vrijdag 13 september 2013

Gedicht: Strijd

Strijd

We waren overweldigd
jij en ik, de vijand
had de wal doorbroken
kwam aangezwermd
van alle kanten, haat
glom in hun zwarte ogen
hun handen klauwen, waren
naar ons uitgestrekt.
Teveel om te verslaan
onze wapens zakten, moe
keken we elkaar aan
de laatste keer, ons lot
was niet te ontlopen.
De grauwe hemel slechts
zag onze ondergang.
Toen brak opeens de lucht
licht daalde neer, goud
glansde plots de heuvel,
heilige grond. Ons huis
is niet voor hen bedoeld
maar voor onze dromen.
De wind blies onze wanhoop weg
ik hief het zwaard, vuur
vonkte van het staal
viel op hun bleek gelaat.
Hun lach stierf weg.
Nu was de vloek gebroken
de leugen dat wij waren
net als zij. Niet waar -
wij wonen op een rots
niet door hen in te nemen.
Mijn hand in die van jou
we vechten samen tot
het vrede wordt.