zondag 1 december 2013

Over de drempel (3): het voorbeeld van de ijsberg

Het verschil tussen de transactionele en de sacramentele blik op de werkelijkheid wordt door Robert Farrar Capon op de volgende manier inzichtelijk gemaakt: volgens hem zien wij God vaak als een kleermaker, die af en toe met zijn naald in de stof van de geschiedenis prikt. Op het moment van de schepping, van de uittocht uit Egypte, van Jezus’ leven en zijn dood en opstanding. Dat waren momenten dat God handelde en de koers van de gebeurtenissen veranderde, waarop dus bepaalde transacties plaatsvonden tussen onze natuur en Gods bovennatuur. Maar verder is God van ons gescheiden en verloopt de geschiedenis onafhankelijk van Hem. Maar een sacramentele visie ziet God als de werkelijkheid ‘onder’ de werkelijkheid, als de waarheid onder de geschiedenis. Dat wil zeggen dat zijn liefde en herstel de koers van alle gebeurtenissen bepalen, zodat uiteindelijk zijn koninkrijk verschijnt. En dit is nu al waar. Zijn liefde is de 'diepere magie' zoals Lewis het noemde. En op sommige momenten wordt deze realiteit al zichtbaar zichtbaar. God is als het ware de ijsberg die zich bevindt onder alle tijd en eeuwigheid, en die ondersteunt en voortdrijft. De schepping, de uittocht uit Egypte, Jezus’ leven, dood en opstanding, zijn niets anders dan de punten van de ijsberg die op sommige plekken boven het water uitsteken. Aan die punten kun je zien wat zich onder water bevindt.
De goddelijke daden in de geschiedenis zijn niet slechts de zeldzame interventies van een werkelijkheid die daarvoor niet aanwezig was”, zegt Capon in zijn boek Kingdom, Grace, Judgment. “Ze zijn eigenlijk uitgespeelde gelijkenissen -sacramenten, zo je wilt, ‘werkelijke aanwezigheid’- van een realiteit die er altijd al was, maar onzichtbaar ... Het totaal van het mysterie dat aan de schepping ten grondslag ligt, is aanwezig op elk moment dat deze sacramentale verschijningen van het mysterie plaatsvinden ... Precies zoals elke punt van de ijsberg die boven de golven uitsteekt, het zichtbare deel is van een en dezelfde ijsberg, zo is elke doorbraak van het mysterie in onze werkelijkheid een zichtbaar aspect van een en hetzelfde mysterie.”
En dat mysterie is dat God degene is die uit liefde schept. Dat we allemaal door God geliefd zijn, en dat we als we dood zijn door hem uit het graf zullen worden opgewekt. Ja, dat de hele schepping (die immers aan het eind van de tijd tot niets zal afkoelen) uiteindelijk zal worden vernieuwd. Het is een mysterie, omdat we niet kunnen uitleggen hoe dat gebeurt. Het is namelijk geen transactie, niet iets mechanisch, niet iets waar wij iets aan kunnen bijdragen. Het is zelfs niet tot stand gebracht door Jezus’ dood en opwekking. Jezus’ dood en opwekking zijn er het beeld van, een teken. Zoals je ziet dat het lente wordt als je de eerste krokussen ziet, zoals je weet dat het oogsttijd wordt als je de eerste rijpe aren kunt plukken, of als de eerste appel van de boom valt. Op die manier is Jezus de eersteling van hen die ontslapen zijn, de eerste oogst van de doden die zullen worden opgewekt. (Kolossenzen 1:18) Het herstel van alle dingen begint bij hem. Maar ook eindigt het in hem. Hij omvat alle dingen. Hij heeft de leegte genomen en die gevuld. Alles is in hem, door hem en tot hem geschapen. “Hij bestaat voorafgaande aan alles en alles bestaat in hem” (v17). En in hem is alles verlost. “Alles op aarde en alles in de hemel.” (v20). Zo groot is zijn verlossingswerk, zijn vernieuwingswerk. Het is letterlijk kosmisch, want het bevat het hele heelal. Maar tegelijk was het klein: te zien aan het kruis, waar Jezus stierf, om drie dagen later uit de dood te worden opgewekt. Daarom kan van hem gezegd worden dat hij het lam is, dat is geslacht, sedert de grondlegging van de wereld (vgl. Openbaringen 13:8 NBG). Zijn dood en opstanding waren een punt van de ijsberg, die boven water uitstak. Kleiner dan de ijsberg zelf (een enkel mensenleven), maar toch onmiskenbaar deel van de ijsberg. Hetzelfde materiaal. Zelfs dezelfde vorm, dezelfde glinstering. Dezelfde waarheid. Wie de punt van de ijsberg heeft gezien, weet hoe de ijsberg is. Jezus zei het: wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. Heeft gezien dat God van eeuwigheid af al schept uit het niets. De onzichtbare man had even een hoedje op, zodat we hem konden waarnemen.

Laten we de metafoor van hierboven nu nog wat verder doortrekken: een punt van een ijsberg heeft zelf ook uitstulpingen, zelf ook punten en pieken. Als je van dichterbij kijkt zie je zelfs op deze punten onregelmatigheden. Toch bestaan de onregelmatigheden en de pieken ook uit ijs. Ze glinsteren. Ze hebben scherpe kanten. Je bent afgedaald naar een kleiner schaal - je kijkt naar decimeters in plaats van meters, maar je kijkt naar dezelfde ijsberg. Zo is het ook met de werkelijkheid. Want het mysterie van leegte en schepping, van dood en opstanding, speelt zich ook af op het niveau van ons leven. Dezelfde God die Jezus uit de dood opwekte, geeft ook ons eeuwig leven. Waar wij zwak zijn, is hij sterk. Als wij sterven, doet hij ons opstaan. Wat geldt voor de schepping als geheel, wat gold voor Jezus tweeduizend jaar geleden, dat geldt nu ook voor ons. Dit is het mysterie van het evangelie, van het goede nieuws dat de engelen al brachten toen Jezus werd geboren. We zijn deel van dezelfde ijsberg.
In een eerder blogbericht heb ik de beeldspraak van de fractal gebruikt. Je kunt op internet veel afbeeldingen vinden van fractals. Kort gezegd komt het hierop neer: in een fractal wordt steeds dezelfde vorm herhaald. Je ziet een groot silhouet, omgeven door kleinere silhouetten. Maar als je goed kijkt, hebben die dezelfde vorm als het grote silhouet, en ze worden zelf ook weer door nog kleinere silhouetten omgeven. En die zijn ook weer van dezelfde vorm. En worden ook weer door kleinere omgeven. En zo door. Tot in het oneindige. Als je het plaatje onder de microscoop zou bekijken zou je nog steeds dezelfde vormen tegenkomen. Als je vervolgens weer uit zou zoomen, zou je opmerken dat het grote silhouet eigenlijk is opgebouwd uit de kleinere silhouetten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat we leven in een fractalwerkelijkheid. Kijk naar de natuur: overal zie je dat grotere vormen zijn opgebouwd uit kleinere, en die uit nog weer kleinere eenheden, en die uit nog weer kleinere, tot aan cellen en celorganellen toe. Het makkelijkst is dit te zien bij varenbladeren, of vertakt koraal, of in onze nieren. Maar het blijkt dat ook bijvoorbeeld de vorm van bergen met fractalformules te beschrijven is, en dus is het niet zo vreemd als ook ijsbergen eigenlijk fractals zijn: grote vormen, waarin kleinere vormen herhaald worden.
Volgens mij kun je deze beeldspraak toepassen op het evangelie. Het is een fractalwaarheid. De waarheid van schepping uit het niets, de creatie van leven uit liefde, die de grondslag is van onze werkelijkheid, wordt zichtbaar op het niveau van Jezus’ leven, zijn dood en opstanding. God die mens werd, die zich met ons identificeerde en net als ons dood ging, maar door liefde werd opgewekt. Op een niveau lager geldt deze waarheid dus voor ons, een niveau dieper in de fractalafbeelding: zoals Jezus stierf en opstond, sterven wij en staan wij op. Wij zijn het lichaam van Christus, de cellen die dood gingen en levend werden. Dezelfde waarheid is waar voor ons.

Maar de fractal heeft nog een dieper niveau, bijna microscopisch. Dat zijn de sacramenten. Ja, de naam zegt het al. De sacramenten zijn tekenen waarin op het niveau van materie (water, brood en wijn, maar ook de kerk die tegelijk het lichaam van Christus is) zichtbaar wordt wat waar is op het niveau van ons eigen leven, wat waar was voor Jezus in zijn dood en opstanding, en wat waar is op het allerhoogste niveau: de natuur van God, de Opstanding en het Leven. En zoals het ijskorreltje op de ijsberg bestaat uit ijs, en dus deel is van het grote geheel, zo is Jezus aanwezig in brood en wijn, en zo worden door de doop echt zonden afgespoeld.
Dat betekent echter niet dat het transacties zijn. Ik denk dat dit de vergissing is die ten grondslag ligt aan veel discussie over de sacramenten. Toen mijn vrouw en ik trouwden, zagen we het niet als een transactie. Onze liefde voor elkaar en de manier waarop we met elkaar omgingen veranderde niet door de ceremonie. Maar toch wilden we wel trouwen. We zouden niet minder van elkaar hebben gehouden als we niet waren getrouwd (en ons zou een hoop georganiseer gespaard zijn gebleven). Maar we wilden onze liefde zichtbaar maken. Zodat ook wij op dat ene moment konden terugkijken en weten dat onze liefde voor elkaar werkelijkheid is! Onze liefde is er niet van afhankelijk, maar toch konden we niet zonder.
Net zo brengen doop en avondmaal brengen zelf helemaal niets tot stand. Ze maken ons niet rechtvaardiger dan we al zijn. Ze maken ons niet heiliger en ze maken ook niet dat God meer van ons houdt of ons meer accepteert. Ze hebben geen magische kracht. Ze veranderen niets. Maar aan de andere kant zijn het niet slechts symbolen. Ze dienen niet om ons te laten terugdenken aan het verleden, of aan Jezus’ dood en opstanding, als veredelde geheugensteuntjes. Het hadden niet even goed andere symbolen kunnen zijn. Jezus zegt wel degelijk: ‘dit is mijn lichaam’ en ‘dit is mijn bloed’. En eerder had hij gezegd dat mensen om behouden te worden zijn lichaam moesten eten en zijn bloed moesten drinken (zie Johannes 6). Dat betekende niet dat hij kannibalisme promootte. Hij bedoelde (meen ik) dat in mensen hetzelfde moest gebeuren als met hem, namelijk dat ze moesten sterven en door God moesten worden opgewekt uit de dood. De waarheid die in hem werkzaam was  tijdens zijn leven, dood en opstanding, (dezelfde Macht, zie Efeze 1:20) moest ook werkelijkheid worden in onze levens.
Maar het feit dat de Romeinen de eerste christenen beschuldigden van kannibalisme is niet alleen maar een interessant historisch feitje. Het suggereert wel degelijk iets van de ernst van de sacramenten. Ze zijn niet ‘maar symbolen’, maar ze zijn tekenen. Tekenen van de waarheid. Wie zich laat dopen deelt dus in iets dat waar is, namelijk in Jezus’ dood en opstanding. Dat dit net zo waar is als je je niet laat dopen, doet niets af aan het teken. Net zo wie deelt in brood en wijn. Je bent net zo zeer deel van Jezus’ dood en opstanding als je niet aanzit aan het avondmaal. Wie aanzit, ervaart dus iets dat sowieso al waar is voor hem. Zonder dat hij of zij er iets voor hoeft te doen of te laten. Daarom dat het zobelangrijk is het avondmaal te ontvangen. Iedereen mag naar voren komen, jong en oud, man of vrouw, zondaar of heilige.
In de Anglicaanse kerk steken mensen hun linker hand op. De hand die niet handelt. De zwakke hand. Om duidelijk te maken dat ze niet op hun eigen kracht vertrouwen. De priester (zelf al een sacrament!) reikt het brood aan en zegt: ‘Het lichaam van Christus’. En degene die aanzit, antwoordt alleen: ‘Amen’. Want het is waar, of je nu dankbaar bent of niet. En dat is het enige. Ik ken kerken waarin mensen knielen bij een kruis waarop het avondmaal is uitgestald en zelf nemen van het brood dat daarop ligt. Dat maakt van het avondmaal iets transactioneels, in plaats van een sacrament. Juist het feit dat je ontvangt, zonder er iets voor te hoeven doen, maakt het een teken. De Anglicaanse kerk is op meer punten sacramenteel. Ook in de lezing van het woord. Men gelooft dat het woord zelf werkzaam is in mensen (een sacrament is), daarom dat de gemeente gaat staan als uit de evangeliĆ«n wordt voorgelezen. We ontvangen. We weten dat we niet zelf aan de waarheid kunnen bijdragen, ook niet door Bijbelstudie. We kunnen alleen open staan voor wat God van eeuwigheid af al in de schepping aan het doen is. Ik ben er blij mee.
Ik voel me niet een beter christen omdat ik aan het avondmaal aanzit. Het avondmaal in zichzelf doet niets. Het is geen transactie. God houdt niet meer van me omdat ik aanzit. Maar ik weet wel dat ik elke zondag naar de kerk wil gaan om deel te nemen aan het avondmaal. Omdat ik het nodig heb aan de waarheid herinnerd te worden. Ik moet mijn blik richten op de ijspunten om me heen, om me weer te realiseren dat er een ijsberg onder water is, die mij draagt en ondersteunt. Dat te realiseren is tegelijk het enige wat ik hoef te doen. En dat maakt dat ik mezelf kan accepteren, dat ik van andere mensen kan houden, en dat ik kan leven op de manier die past bij het nieuwe leven van de opstanding. Niet omdat ik het zelf doe, maar omdat ik vertrouw op God, die het van het eerste moment van de schepping al doet voor en in mij.