donderdag 26 december 2013

God is niet de kerstman (3 en slot): Cadeaus zijn er om mee te spelen

De laatste weken spreek ik weer vaker met God terwijl ik naar mijn werk loop. Ik heb een hele tijd niet gebeden. Gewoon omdat het verlangen er niet was. En dat verlangen was er niet, omdat ik niet kon geloven dat God werkelijk van me houdt, zoals ik ben. Maar het was ook voor mij goed om afgelopen maand te schrijven over het sacramentele beeld van Jezus’ dood en opstanding, als teken dat God onvoorwaardelijk van me houdt, omdat het zijn natuur is. Het idee dat Hij me eigenlijk zou moeten afwijzen en veroordelen, begint langzaam te slijten. Dus durf ik weer naar Hem te luisteren. Maar terwijl ik met God praatte, en me realiseerde dat Hij van me houdt, kreeg ik het idee dat ik hem nu moest bedanken voor zijn liefde. Ik dacht dat ik hem daarvoor moest aanbidden. Maar terwijl ik bewoordingen daarvoor in mijn gedachten ging formuleren, voelde ik de afstand tussen Hem en  mij groter worden, alsof zijn aanwezigheid verdween. Ik besloot hem te vragen of ik hem moest danken of aanbidden. Het antwoord dat ik kreeg verraste me. Ik hoefde hem niet te danken of te aanbidden, ik hoefde geen gebed uit te spreken als dank voor zijn liefde. Er was niets dat ik voor hem terug moest doen in ruil. Het was voor Hem genoeg om toe te kijken hoe ik genoot van het besef geliefd te zijn. Hij genoot ervan te zien hoe ik leefde als geliefd kind van God. Toen dat tot me doordrong, ervoer ik een diepe rust bij me van binnen.

Maar nu vind ik het alweer moeilijk voor te stellen. Het blijft moeilijk te accepteren dat God ons zomaar zou kunnen liefhebben, gewoon omdat hij ervoor kiest, gratis en voor niets. Kijk maar eens naar het personage Javert uit de musical (en het boek) Les Miserables. Hij heeft Valjean willen gevangennemen, hij heeft hem jarenlang achterna gezeten. Dan krijgt Valjean de kans hem te doden, om voor altijd van hem af te zijn. Maar Valjean weigert. Hij laat Javert zelfs gaan, en vertelt hem waar hij te vinden is, als Javert hem zou willen arresteren. Er is niets waardoor Javert er recht op kon laten gelden dat Valjean van wraak zou afzien. Maar Valjean doet het toch. Javert kan daar echter niet mee leven. Hij wil niet leven in een wereld waarin zomaar genade kan worden geschonken, waarin zondaars vrijuit kunnen gaan, waarin mensen niet krijgen wat ze verdienen. Hij kan niet leven in een niet transactionele wereld. Leven in een wereld van onvoorwaardelijke liefde, van vrijheid, is voor hem veel moeilijker dan leven onder het juk van de wet. En dus pleegt hij zelfmoord. Hij is als de oudste zoon in de gelijkenis van Jezus, die er bewust voor kiest niet naar het feest te gaan dat de vader voor de jongste zoon heeft georganiseerd, omdat hij niet wil leven in een wereld waar een gemest kalf wordt geslacht voor iemand die de erfenis verbrast heeft. Hij is als de Farizeeën, die buiten het koninkrijk bleven en anderen daar uit weg hielden, omdat ze niet wilden leven in een wereld waar overspeligen, tollenaars en melaatsen zomaar de aanwezigheid van God konden binnengaan en met open armen ontvangen konden worden, terwijl ze niet aan de regels hadden voldaan.
Het is helemaal niet makkelijk te geloven dat God onvoorwaardelijk van ons houdt. Dat zeggen mensen wel eens, maar het is niet zo. Het leven in de realiteit van God liefde, beseffen dat je er niets voor kunt doen, is heel erg moeilijk. Daarom sluipen er bij ons zo snel weer transactionele elementen in. We weten dat het niet zo kan zijn dat God van ons houdt omdat we in moreel opzicht goed zijn, of ervoor kiezen hem te dienen. Maar we hebben er moeite mee te geloven dat God zomaar van ons zou houden en ons vrijlaat om hem te dienen of niet. Dus draaien we het vaak om: Omdat God van ons houdt, worden wij geacht ervoor kiezen dat we hem dienen. Kijk maar in de gemiddelde evangelische kerk. Er wordt gezegd dat God wil dat we vrij zijn en dat we goed moeten zijn uit onze eigen keuze. Maar vervolgens blijkt dat we toch het een en ander zouden moeten.
Ik heb het wel eens horen zeggen dat God niet is als Sinterklaas of de Kerstman. Hij is niet een knuffelbare goedzak, die ons zomaar cadeautjes geeft. Daarom zouden we ernaar moeten verlangen uit de bijbel te lezen. We zouden ernaar moeten verlangen te evangeliseren.  Als we dat niet doen zijn we geen goede christenen. Als we onze hoed oplaten in de kerk, hebben we geen respect voor God. We kunnen kennelijk niet blijven zoals we waren, want God verwacht nu van ons dat we ons best voor Hem gaan doen. En dat ons hele leven lang.

Dit is hoe wij als mensen met cadeaus omgaan. Ik denk aan een kerstaflevering van comedyserie The Big Bang Theory, waarbij het personage Sheldon uitlegt dat er verwacht wordt dat als iemand je een cadeau geeft, je een cadeau teruggeeft van ongeveer dezelfde waarde. Je wilt met kerst ongeveer hetzelfde geven als je van de ander hebt gekregen. Omdat hij niet kan inschatten wat iemand hem zal geven, koopt hij alvast verschillende cadeautjes van verschillende waarde, zodat hij goed voorbereid is ... Maar dan krijgt hij het ene cadeau dat voor hem onbetaalbaar is: de handtekening van Spock-acteur Leonard Nimoy ...
Sheldon had het goed begrepen: zelfs het uitwisselen van cadeaus is voor ons een sociale transactie. Het concept van een ‘onvoorwaardelijk geschenk’ is voor ons erg moeilijk te begrijpen. Vaak wordt door christenen de waarschuwing tegen ‘goedkope genade’ van Dietrich Bonhoeffer aangehaald. We praten wel over genade, maar het is kennelijk genade die ons ook iets moet kosten. Maar waarom zouden we dan nog het woord genade gebruiken? Waarom zouden we dan nog Efeze citeren: ‘Door zijn genade bent u gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God en geen gevolg van uw daden’ (Efeze 2:8,9)?
We gebruiken het woord ‘genade’ zoals het meisje in het voorbeeld van Bob George. In zijn boekje Classic Christianity vertelt hij hoe hij een meisje met een driewieler zag rondrijden, terwijl ze riep: ‘Gratis ritjes voor een kwartje!’ Nieuwsgierig hield hij haar staande, en vroeg haar waarom ze zei dat het gratis was, als mensen moesten betalen. Ze antwoordde dat als ze niet zou zeggen dat het gratis was, niemand een ritje op haar driewieler zou willen maken. Net zo is het volgens Bob George gesteld met de kerk. Mensen krijgen te horen dat ze gered zijn door het werk van Jezus, zonder dat ze er iets voor terug kunnen doen. Ze komen tot geloof. Vervolgens horen ze in de kerk echter niet meer dat goede nieuws, maar gaat het zondag na zondag over wat hoe ze nu ze gered zijn eigenlijk voor God moeten leven. Dat kan soms nog vrij subtiel zijn, getuige het klassieke voorbeeld, dat ik al vaker heb aangehaald: ‘God houdt van je zoals je bent, maar hij houdt teveel van je om je zo te laten’. Het is het een of het ander. God houdt van me zoals ik ben, of hij houdt niet van me zoals ik ben. Dus als deze uitspraak waar zou zijn, kan ik me dus nog steeds niet werkelijk door God geliefd weten, omdat ik weet dat ik nog niet ben zoals Hij wil dat ik ben. Ik moet nog steeds werken tot ik overspannen ben. Kortom, we gebruiken als christenen misschien soms sacramentele woorden, maar onze boodschap blijkt uiteindelijk toch transactioneel te zijn.

Als we zeggen dat genade niet goedkoop mag zijn, veranderen we de genade onherroepelijk in de wet. Genade moet gratis zijn. Anders is het geen genade. Als je er iets voor terug moet doen, houdt het op genade te zijn, hoe klein het stukje ‘wet’ of ‘transactie’ misschien ook is. Het besmet je hele theologie. Volgens mij is dit wat Jezus ‘de zuurdesem van de Farizeeën’ noemt - hij waarschuwt zijn discipelen dat ze daar niet mee besmet moeten worden (Matteus 16:6). ‘Weet u niet dat een beetje desem het hele deeg zuur maakt?’, zegt ook Paulus. ‘Doe de oude desem weg en wees als nieuw deeg!’ (1 Korintiers 5:6,7). Hij waarschuwt in Galaten: ‘Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld’ (5:4). Ik denk zelfs dat dit ten diepste is wat Paulus bedoelt als hij zegt dat we niet gelijkvormig moeten worden aan de wereld, dat we ons niet in die mal moeten laten gieten (Romeinen 12:2). Hijzelf was in elk geval zijn goede leven volgens de wet omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. ‘Sterker nog, alles beschouw ik als verlies’ (Filippenzen 3:8). We moeten sterven aan die hele manier van denken, van het ‘voor wat hoort wat’ van onze medemensen, aan het systeem van transactie. Dat moeten we ‘als afval weggooien’. Trouwens, dat was wat we toch al moesten, om ruimte te maken voor het geschenk van het eeuwige leven in ons. Zoals Paulus zegt: ‘Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan’ (v10).
Dit is volgens mij wat onze geloofsreis inhoudt. Het is niet een keuze op een enkel moment om een bepaalde leerstelling aan te hangen, maar een keuze, elk moment van de dag, om in plaats van in de realiteit van het transactionele ‘voor wat hoort wat’-denken, te leven in de realiteit van Gods onvoorwaardelijke liefde. In de realiteit van het teken van het kruis en de opstanding, in de sacramentele werkelijkheid. Dit is wat Paulus bedoelt als hij zegt dat hij een met Christus wil zijn ‘niet door mijn eigen rechtvaardigheid omdat ik de wet naleef, maar door die van God, de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus’ (v9).
Dit is wat Wayne Jacobson ‘Living Loved’ noemt. Dit is wat Jezus ‘in de wijnstok blijven’ noemt. En dat is helemaal niet makkelijk.

Geloof ik dat God van mijn zonden houdt? Nee.
Geloof ik dat mijn keuzes God niets kunnen schelen? Nee.
Zeg ik dat ik niet verder wil groeien? Nee.
Maar moraal, inzet voor de kerk, geestelijke groei en al die dingen hebben niets te maken met de liefde van God voor mij en moeten er niet mee in verband worden gebracht. Zelfs niet een klein beetje. Die dingen liggen op een heel ander vlak. Ik wil zelfs toegeven dat je manier van leven, je moraliteit en je inzet voor de kerk dramatische gevolgen kunnen hebben, negatieve en positieve. Het loon van de zonde blijft de dood. Meer bijbellezen geeft je meer kennis van de bijbel en de wil van God, zonde ontwricht je leven en dat van anderen, en als je je niet inzet voor de kerk, loopt de organisatie daarvan minder soepel. En als je gelooft in de liefde van God, ervaar je mogelijk meer innerlijke rust en zekerheid. Het is zelfs belangrijk om goed te doen aan alle mensen, om missionair te zijn, om te dienen. God wil ons hier ook in laten groeien en maakt dat ons dan ook duidelijk. Maar niet door middel van schuldgevoel, dreigementen, en zelfs niet met hulp van beloningen. Hij nodigt ons uit om anders te leven omdat dat iets goeds is, anders gezegd: hij laat ons naar die andere manier van leven verlangen, omdat die mooier is, waardevoller, liefdevoller. De wet blijft volgens Paululs heilig, en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed (Romeinen 7:11).
Maar de wet heeft niks te maken met onze relatie met God. Of we op die manier leven of niet, heeft niks te maken met de grootte of diepte van Gods liefde voor ons. Of je goed bent of slecht, of je je inzet voor de kerk of niet, zelfs of je gelooft in bepaalde leerstellingen of niet, het heeft allemaal niets te maken met Gods liefde voor jou. Die is werkelijk onvoorwaardelijk. Of je moeder Teresa heet, of Hitler, het is Gods keuze om van ons te houden, en niets wat wij doen kan daar invloed op uitoefenen. Er is geen ‘double bind’. Geen kleine lettertjes, geen addertjes onder het gras. We hoeven zelfs niet dankbaar te zijn. We hoeven God niet te aanbidden omdat hij ons zo’n groot geschenk heeft gegeven. Het is de keuze van de kerstman om ons cadeautjes te geven, en hij geeft die aan iedereen zonder aanzien des persoons. Als je het pakket in handen krijgt, en er blijkt een racebaan in te zitten, hoef je niet iets terug te doen. Je mag er gewoon mee gaan spelen. Dat is dankbaarheid genoeg. Maar zolang je weigert het cadeau te openen, of met het geschenk te spelen, omdat je het had willen verdienen, of omdat je jezelf met anderen vergelijkt, kan je er niet van genieten, dan kan je niet ervaren wat God aan het doen is, en leidt je in dat opzicht een verloren leven. Dat zou natuurlijk zonde zijn!

Onze redding, het eeuwige leven, is dus een vrij gegeven geschenk. En alleen daardoor zijn wij op onze beurt vrij om goed te doen ‘omdat het goed is’ (for goodness sake). Een andere manier is er niet. Alleen als er geen angst is, kan de liefde zichtbaar worden. Liefde die onze vrije keuze is, liefde die voortkomt uit ons verlangen. We hebben lief omdat God ons eerst heeft liefgehad.