maandag 16 september 2013

Gedicht: Valse herders

Valse herders

Ik ben te vaak geslagen
in uw naam. De stok
kwam telkens neer als ik
mij roerde, strafte mij
voor individualiteit.
Als ik mijn werk deed, kreeg ik
eten, water als ik lachte.
Ruw werd ik in de mal gedrukt
die uit uw woord was afgeleid.

Mijn meesters droegen uw gezicht
als masker, geloofwaardig.
Zo leerde ik het vrezen,
pijn te verwachten
als ik u zie, maar niet
het laten blijken,
doen alsof ik heilig ben,
terwijl ik sidder in het donker
waar mijn ziel zich heeft verstopt.

Als u roept moet ik wel komen
- staart tussen de benen.
U spreekt, stelt mij gerust.
Maar ik hoor hun stem
opnieuw. Ook zo begaan
met mijn eeuwig heil.
Dat was waarom ze mij dreven,
geen rust gunden. En nu
bent u voor mij verpest.

U zult mij moeten trainen.
Ik kan zelf niet het patroon
doorbreken, u scheiden van
het aangeleerde beeld.
Ik ben te bang voor fouten
wil niet weer dood
liggen blijven. Veroordeelt
u mij dus niet, maar til mij op.
Weest u mijn goede herder.