zaterdag 30 november 2013

Over de drempel (2): het teken van de slang

De onvoorwaardelijke liefde van God is van eeuwigheid af al realiteit, onafhankelijk van ons. Hij is immers gisteren en heden dezelfde, en tot in eeuwigheid. Het enige wat wij kunnen doen is ons openstellen voor deze eeuwige realiteit, dat wil zeggen: er in leven, leven alsof het waar is. Want we kunnen er niets aan veranderen.
Jezus zelf gebruikt het beeld van de koperen slang in de woestijn, die door Mozes werd opgetild, zodat iedereen hem kon zien. De slang drukte de genezing van God uit, die realiteit was. Je kon alleen ziek, ongenezen, blijven als je niet in die werkelijkheid wilde leven en bewust je ogen ervoor sloot. Je moest je ervan afkeren en je oogleden strak op elkaar houden om buiten de werkelijkheid van Gods genezing te blijven. Zo is het ook met Gods liefde, betoogt Jezus. God doet het regenen op goeden en op kwaden. Maar sommige mensen willen hun handen openen voor de regen, terwijl anderen proberen een schuilplaats te zoeken. Sommigen staan als kinderen open voor het koninkrijk van God. Anderen denken dat ze eeuwig leven kunnen krijgen door ‘goed te doen’, zoals de rijke jongeling in het Bijbelverhaal. Hij hield vast aan een transactioneel beeld van God, alsof ‘goed zijn’ iets te betekenen had, en daardoor bleef hij buiten het koninkrijk. De Farizeeën ook. Ze konden het niet verdragen dat de hoeren en tollenaars hen voor gingen in het koninkrijk, dat de laatsten net zo behandeld werden als de eersten, en dus bleven ze buiten. En door tegen anderen te prediken dat ze net als zij moesten worden, net als zij moesten Bijbellezen, naar de Synagoge gaan, tienden geven en goed doen, hielden ze mensen buiten het koninkrijk. Ze maakten dat mensen God gingen zien als werkgever, als iemand met wie ze transacties konden sluiten, en daardoor sloten deze mensen hun ogen voor de werkelijkheid van Gods liefde die al voor hen gold, ongeacht wat ze deden of geloven. Het zou beter voor ze zijn geweest om met een molensteen om de nek in zee te verdrinken, dan een van de ‘kleinen’ buiten het koninkrijk van God te houden.
Dit gold trouwens niet alleen voor Farizeeën. Het zijn namelijk niet alleen religieuzen die te trots zijn om zich open te stellen voor de realiteit van het koninkrijk van God. Een van de moordenaars die naast Jezus gekruisigd was, schold hem uit, en beledigde hem. De ander vroeg hem om aan hem te denken als hij zijn koninkrijk binnenging. Tegen hem zei Jezus: ‘Heden zult u met mij in het paradijs zijn.’ Niet omdat deze man iets had gepresteerd, of in de juiste leerstellingen had geloofd, of op een juiste manier berouw had gehad, maar omdat het waar is. De ander had er ook kunnen zijn, als hij niet had volgehouden dat het proces oneerlijk was en hij zijn lot niet verdiend had.

De Farizeeën en de moordenaar protesteerden allebei over oneerlijkheid. Maar als er iets waar is over het verlossingswerk van Christus, is het dat het in de kern oneerlijk is. Eerlijkheid heeft er niets mee te maken. Goeden en slechten, morele mensen en immorele mensen zijn allemaal door God geliefd. Er is geen onderscheid in het koninkrijk. Ook Paulus zegt dat er in Christus geen slaaf of vrije is, geen Jood of heiden, geen man of vrouw. In een andere passage, uit Romeinen, gaat hij zelfs verder: ‘Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus onze Heer’ (Romeinen 8:38v). Niets kan ons scheiden van de liefde van God. Niet ons weinige bidden of Bijbellezen. Niet ons gebrek aan liefde. Niet ons ongeloof, of onze twijfel. En al helemaal onze zonde niet. Sterker nog: Paulus zegt dat er geen veroordeling is, voor hen die in Christus Jezus zijn (8:1). Dat we gered zijn, is dus niet op grond van onze goedheid of onze werken. “Door zijn genade bent u gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan’, schrijft hij in de brief aan de Efeziers (2:8v). We hadden niets dat ons aangenaam voor God maakte, toen hij besloot voor ons in actie te komen. ‘God bewijst zijn liefde aan ons, doordat Christus voor ons gestorven is, toen wij nog zondaren waren’ (Romeinen 5:8). Paulus schakelt ons hier dus allemaal gelijk: het maakt niet uit of ze zondig zijn of niet, of we goed zijn of niet. Ongeacht van onze moraliteit of onze missionaire ijver, onze kerkgang, of de mate van ons geloof: Christus is voor ons gestorven. Ook al waren we allemaal de grootste zondaars: Christus is voor ons gestorven. “Des te zekerder is het dat wij nu we door zijn dood zijn vrijgesproken, dankzij hem zullen worden gered en niet veroordeeld.” (v9)
Deze passage zegt echter niet dat God nu opeens van ons kan houden omdat Christus voor ons gestorven is. Christus’ dood was niet transactioneel. Christus’ dood en opstanding waren een sacrament. Een sacrament waarmee God voor eens en altijd zijn liefde bewijst. Als God zelfs niet boos wordt als Jezus door Joden en Romeinen onschuldig wordt veroordeeld, wordt gemarteld en vernederd, wordt gedood als een misdadiger, wordt hij niet boos op ons. Sterker nog: het laat zien dat hij ook ons, die eenmaal dood zullen gaan, uit de dood zal opwekken, zoals hij Jezus uit de dood heeft opgewekt. We zullen leven, zoals Jezus nu al leeft voor God. We zitten zelfs met Hem in de hemelse gewesten, aan de rechterhand van God (vgl Efeze 2:6).

Wat de dood en opstanding van Jezus doen is dat ze de eeuwige realiteit zichtbaar maken. De realiteit van het Grote Verhaal. Het verhaal dat begon bij de schepping, toen God door zijn liefde de wereld schiep. Hij gaf dingen, dieren en mensen hun identiteit door hun naam te noemen. Dat is liefde. Scheppen is liefhebben. En die liefde is nooit opgehouden. De schepping bestaat omdat God haar liefheeft. Wij leven omdat Hij ons liefheeft. Hij onderhoudt alle dingen door het woord van zijn kracht. In Hem leven wij, bewegen wij, en zijn wij. We kunnen weten dat we door God geliefd zijn, puur vanwege het feit dat we bestaan. Dat God liefde is, wordt in ons zichtbaar. Dat is wat het betekent dat wij geschapen zijn naar Gods beeld, dat we beelddragers zijn.
Maar trots brengt ons ertoe dat we zelf willen oordelen over onze waarde of die van anderen (wat volgens mij het kennen van goed en kwaad is, of althans een van de vormen ervan). Het gevolg hiervan is schaamte, en gedrag dat hieruit voortkomt (zie Kain en Abel). Het kwaad kwam hierdoor de wereld in. Maar let op wat het verhaal uit Genesis zegt: niet dat God zich van de mens afkeerde, maar dat de mens zich uit schaamte van God afkeerde. Het kwaad heeft geen eigen realiteit. Het is leegte. Ontkenning. Duisternis. God liep namelijk nog altijd in de avondkoelte door de tuin. God riep de mens. De mens verstopte zich. De mens gaf anderen de schuld om de eigen trots in stand te willen houden. De mens wilde zich bedekken. De mens ging denken en geloven in goed en fout, in straf en beloning, in hemel en hel. De mens ging geloven in transacties. Het gevolg daarvan was dat hij zich afsneed van de liefde van God, die daar niets mee van doen had. En afgesneden van de bron van het leven, ervoer hij de dood.
De liefde van God veranderde echter niet door de keuze van de mens. Alsof er iets zou kunnen zijn dat de liefde van God zou kunnen veranderen. God blijft wat niet is door zijn woord tot aanschijn roepen, hij blijft wat dood is levend maken, hij blijft het zwakke de overwinning geven. En dus gaf hij al in het Oude Testament de belofte van het nieuwe verbond, een nieuwe werkelijkheid, waarin er vrede zou heersen, mensen de wet zouden kennen en hijzelf onder hen zou wonen. Hij beloofde de opstanding. En daarin zou ieder mens worden opgewekt. Ieder mens zou God kennen. Iedereen die dood was, zou weer leven. Als er over de eindtijd wordt gesproken in de bijbel, zien we dat iedereen uit de dood wordt opgewekt. Uiteindelijk zijn er alleen maar opgewekte mensen. Dat is de werkelijkheid. En die nieuwe werkelijkheid is volledig door God tot stand gebracht, niet door ons. ‘Er is er maar een die handelt. En God handelt alleen.’ (Galaten 3:20).
Maar hoe kon Gods volk worden overtuigd van de realiteit van deze belofte, hoe konden mensen gaan geloven dat God zou doen wat hij had gezegd? Mensen moesten een teken krijgen. Zoals Mozes de mensen het teken van de koperen slang had gegeven, gaf God zijn volk een teken. Omdat hij de wereld liefhad (dit was al realiteit!), zond hij zijn zoon. Zodat hij kon worden opgericht, net als de slang van Mozes, en iedereen die naar hem keek zou zien dat God de wereld liefhad. Jezus’ hele leven was een teken. Hij was de werkelijke Beelddrager van God, de ware mens: ‘In Hem schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld’ (Hebreeën 1:3). God werd zichtbaar in zijn geboorte (de engelen zongen niet voor niets dat God in mensen een welbehagen heeft. Dat is wat God door Jezus aan de wereld wilde laten zien), zijn gehoorzaamheid aan zijn ouders, zijn wonderen en tekenen, en zijn woorden. En in zijn dood en opstanding.
Dit teken gold voor iedereen, voor de hele wereld. Jezus zei het: ‘Wanneer ik van de aarde omhoog geheven word, zal ik iedereen naar mij toe halen’ (Johannes 12:32). Jezus identificeerde zich met ons, met onze zonde en onvolkomenheden, en met de dood die we allemaal sterven. Zijn dood was een beeld van onze dood. Omdat Jezus is gestorven in dezelfde dood die wij sterven, zijn wij allemaal met Jezus gestorven. We dalen in hetzelfde graf af als Hij. En omdat ze allemaal dezelfde dood sterven als Hij, zullen we ook allemaal net als Hij worden opgewekt. Wat voor ons geldt, gold voor Jezus. Wat voor Jezus geldt, geldt voor ons. Paulus schrijft: ‘De rechtvaardigheid van een enkel mens zal ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven ... door de gehoorzaamheid van een mens zullen alle mensen rechtvaardigen worden’ (Romeinen 5:19).
Als Paulus zegt dat er geen veroordeling is voor wie in Christus Jezus zijn, bedoelt hij dus dat er geen veroordeling meer is. Punt. Want we zijn allemaal in Christus Jezus dood en opstanding betrokken. We zullen allemaal in een nieuw lichaam voor God staan. Er is niemand die niet geschreven is in het boek van het leven van het lam. We zijn allemaal met God verzoend in Jezus. Er is geen uitzondering. Als Jezus melaatsen kon aanraken en in zijn aanwezigheid accepteren, accepteert hij iedereen. In die zin ben ik dus inderdaad een Alverzoener.

Robert Farrar Capon heeft het ergens geschreven: er bestaan alleen maar vergeven mensen. Er bestaan geen niet vergeven mensen. De hemel en de hel zijn beide gevuld door vergeven mensen. Want ook de Farizeeën waren al vergeven. Ze waren al gerechtvaardigd. Zonder dat ze er iets voor konden doen. Ze vonden die realiteit alleen oneerlijk, en wilden er niet in leven. Ze bleven liever buiten de werkelijkheid van Gods liefde, dan te moeten toegeven dat die niets met hun goedheid, hun Bijbelkennis of hun geloof te maken had. Ze wilden hun handen niet openen voor de stroom van levend water die God over alle mensen uitstort. C.S. Lewis zegt in The Great Divorce dat de deur van de hel van binnenuit op slot is gedraaid. Dat er twee soorten mensen zijn: degenen die tegen God zeggen: ‘Uw wil geschiede’, en de mensen tegen wie God uiteindelijk zal zeggen: ‘uw wil geschiede’. Als de Farizeeër God niet had gedankt dat hij niet zo was als de Tollenaar, omdat hij ten minste wel zijn tienden gaf en de Sabbat hield, had hij ook gerechtvaardigd naar huis kunnen gaan. Hij was namelijk al gerechtvaardigd. En hij ging in diezelfde rechtvaardiging naar huis, maar hij weigerde die te accepteren. De tollenaar, die wist dat God oneerlijk is, gaf toe dat hij een zondaar was, en kon de rechtvaardiging die al voor hem gold wel accepteren. Dit is de reden dat ik niet zal claimen dat ik een Alverzoener ben, omdat ik niet weet of iedereen uiteindelijk zal kiezen te leven in de liefde van God, die al realiteit is. Maar ik hoop het wel. Het is in elk geval de enige hoop die ik zelf heb om terecht te komen in het koninkrijk van God.

Want als God eerlijk zou zijn, zou ik veel te veel tekort schieten. Ik bid immers nauwelijks, lees nauwelijks in de bijbel, heb moeite met de kerk, zet me niet heel erg in voor missionair werk, en vind dat ik ook in moreel opzicht tekort schiet. En ik vraag me heel vaak af of ik wel geloof en zo ja, waarin. Is mijn geloof wel groot genoeg als het mosterdzaadje dat nodig is? Ik heb van mezelf niets om een transactie mee tot stand te brengen. Dus ik ben blij dat God niet eerlijk is. Dat hij al van me houdt en me uit de dood laat opstaan, zomaar omdat hij het wil. Want alleen dat geeft me de vrijheid om mezelf te zijn, om te houden van God, andere mensen en mezelf, en te genieten van schoonheid, avontuur en intimiteit. Alleen die waarheid geeft me leven.

Wordt vervolgd ...

vrijdag 29 november 2013

Over de drempel (1): het beeld van het trouwen


Wie mij op andere sociale media volgt dan deze blog alleen, heeft meegekregen dat ik afgelopen maand getrouwd ben. Dat is gelijk een van de verklaringen voor de relatieve stilte op deze plek van het wereldwijde web. Nu begin ik langzaam weer mijn interesses en bezigheden op te pakken. Zoals het schrijven van lange overdenkingen en filmbesprekingen. En een trouwerij met alle symboliek en dynamiek eromheen biedt natuurlijk genoeg stof tot overdenkingen.
Een van de dingen die ons bijvoorbeeld opviel, was dat veel mensen gestrest en zenuwachtig zijn voor het trouwen. Wij ook trouwens, omdat er veel georganiseerd moest worden. Gelukkig hadden we ceremoniemeesters die ons het meeste werk uit handen haalden, en zelfs de nacht voor ons trouwen konden we allebei goed slapen! Maar andere mensen met wie we praatten vertelden dat ze voorafgaande aan het trouwen niet bang waren voor de dag zelf en de organisatie ervan, maar vooral voor het getrouwde leven. Ze waren bang dat hun relatie door het trouwen zou veranderen. Dat ze opeens in een bepaalde rol zouden moeten schieten of aan bepaalde verwachtingen zouden moeten voldoen. Dat de ander zich anders zou gaan gedragen. Dat de gesprekken die ze met elkaar zouden hebben niet meer dezelfde zouden zijn. Ze zagen hun trouwen dus als een daad die een verandering in hun leven tot stand zou brengen. Ze voerden een ritueel uit en zouden daarmee de werkelijkheid veranderen.
Zo zagen wij ons trouwen echter niet. Terwijl ons leven er wel door zou veranderen. We zouden immers pas bij ons huwelijk gaan samenwonen. Maar onze relatie werd niet veranderd door het trouwen. We hadden al lang onvoorwaardelijk voor elkaar gekozen, al toen we ons verloofden. En eigenlijk daarvoor ook al. We wisten ook al hoe ons leven er samen zou uitzien. Een leven van een gedeelde liefde voor schoonheid, verbeelding, betekenis, voor boeken, films en musea, voor diepe gesprekken, ontspannen lachen en ontmoetingen met vrienden. Ja, van te voren bleek dat er als je gaat trouwen heel wat van je verwacht wordt. Er gelden heel wat regeltjes als je de officiële boeken mag geloven. En er wordt druk op je gelegd om je te kleden of te gedragen op een manier die voor jezelf als ongemakkelijk of onecht overkomt. Dit heeft vooral mijn vrouw ervaren in de maanden voorafgaande aan het trouwen. Ze houdt zelf niet van het dragen van make up. Maar ze kreeg van heel wat mensen te horen dat je als bruid eigenlijk je zou moeten laten opmaken. Maar als ze dat zou laten doen zou ze zich de hele dag lang niet zichzelf voelen. Dat hele idee was nogal stressvol.
Daarom zijn we bij elkaar gaan zitten om met elkaar op te schrijven wat voor ons de belangrijkste levenswaarden zijn, en hoe we die in ons leven samen willen laten terugkomen. En we hebben besloten dat ons huwelijk een uitdrukking moest zijn van deze levenswaarden. We gingen dus niet voldoen aan maatschappelijke verwachtingen bij een bruiloft, maar vierden een feest dat bij ons en ons leven samen paste. Dat betekende in dit geval: middeleeuwse en fantasy-kleding (een cape!), zwaarden, middeleeuwse appeltaart, Disney-muziek, pannenkoeken ‘s middags, en ‘s avonds samen op de bank met een film. En er moest mede zijn! Onze bruiloft had de sfeer van een fantasyfestival als Castlefest, een plek waar we meerdere malen hebben ervaren dat we helemaal onszelf konden zijn. En we droegen geen make up. Daardoor voelden we ons uiteindelijk helemaal onszelf op ons trouwen. Helemaal niet ongemakkelijk. Ik heb al een paar foto’s gezien, en we staan er allebei breed lachend op, helemaal stralend, en geen enkele ‘gemaakte’ glimlach. De mensen die kwamen, hebben gezien hoe wij willen leven. En wij zelf hebben een beginakkoord gegeven voor ons huwelijk. Een beginakkoord waar we steeds op terug kunnen vallen.
Om het kort te houden: voor ons was ons huwelijk geen daad waarmee we iets in de werkelijkheid veranderden, het was een handeling waarmee we voor anderen (en onszelf) zichtbaar maakten wat al realiteit voor ons was. En daarom hoefden we niet zenuwachtig te zijn voor wat ging volgen, want dat was precies dat wat we op ons huwelijk uitdrukten.

Voor deze twee benaderingen van een huwelijk blijken namen te bestaan. De eerste benadering is ‘transactioneel’. Het idee is dat er een transactie plaatsvindt. Een transactie, zoals in de winkel, waar we geld geven en daar een product voor terugkrijgen, of zoals in de rechtbank, waar we veroordeeld worden en een boete moeten betalen. We doen iets, beloven iets, geven iets op, en daarmee brengen we iets tot stand. We vormen een nieuwe werkelijkheid, een die afhankelijk is van onze keuze, onze daad. De tweede benadering is ‘sacramenteel’. Het idee is dan dat er geen transactie plaatsvindt, maar dat in wat wij doen of beloven een werkelijkheid zichtbaar wordt die al bestaat, onafhankelijk van de daad of de belofte zelf. Zo kunnen mensen even zien wat de werkelijkheid is. Maar die werkelijkheid is op geen enkele manier afhankelijk van de keuze. Bianca en ik hadden al een relatie die bestond uit fantasie, verbeelding, pannenkoeken, symbolen en diepe gesprekken. Die hadden we voor ons trouwen. Die hebben we na ons trouwen. En door ons trouwen weten onze vrienden en familieleden ook hoe onze relatie er uitziet. Ze kunnen nu niet meer denken dat we een braaf ‘huisje, boompje, beestje’-leven ambiëren. Ons huwelijk was een sacrament.
Een van mijn favoriete auteurs, Robert Farrar Capon, beschrijft in zijn boek The Romance of the Word de functie van een sacrament met het voorbeeld van een onzichtbare man. Hij loopt door een menigte. Hij is er, hij is werkelijkheid, hij bestaat, maar je kunt hem niet zien. Je kunt zelfs niet weten dat hij er is. Tot hij een hoedje opzet. Dan zie je het hoedje en kun je aanwijzen waar de onzichtbare man zich bevindt. Tot hij het hoedje af zet. Dan zie je hem niet meer, maar je weet wel dat hij er is, dat hij werkelijkheid is, ongeacht of jij hem ziet of niet. Toen wij trouwden, zette de onzichtbare realiteit van onze gedeelde liefde even een hoedje op. Iedereen kon hem zo even waarnemen. En nu, na ons trouwen, is onze liefde voor anderen weer onzichtbaar geworden, maar als ze terugdenken aan ons huwelijk kunnen ze zich weer te binnen brengen waar onze relatie om draait. En wij ook.

Sacrament is een woord dat ook in de kerk veel gebruikt wordt. En het onderscheid tussen de twee visies op het trouwen dat ik hierboven schetste, geldt volgens mij ook in het geloof. Veel christenen hebben een transactioneel beeld van de werkelijkheid. Voor wat, hoort wat. Ze geloven dat op de een of andere manier wat wij doen of denken een verandering kan brengen in de liefde en acceptatie van God. Ze geloven dat wij door onze keuzes de werkelijkheid kunnen veranderen. De komst van Jezus en zijn dood en opstanding zien ze vervolgens ook als een transactie. Er werd een ‘deal’ gesloten, er werd iets betaald, en mensen die eerst niet gered waren, waren gered, wie ten dode waren opgeschreven, waren nu voor het leven bestemd. Mensen die buiten Gods aanwezigheid waren, bevonden zich opeens in zijn aanwezigheid. Maar om de transactie van Jezus’ offer geldig te maken, moet een nieuwe transactie plaatsvinden. Mensen moeten iets doen, kiezen of geloven om in het voordeel van zijn werk te kunnen delen. Het kan van alles zijn: van intellectueel instemmen met een leerstelling, van een psychologisch kunststukje waarbij je jezelf overtuigd van een waarheid die je niet kunt zien, van het geven van geld in de collecte, of het inzetten voor liefdadigheidswerk en ‘missionair christen zijn’. Wij doen iets, en daarmee zorgen we dat we de grens oversteken tussen niet geredde mensen en geredde mensen, tussen mensen die naar de hel gaan en mensen die naar de hemel gaan. Er vindt een transactie plaats.
Dit soort denken zit heel diep. Laatst vertelde mijn jongere broer me bijvoorbeeld dat iemand bij hem uit de kerk mijn blog had gevonden en had gelezen. Hij vond dat ik mooie dingen zei, maar maakte zich zorgen dat ik in ‘alverzoening’ zou geloven. Ik ben daar helemaal niet over uit, maar mijn vraag is vooral: waarom is dat nou zo belangrijk voor sommige mensen? Zou het zo erg zijn als uiteindelijk ieder individu deelt in de aanwezigheid van God? Waarom zou je er zo’n punt van maken?
Het is als de landarbeiders in de gelijkenis die Jezus vertelt, die van de landman de belofte van een dagloon hadden gekregen. Ze hadden een hele dag gewerkt en kregen inderdaad hun geld. Ze werden echter boos toen anderen, die maar een uur hadden gewerkt (en bovendien de nietsnutten waren die door geen enkele landman waren aangenomen tijdens de dag) precies dezelfde betaling kregen. Ze hadden zich namelijk het idee eigengemaakt dat er sprake was van een transactie: ze verrichtten een bepaalde hoeveelheid werk, en daar hoorde een bepaald geldbedrag bij. Dus was het oneerlijk dat de anderen met zo weinig werk hetzelfde verdienden. Net zo vinden mensen het oneerlijk als er mensen in Gods aanwezigheid zouden komen die niet een keuze voor hem hebben gemaakt, die niet hebben geloofd, niet naar de kerk zijn geweest, of niet de harde morele keuzes hebben gemaakt die zij hebben gemaakt. Ze zien hun eigen overtuiging, geloof, liefdadigheid of kerkgang namelijk als deel van een transactie, als iets wat zij verrichtten om de werkelijkheid te veranderen: namelijk of ze door God aangenomen zijn of niet. Maar als ik de bijbel goed begrijp, is dat niet iets wat je kunt verdienen. Jezus maakt in zijn gelijkenissen duidelijk dat verdienen van Gods aanvaarding niet mogelijk is. Niet voor de bruiloftsgasten op het feest van de koning, niet voor de broer van de verloren zoon, die dacht dat hij door zijn werken recht had op een feestje, en niet voor de landarbeiders. Ze kregen hun dagloon niet omdat ze ervoor gewerkt hadden, maar omdat de landman het ze wilde geven. En net zo wilde hij het geven aan degenen die niet gewerkt hadden. Net zo kreeg de jongste zoon een feestelijk onthaal, niet omdat hij dat verdiend had, maar omdat de vader het hem wilde geven. En de gasten op het bruiloftsfeest kregen witte kleren en een feestmaal, niet omdat ze een goede afkomst hadden of aan de maatschappij hadden bijgedragen, maar omdat de koning ervoor gekozen had ze onder de heggen en struiken vandaan te slepen.
Jezus leek met die gelijkenissen te willen zeggen dat het niet mogelijk was voor een mens om door een transactie de gunst van God te verkrijgen. En het maakt niet uit om wat voor transactie het gaat: missionair zijn, bijbel lezen, bidden, de juiste leerstellingen geloven of geloven op zichzelf. En nee, dat is niet eerlijk. Vooral niet als je zelf van leerstellingen overtuigd bent, veel geloof kunt opbrengen, bidt en in de bijbel leest en je inzet voor allerlei activiteiten. Jezus kreeg dan ook veel kritiek en vooral van de religieuze mensen. De Farizeeën. Zij waren de mensen die God dankten dat ze niet waren zoals de tollenaars, dat ze hun tienden gaven (zelfs van de tuinkruiden) en de schrift kenden, de sabbatsregels hielden en zo voorts ... En ze dankten daarvoor in het openbaar, zodat anderen het ook wisten. Het was niet zo dat de Farizeeën ketters waren, of niet in God geloofden. Ze geloofden in dezelfde God in wie Jezus geloofde, en geloofden zelfs in de opstanding (een feit dat Paulus een keer uitbuitte om ze tegen de Sadduceeën op te zetten). Ze hadden het theologisch bij het juiste eind, en bovendien zetten ze zich in voor de toenmalige kerk (de synagoge), het geestelijk onderwijs (ze onderwezen kinderen), en de morele rechtschapenheid van het volk (ze hadden nog extra regels gemaakt bij de wet, en zorgden dat mensen zich er aan hielden). En ze deden ook nog eens aan liefdadigheid! Er was niets op hen aan te merken. Behalve dat ze een transactioneel beeld van de werkelijkheid hadden (en dus van God) en niet een sacramenteel beeld.

Wat ze deden en dachten, hun morele rechtschapenheid en hun tomeloze inzet voor de maatschappij, had echter  geen invloed op God en op de manier waarop God over hen dacht. Want God hield al van hen voordat ze ook maar iets hadden geloofd, of ook maar een keer naar de synagoge waren gegaan. Ze waren al geaccepteerd, ze waren al vergeven en binnengelaten in het koninkrijk voor ze ook maar een keer een tiende hadden gegeven of zich aan een regel hadden gehouden. Net zoals de hoeren en tollenaars al waren geaccepteerd, waren vergeven en waren binnengelaten in het koninkrijk voor ze ook maar een beetje spijt hadden gehad of hun leven hadden verbeterd. Zoals de overspeligen en melaatsen geliefde kinderen van God waren ook toen ze ziek en overspelig waren.

Wordt vervolgd ...

zondag 24 november 2013

Gedicht: Op Rothko

Gedicht: Op Rothko

Ik was overmoedig. Dacht
je werk te confronteren
met ogen kritisch en woorden scherp
in mijn arsenaal. Gewaarschuwd
maar niet gelovend trad ik in
de touwen van jouw beelden binnen,
keek rond op zoek naar de symbolen
die me zouden richten. Ik schrok.
De aanval kwam van alle kanten.
Mijn adem stokte, tong verdorde.
Mijn antwoord was machteloos en
geen waarheid kon me dragen.
Je sprak. Misselijke kleuren
sloegen mij knock out. Gevangen
in jouw visioen. Gesloten ramen.
Zwart licht achter mijn ogen.
Het was genoeg. Verslagen
week ik terug. Naar buiten in het licht.
Mijn blik viel op de witte koepel
tegen de blauwe lucht. De handdoek.
De strijd is al voor mij geleverd.

zaterdag 23 november 2013

Filmbespreking: Catching Fire

In haar bespreking van de film op Christianity Today maakt Alissa Wilkinson een heel goed punt met betrekking tot de commerciële aandacht rond dit tweede deel uit de Hunger Games-serie. Make-upfabrikanten maken nieuwe lijnen gebaseerd op karakters uit de film, terwijl Subway broodjes verkoopt met een Hunger Games thema en mensen een eigen ‘overwinningstocht’ laat winnen. Ik zag de stickers op de ramen van de winkels in Londen en voelde me er net zo ongemakkelijk bij als de schrijfster van de recensie. Want de film wordt op deze manier deel van het commerciële systeem, en niets anders dan een product om geld te verdienen van tienermeisjes. Alsof het zo’n aanlokkelijk perspectief zou moeten zijn om een overwinningstocht te houden (voor de karakters in deze film is het echt geen feestje), of om met kleurrijke make-up te worden tentoongesteld (karakters in de film worden opgetut om op een feestje te verschijnen van de onderdrukkende minderheid in het kapitool, maar stellen teleur en moeten daarom de arena weer in). Dat zou de kijker van de film helemaal niet moeten willen nabootsen. Het idee van een Hunger Games-themapark is al helemaal vreemd. Dit zijn nu juist geen films die de kijker zelf zou (moeten) willen uitleven (zoals de Harry Potter-films. Een Harry Potter-themapark is juist logisch). Het zijn juist waarschuwende films, die de kijker blij achterlaten dat hij of zij niet woont in deze wereld, en niet hoeft mee te vechten in de Hunger Games. Alhoewel ... De boodschap van de film is ook dat we al meedoen aan de hongerspelen, of we dat nu willen of niet, al zijn die misschien in de wereld waarin wij leven niet zo makkelijk herkenbaar als die van de film. Hij bevat echter ook de boodschap dat zolang er sprake is van hoop, angst ons nooit definitief onderdrukt kan houden. Alle commercialiteit om de film reduceert de film echter zelf tot instrument van het kapitool, de film wordt gebruikt om ons meer en langer te laten meespelen met de hongerspelen, en wordt zo ontdaan van zijn kritische kant. De film wordt een lokmiddel om je ertoe te brengen fast food te kopen en naar dure make up te verlangen.
De ironie daarvan is wel heel diep. Want de inwoners van het kapitool zijn juist daarmee bezig: eten (ze hebben zelfs drankjes waardoor ze gaan overgeven, want als je niet overgeeft kun je nooit alles proeven), en kleding en make-up (de inwoners van het kapitool dragen wel heel uitbundige kostuums, en naar wat ik heb begrepen doen ze in de boeken ook aan uitgebreide plastische chirurgie). De commercie rond de film roept mensen dus op om belangrijk te vinden wat het kapitool belangrijk vindt. Niet wat werkelijk belangrijk is of waardevol. En daarmee roept de commercie de kijker dus eigenlijk op om de film te kijken zoals de inwoners van het kapitool in de film zelf naar de hongerspelen kijken: als entertainment en vermaak. En om de karakters in de film te zien zoals de inwoners van het kapitool ze zien (zoals we blijkens de roddeltijdschriften al naar 'celebrities' kijken), als mooie mensen die niets met ons te maken hebben, maar wiens leven (met liefde en trouwjurken in het vooruitzicht) wij ook zouden willen leiden. En vooral om ons er niet door te laten raken. Want als we ons door deze film zouden laten raken, zouden we zelf wel eens in opstand willen komen tegen de structuren van onze samenleving die ons reduceren tot radertjes in het mechaniek, die ons alleen maar zien als eenheden die bijdragen aan het voortbestaan van het onpersoonlijke grote geheel.
Ik zeg niet dat het verkopen van producten rond een film verkeerd is en ik snap ook dat bedrijven geld willen verdienen. Ik heb zelf ook een Hunger Games-aanschaf gedaan: een grote poster, waar hoofdpersoon Katniss op staat met pijl en boog, en de leus: ‘Remember who the real enemy is’ (zie hier bovenaan). Want deze poster roept mij niet op om net als Katniss aan de hongerspelen te willen meedoen, maar om in actie te komen tegen de echte vijanden: de maatschappelijke overtuigingen die mij laten mee rennen in de ‘rat race’, die me ertoe brengen andere mensen als ‘other’ te zien, als vijanden, en om alleen te geven om mijn eigen imago en indruk. Dat is een boodschap waar ik aan herinnerd wil worden.

Het feit dat ik de poster heb besteld, zegt hopelijk al genoeg over wat ik van de film vond. Een waardige opvolger van de eerste film. Een stuk beter zelfs. Misschien een beetje aan de lange kant en hetzelfde gold, wat gold voor de eerste film, dat het door het grote aantal karakters niet altijd makkelijk was om betrokken te zijn bij alle figuren. Bijvoorbeeld scenes waarbij de hoofdfiguren probeerden allianties te sluiten met andere spelers waren te snel voorbij. Verschillende karakters moesten het met een of twee momenten doen om de sympathie van de kijker voor zich te winnen. Maar vergeleken met de eerste film werkte het in deze al een stuk beter. En het lijkt erop alsof we in de volgende film veel dezelfde karakters terugzien, en dat zal zeker helpen bij het opbouwen van gevoel. De aankleding van de film is ook beter dan in de eerste film. Prachtige natuurbeelden (van vorst), en aan Rome refererende beelden van het kapitool. Goed opgezette actiescènes, waarbij ik goed kon volgen wat er gebeurde. En opnieuw werd geweld zo in beeld gebracht dat het niet verheerlijkt werd, en de afkeer van de vechters van wat ze moesten doen duidelijk was. Dit is een moeilijke scheidslijn om te bewandelen, merk ik ook bij de verhalen die ik zelf schrijf, maar hier is het goed gelukt! Verder is de film erg goed geacteerd. Jennifer Lawrence heeft vorig jaar een oscar gewonnen, maar ook in deze film toont ze haar acteertalent ten volle. Ze geeft Katniss zeker een innerlijke kracht mee, maar toont ook haar kwetsbaarheid. Dit is iemand die door de vorige hongerspelen is getekend. Josh Hutcherson die Peeta speelt blijft een beetje vlak. Maar misschien hoort dat bij het personage. Andere acteurs zijn weer erg goed, hoewel hun rollen soms wat eendimensionaal zijn, zoals Donald Sutherland als de niet zo heel sympathieke president Snow. Een confrontatie tussen Katniss en de president aan het begin van de film was echter wel weer een heel sterk gespeeld moment. Deze film gaf mij het verlangen om zelf ook weer meer te gaan schrijven. En dat is een van de grootste complimenten die ik een film kan geven. Ik ga hem zeker nog vaker kijken. Al was het alleen maar om mezelf eraan te herinneren wie de werkelijke vijand is.

De film begint bijna een jaar na de hongerspelen uit de eerste film. Hoewel volgens de regels maar een speler de arena kan verlaten, zijn Katniss en Peeta samen uit de strijd gekomen. Ze hebben gedurfd het systeem uit de dagen en hebben daarin gelijk gekregen. Dit wordt door mensen in de armere districten gezien als verzetsdaad. Als Katniss en Peeta in opstand kunnen komen, dan zij ook. Zij verzamelen zich achter het symbool van Katniss, de ‘Mockingjay’. De president van Panem ziet het ook. En hij wil het verzet in de kiem smoren. Door het einde van de hongerspelen in beeld te brengen als romantische liefde tussen Katniss en Peeta, in plaats van verzet tegen het systeem, hoopt hij Katniss te gebruiken juist als symbool van het systeem. Ze heeft iets gepresteerd, ze heeft succes gehad, ze heeft gewonnen - nu moet ze voor de rest van haar leven het systeem terugbetalen. Door te doen alsof. Alsof ze blij is met de overwinning en niet lijdt aan post traumatische stress, alsof ze werkelijk verliefd is op Peeta en niet op Gale. Dat is een extra bron van stress voor Katniss, maar de president bedreigt haar familie, en ze kan niet anders. Ze kan daarom ook niet anders dan meedoen met de nieuwe hongerspelen die worden georganiseerd. Hongerspelen waaraan alleen winnaars uit eerdere hongerspelen kunnen meedoen. Dat betekent snellere, sterkere en meer zelfverzekerde tegenstanders. Bovendien is er in het kapitool een nieuwe spelontwerper aangetreden, de sluwe, intelligente Plutarch Havensbee, die van de president de opdracht heeft gekregen Katniss in de spelen te laten omkomen.

Zoals de meeste krachtige dystopieen gaat deze film over de macht van structuren en organisaties over individuele mensen, en hoe deze in stand wordt gehouden. Als blauwdruk dient Rome, met zijn brood en spelen (Panem et circenses). Gezien de vele overeenkomsten tussen Panem en onze eigen maatschappij (de rol van ‘reality TV’, de roddel over celebrities, de alom aanwezige camera’s, de rijke 1% en de arme 99%) is de boodschap van de film dat onze eigen maatschappij ondanks onze ogenschijnlijke vrijheid, in werkelijkheid een net zo onderdrukkende macht is als het oude Rome. We zijn net zo min vrij als de onderdanen van Rome. We zijn niet alleen onvrij, we zijn zelfs medeplichtig. De eerste film refereerde er al aan dat als niemand naar de hongerspelen zou kijken, ze niet meer gehouden zouden worden. Maar waar die film onze eigen verantwoordelijkheid aan de kaak stelde, kiest deze film een andere insteek. Deze film laat de technieken zien waarmee de consumptiemaatschappij ons onze verantwoordelijkheid ontneemt. Hoe we worden ingelijfd bij het systeem. En dat gebeurt door angst.
Als individuen hebben we een identiteit. We laten iets zien aan de wereld, we dragen iets uit naar anderen. We hebben betekenis, dat wil zeggen: we zijn een teken, ons leven is een teken van onze waarden en onze overtuigingen. Op die manier heeft ons leven een effect op anderen, we maken indruk. In bijbelse termen: we zijn ‘beelddragers’. Als we vrij zijn, is dit een glorie, een indruk waar we zelf voor kiezen, die past bij ons. Als mensen met ons omgaan, laten ze ons onze betekenis uitstralen, respecteren ze die, zonder op te houden zelf hun eigen licht te laten schijnen. Maar we leven in een wereld waar mensen niet altijd op basis van gelijkwaardigheid met elkaar, met andere beelddragers, omgaan. We leven in een wereld waar mensen zichzelf boven anderen stellen. De individualiteit van de een wordt ondergeschikt aan die van de ander. Iemand is niet vrij zijn eigen betekenis te hebben, zijn of haar leven verwijst naar een ander. De machthebber bepaalt wat iemand  laat zien. De daden en woorden van de persoon staan in dienst van de overheerser. Om dit te bereiken moet een machthebber een systeem gebruiken, een organisatie, een structuur. Want mensen zijn oorspronkelijk vrij, oorspronkelijk zichzelf. Ze verliezen die individualiteit pas als hun keuzes en beslissingen worden beïnvloed, niet door zichzelf, maar door factoren van buitenaf. Niet langer door hun eigen verlangens, maar door beelden van buiten. Door bedreigingen met straf, of beloften van beloning, door leugens en manipulatie.
Dit systeem kan heel duidelijk zichtbaar zijn - zoals in het oude Rome, of bij plekken op Aarde waar nu nog slavernij voorkomt. Daar weten mensen dat ze onvrij zijn, bevinden ze zich soms letterlijk in ketenen, en is het heel duidelijk wie er voordeel heeft van deze situatie. Het zichtbare ervan is direct gevaarlijk voor de machthebbers, daarvan getuigen de opstanden van slaven en de machtsgrepen, denk aan Spartacus. Beter is het daarom als het systeem verborgen is en het niet direct duidelijk is wie de machthebbers zijn en hoe ze er voordeel van hebben. Dit is volgens mij in onze maatschappij aan de hand. En in veel kerken. We zijn, soms zonder het te weten, deel van een systeem, een systeem van beloften en bedreigingen, van regels en uitzonderingen, waar we ons geld aan besteden en onze tijd voor inzetten. En bankdirecteuren, bedrijfseigenaren, et cetera, plukken daarvan hun vruchten. En in kerken bijvoorbeeld voorgangers of leiders. Wij krijgen betaald voor ons succes, in de vorm van salarisverhoging op het werk, een betere hypotheek, of de benoeming in een commissie in de kerk. Maar het gevolg daarvan is alleen dat we nog meer vrijheid kwijt raken en nog meer deel worden van het systeem. Wie zijn baan wil houden, moet bijvoorbeeld erg oppassen wat hij deelt op social media. Ik moet twee keer nadenken voor ik mopper op mijn werk, ik kan niet vrij delen waar ik over nadenk want mijn werkgever kan het zien. Onze telefoon wordt afgeluisterd door de NSA en ik kan niet meer vrij delen hoe ik over overheden denk. Ik kan in de kerk niet vertellen hoe ik over organisatie als de kerk denk, want anders raak ik ook daar mijn privileges kwijt. Om mijn succes te behouden, als werkgever, als burger, als kerkganger, moet ik zeggen en doen wat de machthebber wil dat ik zeg en doe. Ik moet doen alsof ik heel tevreden ben, alsof ik enthousiast ben over wat ik doe, alsof ik niet kan wachten om naar de kerk te gaan, om mee te kunnen blijven draaien. Ook als ik het totaal anders voel. Want anders raak ik mijn salaris, mijn huis, mijn plek als gelovige kwijt. Zoals Katniss moet doen alsof ze van Peeta houdt en blij is met het systeem van Panem, anders raakt ze haar familie kwijt. Dus laat ze zich optutten, draagt een bruidsjurk en juwelen en glimlacht naar de camera, hoewel dat helemaal niet is hoe ze is en hoe ze zich voelt. Haar betekenis is overgenomen door het systeem.

Ik noemde al de bruidsjurk. De film laat namelijk ook zien wat de weg naar de vrijheid is. Namelijk door het systeem dat jou heeft opgeslokt te subverteren en de technieken van het systeem daartegen te gebruiken om niet angst te laten zien, maar hoop. Want angst kan niet in zijn opzet slagen, zolang er hoop is. In een sleutelscène in de film brandt de trouwjurk van Katniss weg en verschijnt een jurk in de vorm van de ‘mockingjay’, een beeld van het verzet. Kledingontwerper Cinna heeft zich gehouden aan het systeem - hij heeft een jurk ontworpen, precies zoals zijn opdracht was, maar een jurk die refereert aan andere waarden dan die van het systeem. Een jurk die refereert aan een symbool van hoop. Hoop op vrijheid, op een toekomst zonder onderdrukking. De hele TV-uitzending waarin Katniss deze jurk moest dragen, wordt tegen het systeem gekeerd. De winnaars die eigenlijk tegen elkaar strijd zouden moeten leveren, houden elkaars handen vast en tonen eensgezindheid. Het publiek begint afkeer te tonen van de hongerspelen als de mensen zien dat het individuen zijn die dood zullen gaan, en niet alleen levenloze symbolen in dienst van het systeem. Geen ‘avatars’ van Panem, maar mensen van vlees en bloed zoals zij. Zo kunnen ook wij niet direct ontsnappen aan het systeem. We kunnen niet uit de wereld weggaan. Maar we kunnen het systeem wel subverteren. We kunnen de media gebruiken om een andere boodschap te brengen, die hoop biedt, die van binnenuit harten kan veranderen. En in de kerk kunnen we zodra we de kans krijgen de kanalen die gebruikt werden om van bovenaf tot mensen te spreken om ze in gareel te houden en te zorgen dat ze veel geld in de collecte doen, nu gebruiken om de boodschap van genade te brengen, van onvoorwaardelijke liefde, van acceptatie. Ook als we in het systeem zitten en op het punt staan de arena in te gaan kunnen we elke kans aangrijpen om de boodschap te brengen die er tegenin gaat, namelijk dat er hoop is buiten dat systeem.
De machthebbers zullen er niet blij mee zijn. Ze zullen willen proberen ons tot zwijgen te brengen. Ze zullen ons de arena in smijten. De arena die (mooi beeld) in deze film is gesitueerd onder een ondoorzichtige koepel. Een afgesloten wereld. (In de fimbespreking waar ik in het begin van deze recensie naar verwees wordt de link gelegd dat de wereld van het kapitool van Panem net zozeer een arena is als die van de hongerspelen, en dat onze eigen kapitalistische wereld dus ook een arena is, een waarin we een strijd op leven en dood voeren om in leven te blijven, terwijl rijke bedrijven en machthebbers daarvan de vruchten plukken.) Maar een wereld waarbuiten een heel andere werkelijkheid is.
In een dramatische scene wordt de koepel opengebroken en schijnt een straal licht van buiten naar op Katniss onder de koepel. De wereld van buiten dringt door. En terwijl de waarheid van buiten, van schoonheid, waarheid en intimiteit, van het grote verhaal, zichtbaar wordt voor de spelers onder de koepel, wordt tegelijk het systeem ontmaskerd voor de mensen daarbuiten. Voor de kijkers naar de hongerspelen. De kunstmatigheid wordt ontmaskerd, de manipulatie wordt zichtbaar. De illusie is doorbroken.
Dat kost echter wel wat. In een betekenisvol beeld wordt Katniss omhoog getakeld en heeft ze haar armen naar opzij gestoken in een duidelijke verwijzing naar het kruis van Christus. Volgens de bijbel was Jezus’ dood aan het kruis een gebeurtenis waarbij de overheden en de machthebbers van de wereld werden ontwapend, waarbij openlijk over hen werd getriomfeerd. Ze leefden al hun macht op Jezus uit, troffen hem met de bliksem van hun woede en manipulatie. Hij ging eraan ten onder, maar hun middelen hadden niet het laatste woord. Jezus werd uit de dood opgewekt. En zo bleek hun machteloosheid. Hun zogenaamde kracht was een illusie. Het systeem van de wereld viel voor eens en altijd in duigen.

Het is een illusie te denken dat het systeem (ook dat van de kerk) zal verdwijnen zonder dat er offers gebracht hoeven te worden. Katniss ging er bijna aan ten onder. Ook wij zullen er niet zonder kleerscheuren van afkomen, als we voor de vrijheid willen gaan. Maar  wij volgen Jezus, die al heeft laten zien dat het systeem  niet het laatste woord heeft, dat het uiteindelijk overwonnen zal worden. Waar hij ons toe oproept is om ons niet door het systeem te laten inlijven, maar te leven als vrije mensen, om ons leven werkelijk betekenis te geven, door het te leven voor anderen, voor schoonheid, waarheid en liefde, voor het grote verhaal. Doordat wij onszelf zijn, krijgen anderen hoop en worden ook vrij, en wordt het systeem ontmaskerd en komt ten val. En deze boodschap brengen we midden in het systeem, via de kanalen die het systeem ons biedt. Zo subverteren we het systeem dat ons probeerde voor zijn karretje te spannen.

donderdag 7 november 2013

Gedicht: Onderweg

Onderweg

Recht strekt de weg zich uit
voor mij. Ik kan het eind niet zien.
Ken alleen de geruchten
van oude reizigers, zelf zoekend
naar een ideaal. Ze tastten
voor zich in de lucht. Hun droom
door vrienden afgedaan
als mooie woorden. Maar ik weet
dat ik niet zonder kan.
De sleutel die mijn harde
hart kan breken, levend maken,
glinsterend als goud:
hij moet er zijn, ligt
achter de horizon verborgen.
Dus zet ik de eerste schreden;
volg westwaarts het pad. Loop
als door het lot gedreven
over witte steen naar huis.

Nu daalt de zon. Oranje
wenkt de einder mij.
Mijn pas versnelt. Het duister
tracht mij in te halen.
Draalde ik? Niet meer.
Mijn vingers in mijn oren
kijk ik vooruit. Links en rechts
prijst men and’re wegen
naar eindes die ik met het oog
kan zien. Glimmende ramen
in het moeras. Veilig. Comfort
om mij in te verliezen.
In een klein huis in slaap gesust
zonder nog te ontwaken.
Dus zing ik zo hard ik kan,
negeer mijn zere voeten. Ren
waarheen de weg mij leidt
En hoop ooit aan te komen.