Vergadering van Gelovigen: John Nelson Darby. Vandaar mijn ‘aha-erlebnis’. Ik realiseerde me opeens dat het ‘eindtijddenken’ een uitwas vormde van het paranoïde denken dat ten grondslag ligt aan een sekte, het is een idee dat het ‘wij’/zij’-denken in stand houdt, de eigen groep beschermt en anderen verdacht maakt. Het is ongezond. En onchristelijk.
Natuurlijk zijn christenen niet de enigen die in paranoïde ideeën geloven. Er zijn hele groepen mensen die hun kinderen niet vaccineren, omdat ze een samenzwering vermoeden onder dokters en farmaceuten. Als gevolg hiervan komen besmettelijke kinderziektes zoals polio en mazelen weer terug. Ziekten die veel grotere schade toebrengen dan de vermeende effecten van vaccinatie zouden zijn. En denk aan de klimaatsceptici, die zelfs al is 97 procent van alle klimaatwetenschappers ervan overtuigd dat menselijk ingrijpen leidt tot opwarming van de aarde dat toch niet accepteren. Ze houden vol dat het een samenzwering is van overheden om bedrijvigheid te beperken of vrijheden weg te nemen. Ze menen dat alleen zij de waarheid kennen, en dat dit hen een beentje voor geeft. Ze geloven in een ‘wij’/‘zij’-scenario. Het zijn allemaal samenzweringstheorieën. En het ‘eindtijddenken’ van christenen vertoont, net als het ‘jonge aarde-creationisme’, veel kenmerken van een samenzweringstheorie. Wat al deze samenzweringstheorieën, christelijk en niet christelijk, ook nog eens gemeen hebben, is dat ze zich verspreiden, niet door goed onderbouwde wetenschappelijke artikelen, maar door propaganda. Door folders, dialezingen, facebookberichten, met grote koppen, waarschuwende woorden, leuzen en slogans. Niet door rustige gesprekken en mensen die proberen elkaar te begrijpen. Want als je toch al weet dat je gelijk hebt, hoef je alleen maar zo hard te schreeuwen dat de ander zijn leugens niet kan laten horen.

Aan dit gesprek met mijn vriend moest ik denken toen ik afgelopen vrijdag de film The Hunger Games - Mockingjay part 1 in de bioscoop bekeek. Dit is een van de beste filmseries van dit moment, en een die veel te zeggen heeft over de tijd waarin we leven. Lees bijvoorbeeld mijn besprekingen van The Hunger Games, en The Hunger Games - Catching Fire. Ook deze film is weer mooi gemaakt, met overtuigende voertuigen, outfits en omgevingen (dit keer vooral het ondergrondse district 13), die een echte wereld suggereren. Die wereld wordt heel serieus genomen. Hier geen grappen en grollen, die afstand zouden creëren. Hooguit een glimlach om Effie Trinket, die de levensstijl van het kapitool niet helemaal kan loslaten. Maar de acteurs menen het. Helaas is Liam Hemsworth nog wel wat karakterloos en leeg. Maar Jennifer Lawrence compenseert het met een sterke hoofdrol. Ze speelt moedig een personage dat door de hel is gegaan en nu niet altijd meer redelijk kan reageren, die boos is, die twijfelt, die haar wereld dreigt kwijt te raken, maar toch, bijna ondanks zichzelf, weer betrokken raakt bij de gebeurtenissen. Ze trekt zeker de aandacht tot zich. Voor deze film is gekozen slechts een deel van het derde boek uit de serie te verfilmen. Wat de inhoud van het verhaal betreft is dat terecht. Ik had nergens het gevoel dat het verhaal ‘sleepte’, maar het einde kwam wel heel erg abrupt. Er wordt opgebouwd naar een climax, die in deze film niet volgt. Wel is het boek zo uitgebreid dat er een spannende slot scene is, maar die is wel heel ‘licht’ vergeleken met de vorige films. Ik denk dat deze film een heel stuk beter wordt als je direct de volgende film er achteraan kunt kijken!

Katniss Everdeen heeft de tweede hongerspelen overleefd. Maar op het nippertje. En al het geweld heeft zijn sporen achtergelaten. Ze wordt gillend wakker uit haar nachtmerries. De andere tribuut uit district 12, Peeta, is bovendien in de greep van het kapitool, en ze weet niet of hij nog leeft of niet. En dat terwijl ze zichzelf beloofd had hem te redden, zelfs als het haar eigen leven zou kosten. Als de president van het verborgen district 13 haar vraagt om een serie propagandafilms te maken, waarbij haar status als overwinnaar in de spelen zal worden uitgebuit om op te roepen tot verzet tegen de onderdrukkers, weigert ze aanvankelijk. Haar zus suggereert haar echter dat ze op deze manier Peeta zou kunnen redden. Dus laat ze zich omtoveren tot de ‘spotgaai’, en trekt ze met een vast camerateam op pad. In het heetst van de strijd weet ze echte emotie op te roepen. En de films blijken succesvol. Het kapitool heeft echter een troef achter de hand. Peeta verschijnt op televisie, en roept op tot vrede. En Katniss realiseert zich dat als ze doorgaat als de ‘spotgaai’, het lot van Peeta wel eens bezegeld zou kunnen zijn … de boosaardige president Snow belooft het haar: dat waar we het meest van houden, wordt onze ondergang.

Kijkend naar de film besefte ik me hoe manipulerend propaganda eigenlijk is. Zelfs als het gebruikt wordt door de zogenaamde ‘goeden’. Er is een hele filmbespreking te schrijven over de vraag of ‘district 13’ niet net zo slecht en onvrij is als het kapitool, alleen dan door een tegenreactie, zoals het communisme een tegenreactie is op het kapitalisme, en atheïsme op fundamentalisme. Maar dat aspect zal naar ik verwacht nog duidelijker zichtbaar worden in de volgende film. Nu wordt de kijker nog geacht in district 13 de hoop van een vrij leven te zien. Hoe dan ook, district 13 wil de andere districten oproepen in opstand te komen, en doet dat door het filmen van Katniss in haar rol als de ‘spotgaai’. Ze wordt opgedirkt, met een kunstig uniform en perfect haar, en in precies de juiste omgeving geplaatst, met digitale beelden en al. Katniss kan niet goed acteren, en daarom reist ze naar plekken waar strijd is of is geweest. Maar ook daar worden de omstandigheden zo gemanipuleerd dat de filmmakers de juiste beelden krijgen. Beelden die gebruikt kunnen worden voor een enkel doel: het ophitsen van het verzet. Is Katniss een realistisch beeld van een verzetsstrijder? Nee. Geen ander heeft zo’n uniform als zij. Het verzet wordt anders voorgesteld dan het is. Maar dat betekent dat de hoop die zij oproept bij haar kijkers ook een gemanipuleerde hoop is. Gemanipuleerd door district 13. En op basis van deze gemanipuleerde beelden zijn mensen bereid tot zelfmoordmissies. De film suggereert dat deze opgezweepte oorlog wel eens tot het einde van de mensheid zou kunnen leiden, en dat het hoe naar het kapitool ook is, voor ons voortbestaan beter zou kunnen zijn niet te vechten. Maar naar die woorden van wijsheid wil niemand meer luisteren. De propaganda werkt. De individuen die voor vrede hadden kunnen kiezen zijn gereduceerd tot pionnen in een spel. De hongerspelen zijn niet gestopt, ze zijn groter geworden. En iedereen is teruggebracht tot een enkele rol: die van vijand, of die van verzetsstrijder. Aan de andere kant wordt Katniss door dezelfde propagandafilms gereduceerd tot symbool. Ze mag niet bang zijn, niet kwetsbaar. Ze mag niet lijden aan post-traumatisch stress syndroom. Ze mag alleen nog maar gezien worden als de ‘spotgaai’. District 13 is overigens niet het enige machtsblok dat de waarheid manipuleert om mensen aan zijn kant te krijgen. President Snow doet hetzelfde. Hij weigert te spreken over rebellen, maar kiest zorgvuldig een woord voor zijn tegenstanders die hun verzet bagatelliseert.

Ik vroeg me na het kijken van de film af of we als christenen wel van ‘propaganda-achtige’ media gebruik moeten maken. Want propaganda is altijd manipulerend, opzwepend, bedoelt om je eigen beoordelingsvermogen te verzwakken, en je in actie te brengen voor het doel van de propagandamaker. En daarmee verdoezelt het de realiteit. Denk maar aan de propagandafilmpjes voor hongersnoden in Afrika. Ik heb nu het beeld dat heel Afrika een poel van verderf is waar altijd iedereen honger heeft, terwijl het steeds maar om gebieden gaat waar een korte tijd hongersnood heerst. De realiteit is niet zo als in de campagnes wordt afgebeeld. En als ik dat ontdek, ga ik ook de campagnes wantrouwen. Net zo geldt het met de onderwerpen die ik hierboven noemde. Nog even afgezien van de theologische onderbouwing van de verschillende eindtijdscenario’s, lijkt me het gevolg van het verspreiden ervan in strijd met de bijbel. Aan de vrucht herkennen we de boom, aldus Jezus. En angst, onrust en het zien van anderen als ‘vijand’ zijn niet wat hij voorstond. Als ik lees wat Jezus over de eindtijd zegt, is hij altijd ‘de-escalerend’. Hij zegt dat we niet naar oorlogen en hongersnoden moeten kijken als aankondiging van de eindtijd. ‘Jullie zullen berichten horen over oorlogen en oorlogsdreiging. Laat dat je dan niet verontrusten, die dingen moeten namelijk gebeuren, al is daarmee het einde nog niet gekomen.’ (Matteus 24:6). Hij waarschuwt voor het proberen te berekenen van de datum van zijn terugkomst. ‘Jullie weten niet op welke dag de Heer komt … de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht’ (v42,44). Hij weet zelf niet op welke dag hij zal terugkomen. ‘Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader’ (Marcus 13:32). Het zal zo plotseling zijn als een bliksem. ‘Zoals een bliksem licht geeft wanneer hij van de ene naar de andere kant van de hemel flitst, zo zal de Mensenzoon verschijnen’ (Lucas 17:24). Hij waarschuwt er ook voor om nu alvast de wereld in ‘goeden’ en ‘slechten’ te verdelen. In de gelijkenis van het graan en het onkruid zegt de heer die het zaad op de akker uitzaaide dat het graan en het onkruid beide samen moeten opgroeien tot aan de oogst, de voltooiing van de wereld. Zijn discipelen wilden maar wat graag alvast vuur uit de hemel laten neerkomen op de ‘slechteriken’, maar Jezus zei ze dat iedereen die niet tegen hem was, voor hem was (vgl Lucas 9:15). Hijzelf bad het over zijn vijanden, degenen die hem kruisigden: ‘Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat ze doen.’ Hij hield ons voor dat aan onze liefde voor elkaar iedereen zou zien dat we zijn leerlingen zijn (Johannes 13:35). In de bergrede noemt hij de vredestichters zalig. Vrede is zelfs een van de vruchten van de heilige Geest in Galaten 5. Dan zouden christenen dus ook vrede moeten stichten. Ja, hij spreekt over zijn wederkomst, zoals ook Paulus dat doet. Maar dat is niet om ons bang te maken, maar om ons gerust te stellen en hoop te geven. ‘Troost elkaar met deze woorden’ (1 Tessalonicenzen 4:18). De de-escalerende houding van Jezus blijkt in tal van bijbelverhalen. Zijn apostelen volgden hem daarin op. En daarmee veranderden ze hun wereld. Niet door propaganda, maar door het voorbeeld dat ze gaven van een ander leven, gesymboliseerd in brood en wijn, en doop.
De ironie in de eindtijdvisie van mijn vriend was hoeveel die leek op de retoriek van bijvoorbeeld fundamentalistische moslims, of van rabide atheïsten. Op eigenlijk elke andere propagandist of samenzweerder. Eigenlijk in niets te onderscheiden. En dat terwijl wij worden opgeroepen ‘geheel anders’ te zijn (Efeze 4:20 NBG). Ik denk dat we daarvoor meer kunnen leren van de radicale liefde en acceptatie van Jezus, dan van eindtijdtheorieen. Zelfs als die zouden blijken te kloppen. Want het gaat uiteindelijk niet om het ‘hoe’ en ‘wanneer’, maar om het koninkrijk van God. En dat is geen zaak van ‘eten en drinken [of van eindtijd-scenario's, JK], maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest’ (Romeinen 14:17).
Er is een de-escalerend karakter in deze film. Iemand die steeds eer blijk geeft van onvoorwaardelijke liefde. Die steeds bereid is zichzelf op te offeren, die in deze film zelfs tot in de diepste diepte afdaalt. Iemand die een prachtig beeld is van Christus. Zie daarvoor bijvoorbeeld deze analyse. Op hem wil ik lijken.

maandag 10 november 2014

Filmbespreking: Interstellar

Hoe zouden Christopher Columbus en zijn medereizigers zich hebben gevoeld, toen ze na een lange reis over zee, plotseling land aan de horizon zagen. Een nieuwe wereld. Waar nog geen Europeaan voet had gezet (uitgezonderd wat Vikingen ver naar het noorden). Andere bomen, andere vogels, andere mensen. En alles moest nog worden ontdekt. Het lijkt me met niets te vergelijken: verwondering, verwachting, opwinding, spanning. Ik heb er al een voorproefje van als ik in de bergen van het pas afga en een kleine waterval vind, maar dat valt in het niets bij het binnentreden van een totaal nieuwe omgeving. Misschien dat sommige speleologen dat gevoel nog ervaren bij het binnentreden van nieuwe grotten, of diepzeeduikers, maar het aantal witte plekken op de kaart neemt nogal af.
De enige zee die we nog niet zijn overgestoken, en waar we ondertussen weten dat er nieuwe werelden liggen in overvloed, is die van de ruimte. Ja, we hebben de maan bezocht, en er rijden robots rond op mars (in zichzelf trouwens al een reden tot verwondering), maar denk aan de manen van Jupiter. Europa met zijn oceaan onder het ijs. Of die van Saturnus, zoals Titan met zeeën van methaan. En dan de planeten rond andere sterren. Waarvan er meerdere voor leven geschikt zouden moeten zijn. Ze prikkelen in elk geval mijn verbeelding. Ja, het vacuüm van de ruimte is niet zo makkelijk te overbruggen en gewichtsloosheid en straling doen de menselijke gezondheid geen goed. Maar Columbus en zijn mannen namen vergelijkbare risico’s (denk aan scheurbuik). En we weten inderdaad niet hoe de omstandigheden zijn op andere planeten (misschien wel gevaarlijk). Maar dat wist Columbus ook niet (er leefden bijvoorbeeld jaguars in Zuid-Amerika). En toch zijn we al veertig jaar niet naar de maan geweest. Plannen om mensen naar Mars te laten reizen worden uitgesteld. En van de sterren dromen we al helemaal niet meer.
Ik vind het teleurstellend, maar ja, ik ben dan ook diep van binnen een ontdekkingsreiziger. Mijn eerste verhalen die ik op school schreef gingen al over verre reizen en bijzondere ontdekkingen (een fietstocht door het Amazonewoud, de ontdekking van het monster van Loch Ness), en de hoofdpersonen van mijn latere avonturenverhalen drongen ook in nieuwe gebieden door. Zowel Neptunus als De Derde Macht gaan over ontdekkingsreizigers. En Het Wrak ook. Net als veel van mijn korte verhalen. De fantasie is nog de enige plek waarin de ervaring van het binnentreden van een nieuwe wereld mogelijk is. Het is de reden dat ik fan ben van science fiction-verhalen.
Maar ook dit genre lijkt de exploratiezucht te zijn vergeten. Er zijn meer films over postapocalyptische samenlevingen en grimmige onderdrukking met behulp van technologie, dan over de verkenning van ons heelal. En als er dan een keer een in de bioscoop komt, maakt de verwondering al heel snel plaats voor angst en afgrijzen. Of door de monsters die mensen aantreffen (zoals in Prometheus), of door de monsters die mensen zijn (Avatar). Films over andere werelden tekenen ze af als bedreiging, en maken de mensen die ze willen ontdekken belachelijk: het risico is het niet waard, lijkt de conclusie. Zijn we zo in onszelf en in onze wereld teleurgesteld? En dat terwijl deze verhalen en films ons juist hadden kunnen inspireren. Ze hadden onze fantasie kunnen prikkelen, ons verlangen kunnen aanwakkeren en ons weer enthousiast kunnen maken voor de wereld buiten ons.
Gelukkig komt er af en toe een film in de bioscoop die dit ook inderdaad doet. Zoals de nieuwste film van Christopher Nolan: Interstellar. De trailers maakten het al duidelijk, met de tagline ‘Mankind was born on earth, it was never meant to die there’. Deze film verontschuldigt zich niet voor de ontdekkingsdrang van de hoofdpersonen, de fascinatie met andere werelden, en de oproep aan de mens om weer te gaan dromen. En alleen daarom al zal ik hem van harte aanbevelen. Want volgens mij hebben we het weer nodig om te kunnen dromen.

Onze wereld is namelijk hard op weg te veranderen in de wereld uit Interstellar. Een wereld waar plantenziektes de meeste gewassen hebben uitgeroeid (behalve mais), en stofstormen razen over de velden die zijn overgebleven. De resterende mensen wijden zich toe aan de landbouw. NASA is opgeheven. Op school wordt verteld dat de maanlandingen in scene zijn gezet. Deze generatie is een verzorgende generatie, die geen verlangens koestert, behalve mais te verbouwen en de volgende generatie te helpen overleven. Voor wie het nieuws volgt, is het allemaal angstaanjagend realistisch. Dierenpopulaties zijn in veertig jaar met de helft afgenomen. Klimaatverandering vernietigt landbouwgrond. Grondstoffen raken in een hoog tempo op. Het is moeilijk om hoop te houden.
In de wereld van Interstellar is Cooper een uitzondering. Hij is volgens anderen veertig jaar te laat geboren (of te vroeg). Een testpiloot die nu gedwongen boer moet zijn. Maar die wel nog steeds het verlangen koestert naar nieuwe ontdekkingen. Hij heeft dan ook weinig aansporing nodig als hij een vreemde zwaartekrachtsanomalie aantreft, die een locatie in de bergen lijkt aan te wijzen. Hij volgt het spoor en bereikt een uiterst geheime installatie. Het blijkt dat wat is overgebleven van NASA een laatste ruimtereis aan het voorbereiden is. Een reis naar een ander sterrenstelsel. Vlak bij Saturnus is namelijk een wormgat opgedoken, en daarachter zijn al waarnemingen gedaan van mogelijk levensvatbare planeten, cirkelend om een zwart gat. De expeditie moet vaststellen of een daarvan gekoloniseerd zou kunnen worden. Cooper wordt gevraagd mee te gaan als piloot. Dat betekent echter wel dat hij zijn dochter op Aarde moet achterlaten. En zij heeft grote bedenkingen tegen zijn vertrek. Wat Cooper aanzag voor een anomalie, is volgens haar een geest, die met haar wil communiceren. De boodschap: ‘Blijf!’ Het lijkt een waarschuwing …

Aan mijn hooggespannen verwachtingen kon deze film niet totaal recht doen. Dat ligt een beetje aan de stijl van Christopher Nolan, die een beetje klinisch is, en zelfs bij intense actiescènes een emotionele afstand houdt. Maar in andere opzichten was ik aangenaam verrast. De lange aanloop van de film, die zich op Aarde afspeelt, met in mijn ogen geloofwaardige familierelaties. Het mysterie van de geest. Verschillende ideologische discussies, die leiden tot spanningen tussen de hoofdpersonen. De interessante gevolgen van ruimtereizen voor tijdsbeleving en de weergave van andere kosmologische fenomenen. Een onverwachte gastrol van een van mijn favoriete acteurs. Van andere aspecten wist ik dat ze goed zouden zijn: de reis door de ruimte. De planeet Saturnus. Buitenaardse werelden die niet lijken op de onze. Goed acteerspel van Matthew McConaughy. Imposante muziek. Ik werd helaas een beetje uit het verhaal gehaald door een zwart gat, waarvan de zwaartekracht wel de tijd verstoorde, maar niet de hoofdpersonen uit elkaar trok (wat toch had gemoeten). Aan de andere kant heb ik ook een verhaal geschreven over een tocht door een zwart gat, dus de pot verwijt de ketel. En ik vond het einde niet helemaal recht doen aan wat ervoor kwam. Het klopte wat het plot betrof wel (hoewel het wat klinisch was), maar thematisch voor mijn gevoel niet. Ik zal hier later in de filmbespreking op terugkomen.

Het verhaal van deze film zou zijn gebaseerd op de ideeën van theoretisch natuurkundige Kip Thorne. En ik denk dat veel mensen die kritiek hebben op deze film, en op het einde ervan, zich niet realiseren met welke vragen de wetenschap zich op dit moment bezighoudt. Het gaat namelijk niet om het vallen van bollen van een scheve toren, of reacties in een reageerbuisje. De vragen die wetenschappers stellen zijn veel fundamenteler. Het gaat om de verschillende natuurkrachten en of die wellicht tot een enkele basis te herleiden zijn. Het gaat om de eerste microseconden na de oerknal en hoe de natuurwetten toen ‘uitkristalliseerden’. Het gaat om de vraag hoe het kan dat die natuurwetten het ontstaan van (intelligent) leven mogelijk maken. Ideeën om hiervoor verklaringen te geven, postuleren het bestaan van parallelle universa (zoveel dat alles wat mogelijk is, ook bestaat), waarvan wij toevallig in een bewoonbare leven. Anderen suggereren dat leven en intelligentie zelf de reden zijn voor de leven mogelijk makende eigenschappen van ons heelal. Er is een groep van wetenschappers die suggereert dat ‘leven’ een eigen ‘natuurkracht’ is, die ook moet worden meegenomen bij het zoeken naar de ‘grand unifying theory’. Anderen gaan verder, en stellen dat intelligentie, het kunnen begrijpen van het heelal, ook realiteit heeft (en geen illusie is, voortgebracht door zenuwcellen), en dus ook deel moet uitmaken van de ‘grand unifying theory’. En uitgaande van het idee uit quantummechanica dat een waarnemer bepaalt hoe een quantumfunctie uiteindelijk uiteenvalt, zeggen zij dat het universum levensvatbaar is voor ‘waarnemers’, omdat er ‘waarnemers’ zijn. Ze postuleren zelfs een verre toekomst waarin alle materie in het heelal deel uitmaakt van intelligentie. Die dus tegen de stroom van de tijd in, door het waarnemen ervan, de geschiedenis bepaalt.
Deze ideeën zijn controversieel, maar worden wel serieus genomen. Want anders zijn er maar twee mogelijkheden: dat alles wel heel toevallig is, of dat er een ontwerper is (en beide zijn niet echt wetenschappelijke uitspraken). Wie hierover een vrij toegankelijk boek wil lezen, raad ik ‘The Goldilocks Enigma’ aan van Paul Davies (zie mijn recensie). Ik herkende veel van de theorieën uit dit boek in Interstellar, van het serieus nemen van menselijke intelligentie (en nog radicaler: liefde) als werkelijke, relevante eigenschappen van ons universum tot het idee van een doorontwikkelde intelligentie die haar eigen verleden bepaalt aan toe. De film lijkt vergezocht, maar is het dus helemaal niet.
En ik vind het zelf wel fascinerend dat menselijkheid, intelligentie en liefde, nu eens serieus genomen worden in de science fiction. Ik moest denken aan C.S. Lewis, die in ‘Miracles’ ook suggereert dat het feit dat wij personen zijn, niet een toevallig voortvloeisel is van bewegingen van atomen in onze hersenen, maar daar los van staat. Ons denken wordt niet veroorzaakt door atoombewegingen, maar zet zelf atomen in beweging. Maar (anders dan Lewis betoogt) hoeft dat niet te betekenen dat ons denken ‘bovennatuurlijk’ is. Waar het wel op duidt, volgens mij, is dat dit heelal niet slechts ‘materieel’ is (het is in elk geval niet zo eenvoudig als ‘atomen’ en ‘energie’, denk aan de begrippen van ‘donkere materie’ en ‘donkere energie’, en bizarre zware deeltjes die toch geen interactie aangaan met reguliere materie). Het heelal is niet koud en dood als een aflopend uurwerk, maar een levende plek. Een plek waar achter de atomen en fotonen begrip en liefde zindert. En dat suggereert de aanwezigheid van persoonlijkheid, van een persoon. (Coopers dochter Murph zegt het van haar ‘geest’, dat ze die geen ‘geest’ noemt omdat ze er bang van is, maar omdat ze hem als persoon ervaart).

Dat vond ik een relevant punt in het script. Liefde is namelijk altijd persoonlijk. Niet abstract. Er worden twee mogelijke motivaties tegenover de liefde gezet. De eerste is die van de overleving van de soort. Als er niet individuele kolonisten naar een andere planeet gebracht kunnen worden, moet in elk geval de menselijke soort blijven bestaan. Al is het door het opkweken van eerder ingevroren bevruchte eicellen met behulp van draagmoeders. In plaats van liefde voor concrete individuen, wordt gesuggereerd dat de mens moet opgroeien tot ‘liefde voor de soort’.
Degenen die dit voorstellen klinken als het karakter Weston in het boek ‘Out of the Silent Planet’ van C.S. Lewis. Hij vindt ook dat hij, zelfs als hij de slechtste dingen doet aan individuen, toch gedreven wordt door liefde, omdat hij wil dat de mens zich over het heelal verspreidt. Lees het maar in zijn eigen woorden: “Life is greater than any system of morality; her claims are absolute. It is not by tribal taboos and copy-book maxims that she has pursued her relentless march from the amoeba to man and from man to civilization.She has ruthlessly broken down all obstacles and liquidated all failures and today in her highest form civilized man - and in me as his representative, she presses forward to that interplanetary leap which will, perhaps, place her for ever beyond the reach of death. It is in her right, the right, or, if you will, the might of Life herself, that I am prepared without flinching to plant the flag of man on the soil of Malacandra: to march on, step by step, superseding, where necessary, the lower forms of life that we find, claiming planet after planet, system after system, till our posterity - whatever strange form and yet unguessed mentality they have assumed - dwell in the universe wherever the universe is habitable.” C.S. Lewis maakt die houding subtiel belachelijk door de vertaling die Ransom geeft.
De vergissing is natuurlijk dat we als mensen personen zijn en onze liefde dus ook persoonlijk is. En wat we liefhebben is ook concreet, persoonlijk, buiten ons. Ja, we kunnen vechten voor idealen, maar als dat ten koste gaat van individuen, is dat geen liefde. Als we individuen opofferen voor iets abstracts, zijn we liefdeloos. Dan staan we aan de kant van de duivel en niet van God. Ook in deze film offeren de voorstanders van het ‘redden van de soort’ individuen op voor hun ideaal, door ze niet de waarheid te vertellen, en te scheiden van hun geliefden. Een teken dat deze benadering niet een liefdevolle motivatie is.
Een heel andere motivatie is die van de individuele overleving. Een karakter betoogt zelf dat onze hechting aan individuen, zoals kinderen, onze overlevingsdrift bevordert. Als we in onze laatste momenten onze geliefden voor ons zien, geeft dat ons de kracht om nog iets harder te vechten. Zo staat zelfs onze hechting aan anderen ten dienst van onszelf. Dit karakter betoogt dat alles wat mensen doen, zelfs ‘liefde’, uiteindelijk zelfzuchtig is. En ook dit karakter is bereid anderen op te offeren voor zijn eigen overleving. Uiteindelijk lijkt het zelfs bereid de hele mensheid op te offeren, om zelf maar in leven te blijven. 
Cooper laat echter zien dat zijn liefde voor zijn kinderen niet ingegeven is door overlevingsdrang. Want om hen de kans te geven te overleven, is hij bereid zichzelf op te offeren. Hij stelt het slagen van zijn missie boven zijn eigen voortbestaan, zelfs boven het terugzien van zijn kinderen. Hij wil in de diepste diepte verdwijnen, als zij maar gered worden. Zoals Jezus het zegt: ‘Groter liefde heeft geen, dan wie zijn leven opgeeft voor zijn vrienden.’ Liefde wordt uiteindelijk gekenmerkt door wat je bereid bent van je zelf op te geven voor je concrete, persoonlijke geliefde. Tot aan je leven toe.
En ik geloof dat deze onzelfzuchtige liefde voor concrete individuen de grondslag is van het universum.

Maar in het slot van de film, hoe slim het ook is geschreven, wordt dit punt, waarschijnlijk onbedoeld, volledig onderuit gehaald (ik geef hier een paar plotpunten weg, dus pas op!). De film wil een te afgerond verhaal vertellen, en sluit zijn eigen wereld dus hermetisch af. In plaats van een open universum, met een persoonlijke liefde achter het universum, waarin alles mogelijk is, blijkt het heelal toch klein te zijn. Ondanks alle dimensies, is het beperkt. De mens en zijn intelligentie en zijn liefde, blijkt toch alles wat er is. En intelligentie en liefde worden daardoor toch weer gereduceerd tot causaliteit. Gebeurtenissen blijken elkaar abstract te moeten opvolgen. En de macht achter het universum blijkt te worden gedreven door overlevingsdrift. Want als Cooper niet geslaagd was, zou die macht ook niet hebben bestaan. De slang heeft zich in zijn eigen staart gebeten en dus zichzelf opgegeten. De film die zo hoopvol en inspirerend wilde zijn (en wat mij betreft gedurende twee uur ook was), blijkt uiteindelijk toch net zo kil en deprimerend als alle andere sciencefiction films. Jammer. Als dit verhaal al zo mooi verteld kon worden, hoe gaaf zou dan een werkelijk hoopvol verhaal niet kunnen zijn?

donderdag 23 oktober 2014

Filmbespreking: What Dreams May Come

Toen een paar maanden geleden het nieuws bekend werd dat komiek en acteur Robin Williams zelfmoord had gepleegd, kwam dat als een grote klap. Ik was er meer van onder de indruk dan van de dood van Michael Jackson eerder, maar ik ben dan ook meer een film- dan een muziekliefhebber, en waardeerde Robin Williams erg vanwege zijn rollen in onder andere Alladin, Dead Poets Society, Good Will Hunting en ga zo maar door. Bij het kijken van What Dreams May Come moest ik weer denken aan zijn dood. Niet omdat zijn rol in deze film nu zo memorabel is. Hij speelt een sympathieke hoofdpersoon, en brengt zijn verbazing en vastberadenheid goed, maar het is geen rol waardoor hij zal blijven voortleven. De film zelf lijkt ook al in de vergetelheid te raken, en buiten enkele prachtige visuele effecten na (de geverfde tuin, de stad aan de overkant, de vlakte van de hel - allemaal ingegeven door romantische kunst) is dat mijns inziens niet onterecht. Een filmmaker als Christopher Nolan maakte met Inception al een veel bevreemdender beeld van een andere werkelijkheid, waardoor deze toch als zoet en oppervlakkig blijft hangen (zoals ook de romantische kunst waarop de beelden van het paradijs zijn gebaseerd uiteindelijk gekunsteld aanvoelen). Het geschetste beeld van de hemel acht ik ook theologisch zwak, alhoewel ik in de film wel mooie metaforen zag, maar daarover later meer. Nu terug naar de dood van Robin Williams. Daar moest ik aan denken, omdat deze film over zelfmoord gaat. En dat zijn karakter in de film zijn vrouw voorhoudt dat ze moet kiezen voor het leven. Het is ironisch dat Williams zelf in een zo duister gat terecht is gekomen, dat hij zelf die boodschappen niet meer kon horen en koos voor zelfdestructie in plaats van hoop. De film zelf toont ook hoe diep de wanhoop moet zijn voor iemand zo’n keuze maakt, en ik bedoel dus geen verwijt aan Williams. Zijn dood is een voortvloeisel uit onze menselijke toestand, waarbij we ons op onszelf teruggeworpen voelen en niet kunnen geloven dat we waardevol zijn, of geliefd. Maar dat betekent niet dat we niet waardevol zijn en dat we niet geliefd zijn.

Williams speelt Chris Nielsen, een arts die gelukkig getrouwd is met kunstenares Annie. Bij een auto-ongeluk komen hun beide kinderen om het leven. Die klap brengt Annie zo van slag dat ze in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden opgenomen. Er dreigt een scheiding aan te komen, maar Annie kiest ervoor om de draad weer op te pakken. Vier jaar later sterft Chris echter in een auto-ongeluk. Aan gene zijde van de dood wordt hij opgewacht door Albert, een oude vriend, die hem vertelt dat hij in de hemel is. Een hemel die er precies uitziet als een schilderij dat zijn vrouw heeft gemaakt (en zelfs bestaat uit verf). Voor hij ervan heeft kunnen genieten, krijgt hij te horen dat Annie is gestorven. En omdat ze niet gelooft dat ze er mag zijn, is ze in de hel terechtgekomen. Chris krijgt te horen dat hij dat maar moet accepteren, omdat niemand ooit uit de hel is teruggebracht. Maar hij steigert. Accepteren dat de vrouw die hij zijn hele leven heeft liefgehad, met wie hij al een keer door een hel was gegaan, die zijn leven was, voor eeuwig pijn zou lijden? Dat is hij niet van plan. Dus begint hij samen met Albert aan een reis naar de diepte om haar te gaan zoeken. Ondertussen moet hij ook de waarheid over zijn kinderen onder ogen zien, want waarom heeft hij hen in de hemel eigenlijk nog niet ontmoet?

De eerste aanwijzing dat deze film niet alleen maar te lezen is als een oppervlakkige ‘wish fulfillment’ van een Westers ideaal van het leven na de dood, was voor mij de naam van de schrijver van het oorspronkelijke verhaal. Richard Matheson. Hij is bekend als schrijver van onder andere The Omega Man, The Shrinking Man en nog veel andere verhalen (ik heb een interessante bundel SF-verhalen van hem in de kast staan). Zijn verhalen zijn meestal niet conventioneel, en zijn altijd op meerdere niveaus te lezen. Ik zie geen reden waarom dat met dit verhaal niet het geval zou zijn. (En de elementen waar ik me aan ergerde (het reïncarnatieaspect) leken er zo aan de haren bij te zijn gesleept, dat ik ervan uitga dat die niet bij het oorspronkelijke verhaal hoorden).
En een eindje op weg in de film wordt het zelfs geëxpliciteerd. Chris vraagt zijn begeleider Albert waar God eigenlijk is. Hij heeft hem namelijk nog niet ontmoet. Albert antwoordt: ‘Daarboven. En hij roept naar ons dat hij van ons houdt, en vraagt zich af waarom wij hem niet kunnen horen.’ Het lijkt eerst bedoeld als makkelijke oplossing om God buiten beeld te houden, maar niet veel later roept Chris hetzelfde tot zijn vrouw: ‘Ik houd van je!’. Maar ze hoort hem niet, gooit terpentine over een schilderij heen en zakt wanhopig in elkaar. En Chris ook, want waarom lukt het hem niet zijn liefde te communiceren? De parallel tussen deze twee scenes, zo kort achter elkaar, wijst erop dat hier het thematische hart van de film ligt, wat Richard Matheson wilde aanstippen: wat kun je doen om iemand ervan te overtuigen dat je van hem of haar houdt, als de ander je niet kan horen? Moet je dat maar accepteren en je rug naar die ander toekeren?
Ik werk op de communicatieafdeling van een organisatie, en daar heb ik wel eens de stelregel gehoord: als er iets misgaat in de communicatie en de ander heeft je niet begrepen, dan is dat niet de verantwoordelijkheid van de ander, maar van jou als degene die communiceert. Dan moet je je communicatie aanpassen. En dat is wat Chris doet. Toen hij en zijn vrouw nog leefden, dreigde hij haar ook al kwijt te raken. Zij beschuldigde hem er toen van dat hij niet bij haar was gebleven in haar verdriet, maar dat hij was gevlucht in zijn werk. En hij gaf haar gelijk. Daarom draait hij zich nu niet van haar af, maar gaat haar achterna, tot in de diepte van de hel. Als hij haar daar uiteindelijk aantreft, lukt het hem niet haar te overreden. Zijn argumenten vallen op dove oren. Ze herkent hem zelf niet. Dus besluit hij bij haar te blijven, en haar lot te delen. Hij blijft naast haar zitten, alleen om van haar te houden, zelfs al blijft zij tegen hem schelden, blijft ze hem slaan, blijft ze hem pijn doen. Zelfs al zou hij zelf dan ook verloren zijn. Hij zal zich nooit meer van haar afkeren.
Dat is precies hoe God ervoor gekozen heeft zijn liefde te communiceren naar de mensen die niet konden horen hoe hij zijn liefde voor hen uitschreeuwde. Hij heeft hen opgezocht, is bij hen komen zitten, en accepteerde zelfs hoe zij zich op hem uitleefden. Hij vergaf hen alles, omdat ze niet wisten wat ze deden. Tot zijn dood aan toe. ‘Hij opende zijn armen wijd aan het kruis’, zegt een regel in de Anglicaanse liturgie, heel mooi. Natuurlijk is het niet toevallig dat de hoofdpersoon van deze film ‘Chris’ heet. ‘Christy’ noemt zijn vrouw hem zelfs. Duidelijker kan het niet. Jezus Christus is Immanuel, God met ons. En hij heeft laten zien nooit zich van ons af te keren, zelfs niet als wij hem doden. Daar was het hem om te doen, al vanaf het begin. Niet om ons te straffen.
Albert zegt het tegen Chris: ‘Het is geen oordeel, geen rechtspraak’. Het is een gevolg. De mensen die niet de liefde van God ervaren, hebben (met de woorden van C.S. Lewis) zelf de sleutel omgedraaid aan de binnenkant van het slot. De liefde van God is namelijk niet veranderd. Ze zijn op zichzelf gericht en kiezen er kennelijk niet voor open te staan voor de ander, door zelfzucht of wanhoop. Dat is de straf - het wordt in de film ook gezegd: hun leven op Aarde was al tot een hel geworden. Zelfs de uitsluiting van mensen in het paradijs in Genesis 3 is niet te lezen als straf. God voorkomt dat de mens, die zo graag als God wilde worden en zichzelf dus centraal stelde, eeuwig zou blijven leven. Want dan zou de mens eeuwig zo op zichzelf gericht zijn, gebukt onder schaamte en de breuk met de ander. Hetzelfde verhaal uit Genesis suggereert dat de mens religie kan aangrijpen als alternatief om goed over zichzelf te denken, maar dat het vervullen van religieuze plichten niet helpt om te ontsnappen uit de eenzaamheid van het als God willen zijn - zie het verhaal van Kain. In de film komt een omgekeerd kerkgebouw voor - een treffend beeld hoe wij dat wat bedoeld is om de liefde van God te leren kennen, vervormen tot iets wat alleen ons eigen ego dient. De enige ontsnapping uit deze spiraal waarin wij wij onszelf verliezen is door de dood. We gaan verloren omdat we zo aan onze wanhoop of juis ego willen vasthouden, en kunnen alleen gered worden als we onze hand durven openen. Als we liefde toelaten. Daarop volgt de opstanding (wat in de film ook wordt gesymboliseerd, met beelden van water en onderdompeling, die met de doop en dus de dood zijn te associëren).

Voor ons die opgegroeid zijn in de westerse theologie klinkt dit allemaal vreemd, onwerkelijk. Wij denken namelijk van jongs af aan dat God zich aan een wet moet houden, en een soort ‘smetvrees’ heeft, dus dat hij zich wel van ons af moet keren als wij tekortschieten. Hij kan niet meer van ons houden, als wij niet perfect zouden zijn. En we zien het werk van Jezus (die in ons beeld vaak een heel ander karakter heeft dan God zelf) als een plaatsvervangend offer. God leeft zijn afkeer (smetvrees of ‘wettelijke straf’) uit op een onschuldige tussenpersoon (zijn eigen kind nota bene), en doet dan alsof wij die persoon zijn. Door zo te doen alsof (wij ‘staan in de positie van Christus’, of ‘God ziet ons in Christus’) kan God ons toch in zijn aanwezigheid accepteren. Maar hij kan niet werkelijk van ons, onvolmaakte mensen, houden. O wee als wij niet beschermd waren door het bloed van Jezus, dan zou hij ons wel raken met eeuwige toorn. Het is dus aan ons om ons te bekeren en ons achter het offer van Jezus te scharen, willen we kunnen zeggen dat God van ons houdt (niet van ons, maar van ons ‘In Christus). En we moeten ons best doen daar niet van achter vandaan te komen.
Gisteravond, toen ik deze film bekeek, werd ik voor het eerst echt boos om dit beeld van God. Echt boos. Het is toch van de zotte dat een man ervoor kan kiezen zijn vrouw te blijven liefhebben, ook als ze psychisch ziek is en hem uitscheldt, of ouders alles doen om in contact te blijven met hun kinderen, maar dat God zijn schepselen zomaar zou laten vallen als ze een fout maken, pijn hebben, of zich van hem afkeren. Het kan toch niet zo zijn dat God zo wankelmoedig is? Dat hij zegt van mensen te houden, maar er niets voor over heeft ze die liefde te laten ervaren? Het zou toch bizar zijn als God ons alleen maar zou accepteren als we ‘on our best behaviour’ zijn, en het hem niets zou kunnen schelen als we onszelf ‘verloren’ laten gaan? Gods liefde zou dan toch puur voorwaardelijk zijn, en geen ‘liefde’ mogen heten? Dan zou God toch meer een nare werkgever zijn, of slechte tiran? Zo’n God zouden we toch niet moeten willen dienen? Ik denk dat we hier echt boos om mogen, nee, moeten worden, want dit Godsbeeld doet totaal geen recht aan wie God is, en is dus eigenlijk zelfs godslasterlijk.
Wie God is, is voor eens en altijd zichtbaar geworden in Jezus, die mens werd, zich identificeerde met zieken en zondaars, en zich zonder protesteren aan het kruis liet nagelen om bij ons te zijn in onze dood. God die zich niet van mensen afkeert, ook niet als zij zich wel van hem afkeren. Die zich bij hen voegt en hen toeroept dat Hij van hen houdt, ook als zij weigeren naar Hem te luisteren. Die hen zelfs opzoekt in de dood, want die vormt voor Hem geen beperking. Dit is een heel ander Godsbeeld, maar wel een met diepe wortels in de christelijke traditie. Namelijk de Oosterse traditie. Kijk maar eens naar deze video waarin een Oosters Orthodoxe priester het verschil uitlegde tussen het reddingsverhaal uit de Westerse en dat uit de Oosterse traditie.


Inderdaad, God is in deze film niet in beeld gebracht, en Jezus ook niet. Maar zij worden wel zichtbaar in Chris/Christy als hij nederdaalt ter helle, en zijn vrouw daar niet alleen laat, zoals hij ook zijn kinderen overtuigt van zijn liefde en zijn respect voor hen als individu. Een krachtig beeld, dat ik op dit punt in mijn geloofsreis goed kon gebruiken. Net als Annie in deze film vind ik het moeilijk echt te geloven dat ik geliefd ben, dat iemand van mij kan houden, zoals ik ben. Zelfs als mijn vrouw me vertelt dat ze me knap vindt, en lief, en begripsvol, en moedig, lijkt het alsof ze het over een ander heeft en niet over mij. Ik vind namelijk zelf dat ik meer moet doen en beter moet zijn, voor ik geaccepteerd kan worden. Daarom heb ik dit soort verhalen nodig, om me ervan te overtuigen dat God daar in elk geval niet zo over denkt. Hij zoekt me op, ook al ben ik kritisch op mezelf en ongelukkig in mijn zelfafwijzing. Hij accepteert mijn frustratie, niet maar even, maar zo lang als nodig is tot uiteindelijk zijn liefde tot me gaat doordringen.

En nee, als lezer van N.T. Wright (en als bijbellezer), moet ik natuurlijk zeggen dat ik het in deze film geschetste beeld van het leven na de dood niet overtuigend vind. De bijbelse argumenten voor het geloof in de opstanding en het leven op de nieuwe Aarde ga ik hier niet herhalen (zie daarvoor dit blogbericht), maar ik werd hier ook aan herinnerd door de scene in de film waarbij Chris voor het eerst in de hemel is. Zijn vriend Albert vertelt hem dan dat hij een universum voor zichzelf alleen heeft, dat hij met zijn gedachten kan besturen. Alles is zoals hij bedenkt dat het moet zijn. Er hangt een vogel in de lucht, die pas gaat vliegen als Chris daartoe opdracht geeft. En ik dacht: dat zou voor mij helemaal niet de hemel zijn. Een universum dat ik bij elkaar zou hebben bedacht, zou tam, saai en voorspelbaar zijn. Ik zou alles al van te voren weten, en als ik bewegende wolken zou willen zien zou ik daar zelf voor moeten zorgen. Ik denk dat het bij de ervaring van schoonheid onontbeerlijk is dat het object een onafhankelijk bestaan heeft buiten jezelf. Dat je wordt geconfronteerd met iets echts, iets waars, iets eigens. Iets waar je een relatie mee zou kunnen hebben. Want ook liefde wil een object buiten zichzelf (denk aan de film Inception waarin de hoofdpersoon uiteindelijk ook geen relatie aangaat met de ideale vrouw in zijn droom, want die heeft niet alle kleine imperfecties van de echte vrouw. Hij wil een echt persoon kunnen liefhebben). En dat is waarom onze hoop die is van een opstanding en een vernieuwing van de schepping, in al zijn concreetheid. Misschien dat in dit licht het ‘reïncarnatie-einde’ positief is uit te leggen: als een opstanding in een nieuwe wereld. Geen fantasierijk, maar een echte wereld, waar echte schoonheid en echte liefde mogelijk zijn en blijven. Ik geloof dat Robin Williams die wereld ook zal kennen, want zoals zijn karakter dat in de film deed, zal God zich bij hem voegen in zijn wanhoop, en hem net zo lang liefhebben tot hij die liefde kan ontvangen. Gods liefde is namelijk nog veel groter dan die van Chris.

donderdag 16 oktober 2014

Gedicht: mist

Mist

Je vluchtte weg tussen de bomen,
schreeuwend, maar ik kon je niet verstaan.
De weg was te zwaar geweest. Ons doel
achter de bergpas onbereikbaar.
Ik ben je achterna gelopen
in de mist. Steeds bleef je me voor.
Ik zag je rug, misschien je enkel,
dan was je weer verdwenen. Niets te zien,
Slechts witte flarden die zich sloten.
Mijn roep leek zinloos, doofde uit,
ik kon mezelf niet horen. De kou
sloeg ketens om mijn benen, mijn hart.
Maar ik bleef gaan, sloeg takken weg,
volgde afdrukken in het mos.
Tot ik je ontwaarde bij de rivier
water rond je voeten, gezicht betraand.
Ik riep je naam, je leek te schrikken,
keerde je om. Je ogen werden groot.
Mijn angst smolt weg en ik zag jou stralen.
De wind stak op en blies de hemel schoon
toen wij elkaar opnieuw omarmden.
De reis volbrachten we daarna samen.

donderdag 18 september 2014

Gedicht: Acceptatie

Acceptatie

De bloem is goed genoeg
Gewoon zoals hij is,
ontvangt de stralen van de zon.
En het gras. Geen onderscheid
wordt door Gods hand gemaakt.
Gulle regen verkwikt
wie haar wil ontvangen.
Zelfs het nederigste mos.
De vogel krijgt in overvloed
dagelijks brood, en vindt
zich in zijn val gedragen
door plotselinge wind.

donderdag 11 september 2014

Gedicht: Dialoog

Dialoog

Ik vraag:
"Bent u met mij tevreden?
Doe ik
wat u van mij verlangt?"

U zegt
dat ik in mijn hart moet kijken.
Wat is 't
dat ik boven alles zoek?

"Schoonheid
te vinden en te scheppen.
Waarheid.
Er te zijn voor vrouw en vriend.

Niets meer
hoef ik als dit voor mij echt wordt;
mens zijn,
oprecht mezelf op elk moment."

"En hoe
wordt dit zichtbaar in je leven?
Draagt vrucht
wat in je ziel is uitgezaaid?"

Ik knik.
Elke dag zijn er weer kansen,
contact
met de ander buiten mij.

Stilte.
Dan moet ik naar adem happen
Ik zie
wat u met mij hebt bedoeld.

Maar toch
Kan ik het niet laten rusten:
"Doe ik
echt wel genoeg voor u?"

"Waaruit
is deze vraag ontsprongen?
Door welk
geloof is hij geïnspireerd?"

"Niet door
schoonheid, waarheid en liefde,
maar angst
dat God toch boos zou zijn."

Uw stem
blijft echter vriendelijk.
Ik weet
dat ik mezelf de last opleg.

Nog niet
kan ik de teugels laten vieren.
Maar ooit
vind ik de vrijheid die u schenkt.

zondag 7 september 2014

Gedicht: Reünie

Reünie

We schuiven aan, eerst nog onwennig.
Welke naam hoort er bij welk gezicht?
Was jij niet die? Waar zat je toen?
Dan verschijnt het drinken. Vrolijkheid.
De opluchting de ander nog te zien
in lichte ogen, onaangetast,
en weten dat ook jij ondanks de jaren
bent wie je toen was en wordt herkend.
Snel volgen de verhalen, brengen licht
in stoffige herinneringen.
Het was geen paradijs, gewoon
leven zonder opsmuk. Menselijk,
maar goed, zoals de wijn, de vis.
En sommigen hebben pijn gehad
zonder dat jij het wist. Een stilte valt.
Tot een grap van toen ook hen doet lachen.
Anderen lijden nu, of doen gewoon hun werk,
lachen vrij om dromen ooit gekoesterd
van succes, tevreden met te zijn
van dag tot dag want het is zo fragiel.
IJs smelt op witte schalen, we raken
in elkaars geheim verstrikt. Tijd vliegt.
De knoop moet weer uiteengerafeld,
uit het licht stap je opnieuw de wereld in,
voldaan van meer dan voedsel. Je ziel
heeft zich gelaafd aan werkelijkheid.