dinsdag 11 juni 2013

Filmbespreking: Star Trek Into Darkness

Ik ben een Star Trek-fan. Een ‘trekkie’, zoals dat heet. De verhalen in de TV-series en films schetsen een beeld van een hoopvolle toekomst, waarin de mensheid haar onderlinge twisten heeft bijgelegd, waar de economie niet het laatste woord heeft en technologie voor bijna alles een oplossing biedt en waar vriendschapsbetrekkingen worden aangegaan met andere volken in het heelal, die soms niet eens veel op mensen lijken. Vanuit deze situatie gaan ontdekkingsreizigers op pad om het onbekende in kaart te brengen en nieuwe levensvormen en beschavingen te vinden.
Het is wel eens inspirerend een positief toekomstbeeld voorgeschoteld te krijgen. Het merendeel van de Science Fiction op TV en in de bioscoop is namelijk minder optimistisch over onze toekomst. Op allerlei manieren komt de mensheid ten einde, door zombies, door milieurampen of door buitenaardse invasies, en in de wereld die overblijft moeten ze een harde strijd voeren om te blijven overleven. Of mensen worden het slachtoffer van de onderlinge wreedheid van de mens, in structuren van dwang en controle. En als er dan al ontdekkingsreizen naar andere planeten worden georganiseerd vinden de mensen daar vaak alleen maar ellende. Monsters die na het eerste contact op gruwelijke wijze de menselijke ontdekkingsreizigers uitroeien. De recente film Prometheus is daarvan een voorbeeld. De ruimte is een gevaarlijke, dodelijke plek, die het niet beloont als mensen initiatief nemen. Een plek waar angst regeert.
Tegen deze achtergrond is de wereld van Star Trek een groot contrast. Het universum dat in deze films wordt getoond is er een waarnaar ik kan verlangen, een waar ik ook deel van zou willen uitmaken. En als deze wereld bedreigt wordt slaan voormalige vijanden hun handen ineen en smeden krachtige vriendschapsbanden om hun tegenstanders het hoofd te bieden. Dit gebeurde bijvoorbeeld in de laatste Star Trek-film, waarin een tijdreiziger uit de toekomst toesloeg in het hart van de mensheid en op het punt stond de Aarde te vernietigen. De mens Kirk en de vulcan Spock, die elkaar eerst niet konden luchten of zien, overwonnen hun verschillen, legden hun conflict bij, en werkten samen om het gevaar af te wenden. Ze werden hierbij geleid door een belofte die (net als de vijand) uit de toekomst kwam, de belofte dat hun vriendschap door het lot bestemd was. Ze kwamen dus niet alleen bij elkaar door de bedreiging (een negatieve reden), maar ook door de profetie dat hun vriendschap het heelal zou begunstigen (een positieve reden). En om hen heen vormden ze een nauwe groep, de bemanning van het ruimteschip Enterprise, die niet alleen zou vechten, maar vooral op ontdekkingstocht zou kunnen gaan, om nieuwe werelden te verkennen. Het lijkt me niet onredelijk om hier een vergelijking te trekken met het leven van christenen, die elkaar ook vinden om een belofte van buiten deze wereld, en een gemeenschap vormen die hun omgeving verandert, die onrecht bestrijdt en schoonheid vermenigvuldigt. De kerk.
Trouwe lezers van mijn blog knipperen waarschijnlijk met hun ogen als ik zo positief ben over de kerk. Maar mijn positieve geloof is ongeveinsd. Ik geloof dat de gemeenschap van gelovigen een kracht ten goede kan zijn, en zo ook bedoeld is door haar oprichter, Jezus, die van buiten de tijd naar de Aarde kwam. Maar rond zijn woorden en beloften is een structuur ontstaan, een instituut, opgezet door mensenhanden en dus feilbaar. In dit instituut gaan de vaste patronen weer werken die het menselijke handelen al vanaf het begin hebben gekenmerkt. Patronen van bedreiging, jaloezie en eer. Patronen van straf en beloning. Patronen van macht. In elke gemeenschap ontstaan er patronen en afspraken, dat is onvermijdelijk. Als ik mijn vrienden wil zien, moet ik ook met hen de agenda trekken en tot een overeenkomst komen. Maar als er sprake gaat zijn van machtsverhoudingen verdwijnt de vriendschap al snel. Dan wordt de ene persoon het middel waarmee de ander zijn invloed of positie wil verstevigen. Van een kostbaar mens wordt hij een pion in een schaakspel die zo kan worden opgeofferd. Deze bedreiging van binnenuit is nog veel gevaarlijker dan die van buitenaf. En haar te bestrijden vraagt om opoffering.

Zoals te verwachten was, komt de bedreiging voor de Aarde in deze Star Trek-film, de tweede in de nieuwe serie, inderdaad van binnenuit. In Londen wordt een aanslag gepleegd, waarbij talloze doden vallen. De dader is een agent van Star Fleet (de ruimtevaartorganisatie van de mensheid), John Harrison. Welke reden hij heeft om zich tegen zijn werkgevers te keren, is niet bekend. Na zijn terreurdaad vlucht hij naar Kronos, de thuiswereld van de Klingons. En net op het moment dat er een oorlog dreigt uit te breken tussen de mensheid en dit opvliegende ras, gekenmerkt door eergevoel. De jonge kapitein James T. Kirk krijgt de opdracht naar Kronos te reizen en de voortvluchtige agent met nieuwe fotontorpedo’s te bestoken. Een missie die hij maar al te graag wil uitvoeren, omdat ook zijn mentor, admiraal Pike, bij de aanslag om het leven is gekomen. Zijn vriend Spock weet hem echter op andere gedachten te brengen en hij arresteert John Harrison. Die blijkt te zijn gemanipuleerd. Iemand hoog in de organisatie van Star Fleet lijkt op een ruimteoorlog aan te sturen ...

Mijn verwachtingen voor deze film waren hooggespannen. De eerste in deze serie was zo goed en meeslepend, dat die me mijn liefde voor film teruggaf na een paar teleurstellende bioscoopervaringen. Om dat te overtreffen is wel veel om van een vervolg te verlangen. En inderdaad was deze film niet zo aangrijpend als de eerste, zelfs al zaten er voor zover ik kon zien minder grote gaten in het plot. Deze film neemt je als kijker niet zo sterk mee in de psychologie van Kirk en Spock, en gaat direct van start als actiefilm. Dat zorgde bij mij voor wat meer afstand van de gebeurtenissen. Verder leunt deze film in mijn ogen wat te veel op eerdere Star Trek films, met name ‘The Wrath of Khan’. Verwijzingen zijn prima (ik pikte een paar leuke wel op!), maar het kopieren van volledige plotelementen vind ik een beetje flauw. Ze werkten wel, maar maakten minder indruk dan in het origineel. Ook vond een in mijn ogen te groot deel van de film plaats op Aarde of op de sombere planeet Kronos, en waren veel nieuwe uniformen wel erg grijs. Het kleurpalet van deze film was een stuk grauwer dan de vorige. De 3D-effecten vond ik ten slotte niet allemaal even goed werken.
Maar dat wil niet zeggen dat ik niet enthousiast ben over de film. De acteurs waren allemaal weer erg goed en elk karakter had een belangrijke bijdrage. Zo vond ik de relatie tussen Spock en Uhura bijvoorbeeld aandoenlijk, en bracht Scotty veel humor in (al had ik graag een grotere rol willen zien van Karl Urban als dr. McCoy). Vooral Benedict Cumberbatch (uit Sherlock) in zijn rol als John Harrison is indrukwekkend. Die stem! De dreiging die hij in zijn woorden legt, deed de rillingen over mijn rug lopen. Fantastisch! Ik hoop hem in nog veel meer films te zien. Verder bevatte de film weer prachtige futuristische technologie (zoals dat hoort in een Star Trek-film), buitenaardse wezens (een soort enorme vis!) en andere werelden. Maar het mooist waren de beelden van de planeet Jupiter. De goed uitgedachte en uitgevoerde actiescènes (een sprong tussen twee ruimteschepen, een neerstortend ruimteschip zonder kunstmatige zwaartekracht!) hielden de spanning er goed in. En het slot beloofde heel wat voor de toekomst. Ik hoop dat we niet al te lang op een derde film in deze serie hoeven wachten!

Een van de thema’s in de film is hoe mensen morele beslissingen nemen. Is het goed om iemand op te offeren, omdat het belang van de velen uitgaat boven dat van de weinigen of de eenling, zoals Spock wel eens suggereert? Of laat je een vriend niet in de steek, zelfs als je daarvoor belangrijke regels moet overtreden, zoals Kirk dat in het begin van de film doet? Een andere filmrecensent heeft de verschillende ethische systemen die in deze film belicht worden al besproken, dus dat zal ik hier niet doen. Wel vind ik het heel mooi hoe zowel Kirk als Spock uiteindelijk tegen hun automatische manier van handelen lijken in te gaan. De reden die ze daarvoor geven is in beide gevallen: “Dit is wat jij gedaan zou hebben.” Ze hebben ontdekt dat ze niet blind kunnen varen op hun eigen patronen, maar dat ze de bijdrages van anderen nodig hebben om een goede keuze te kunnen maken. Ze hebben geleerd nederig te zijn, ook met hun morele, of ethische uitspraken - een voorwaarde om ook de standpunten van anderen te kunnen overwegen. En die nederigheid maakt hen niet zwakker, maar sterker! Kirks innerlijke kompas, zijn onderbuikgevoel, wordt in evenwicht gehouden door Spocks rationaliteit en zijn overwegingen over de gevolgen van daden, en vice versa, en beiden kunnen daardoor met meer overtuiging handelen.

Ik wil in deze bespreking een andere vraag stellen, en dat is de vraag wat een gemeenschap gezond maakt en houdt. Als de belangrijkste bedreigingen voor groepen mensen niet van buiten komen, maar van binnen, hoe kunnen we daar dan weerstand tegen bieden? In deze film worden verschillende benaderingen tegenover elkaar gesteld.
“Zou jij niet alles overhebben voor je familie?”, vraagt John Harrison op een gegeven moment aan kapitein Kirk. Het is een krachtig moment in de film, omdat je als kijker weet dat het ruimteschip de Enterprise en haar bemanning inderdaad heel belangrijk zijn voor Kirk. Ze is zijn huis, ze is zijn familie. En hij heeft al laten zien het vuur van een vulkaan en de toorn van de Star Fleet-leiding te willen trotseren om zijn vrienden te redden van gevaar. John Harrison heeft ook een bemanning die hij tegen gevaar wil beschermen. Ze dreigen te worden gebruikt als betaalmiddel in een conflict tussen beschavingen en dat wil hij tegen elke prijs voorkomen. Volgens Harrison is alles geoorloofd, als zijn vrienden en collega’s het maar overleven. Hij is bereid alles en iedereen daarvoor op te offeren. Hij pleegt de aanslag in Londen. Hij doodt een Star Fleet-kapitein en opent het vuur op een ander ruimteschip. Hij bedreigt de bemanning van de Enterprise. Hij laat een spoor van vernieling achter, alles voor zijn familie. Dit lijkt heel positief, tot je beseft dat Harrison niet bereid is zichzelf te offeren. Hij vindt zichzelf namelijk beter. Beter dan de burgers van de Aarde, beter dan de officieren van Star Fleet. Beter dan Kirk en Spock. Hij blijkt ook te behoren tot een groep mensen die zich ten doel hebben gesteld wezens die minder zijn dan zij uit te roeien. Ze zijn fascisten geworden. De eigen groep gaat voor, ieder ander moet lijden. Harrison denkt dat de bescherming van de familie gebaseerd is op macht. Maar hij komt bedrogen uit.
Kirk heeft ook alles over voor zijn bemanning, zijn familie. Maar niet het leven van onschuldigen. Niet het leven van andere individuen. Hier moet ik wat meer zeggen over het plot, dus als je geen enkele ‘spoiler’ wilt weten is het verstandig de komende paragraaf over te slaan. Maar ik probeer genoeg te verbergen om het spannend te houden! Als zijn schip gevaar loopt en zijn bemanning dreigt om te komen, zet Kirk inderdaad alles op het spel. Niet alles buiten hem, maar alles wat van hem zelf is. Zelfs zijn leven. “Het is een wonder”, zegt iemand als de aandrijving van het schip hersteld wordt en de zwaartekracht terugkeert.. “Er bestaan geen wonderen”, antwoordt Spock. Maar als hij bij de kernreactor van het schip komt, moet hij zijn woorden inslikken. Het wonder is tot stand gebracht door Kirk, die daarbij een dodelijke dosis radioactieve straling heeft opgelopen. Groter liefde heeft niemand, dan die zijn leven aflegt voor zijn vrienden, zei Jezus al in de bijbel. Het is een krachtige verwijzing naar Jezus, die ook alles overhad voor zijn schapen, zijn familie. Maar niet het leven van onschuldigen. Hij vernietigde niet de Romeinen of de priesters van de Joden, maar liet zichzelf doden, zodat zijn vrienden de dood konden ontlopen. En zijn dood werd de basis voor de christelijke gemeenschap, waaraan in de kerk nog steeds elke zondag wordt gedacht door middel van de avondmaalsviering. In een gemeenschap waarvan de leider zijn eigen leven heeft geofferd, is geen plaats voor manipulatie en machtsmisbruik. Het wapen tegen de corruptie van onze instituten is geen macht (die neemt van anderen), maar liefde (die geeft van zichzelf).

Dit wil echter niet zeggen dat wij maar klakkeloos onszelf moeten opofferen, ongeacht tot welke familie of gemeenschap we behoren. We hoeven niet als vanzelf het belang van de groep boven onszelf te stellen. We hoeven niet zomaar over ons heen te laten lopen. Dit wordt in de film geïllustreerd door het karakter Carol Marcus. Zij is de dochter van Star Fleet-admiraal Marcus, die bezig is zijn positie binnen Star Fleet te versterken en die daarvoor de levens van onschuldigen wil opofferen. Hij vindt zijn familie ook heel belangrijk, dat blijkt als hij zijn dochter weg flitst van het gevaar. Hij wil niet dat haar iets overkomt.
Maar zij sluit zich niet bij hem aan. Als ze beseft wat hij van plan is, geeft ze hem zelfs een klap in het gezicht. Ze schaart zichzelf aan de zijde van de groep die admiraal Marcus wil vernietigen. Als hij hen kwaad wil aandoen, zal hij ook haar treffen. In deze film geeft Carol Marcus duidelijk haar grenzen aan. Wie haar familie is, wordt niet bepaald door bloedverwantschap. Ze geeft niet om de machtsinvloed van de groep waar ze bij hoort. Ze is niet zoals John Harrison. In plaats daarvan sluit ze zich aan bij een groep mensen die bij elkaar zijn gekomen uit vrije wil, uit vriendschap, mensen die bereid zijn hun eigen leven op het spel te zetten voor anderen. Mensen die niet willen dat onschuldigen schade lopen, maar die juist willen strijden voor vrede en rechtvaardigheid. Ze gaf een duidelijke grens aan en verdedigde die tegen elke prijs, zelfs als ze daarvoor tegen haar vader in moest gaan. Zelfs als ze haar leven ermee op het spel zet. Ze schaart zich aan de kant van Kirk. “Welkom bij je nieuwe familie”, zegt iemand tegen het eind van de film tegen haar. Om in de terminologie van de kerk te blijven: ze heeft het offer van de kapitein gezien, en dat heeft haar ertoe gebracht zich te bekeren en ‘uit het koninkrijk van de duisternis’ over te gaan in ‘het koninkrijk van het licht’.
Ook wij moeten, wat onze familie ook is, ons gezin of de kerk, de grens duidelijk stellen. We mogen niet over ons heen laten lopen door machtsmisbruikers, die over lijken gaan om hun eigen positie te verstevigen, maar kiezen voor mensen die elkaar en anderen liefhebben. Dan worden we niet overwonnen door machten van binnenuit en kunnen we uiteindelijk de mooie wereld om ons heen gaan verkennen. Moedig gaan waar niemand voor ons ooit gegaan is.

vrijdag 7 juni 2013

Weg van de kerk (2): Nu anglicaans?

Een paar punten waarom ik zo enthousiast ben over de anglicaanse kerk (in willekeurige volgorde).

- De aandacht voor schrijvers en filosofen in de dienst (citaten van Tolkien, Lewis en Kierkegaard, maar ook Peanuts). Het is een kerk waar ruimte is voor intellect en creativiteit.
- Een paar van mijn favoriete schrijvers zijn anglicaans. N.T. Wright, John Stott, C.S. Lewis, Adrian Plass, Alistair McGrath - om er een paar te noemen. Maar vlak voordat ik voor het eerst naar de anglicaanse kerk ging, las ik een boek van Brenee Brown over schaamte en kwetsbaarheid. Ik ontdekte dat zij ook een anglicaanse kerk bezocht. De wetenschap dat iemand uit deze kerk zo over kwetsbaarheid kon schrijven, maakte dat ik er ook meer vertrouwen in kreeg. Verder ontdekte ik dat een van de filmrecensenten die ik volg (van de One Minute Reviews) een anglicaanse voorganger is. In zo’n gezelschap voel ik me wel thuis! Zo wie zo komen de meeste andere schrijvers die ik graag lees uit een liturgische, sacramentele kerk (katholiek, orthodox, presbyteriaans, episcopaal-luthers): J.R.R. Tolkien, G.K Chesterton, Peter Kreeft, George McDonald, John C. Wright, Gene Wolfe, Brennan Manning en Madeleine L’Engle, maar ook iemand als Robert Farrar Capon.
- Ik hoef in deze kerk niet volmaakt te zijn. Sterker nog, men gaat ervan uit dat ik niet volmaakt ben. De dienst begint met een collectieve schuldbelijdenis, waarna de vergeving van God wordt uitgesproken. Wat ik benoem als ‘het verhaal van de zwakheid’, wordt hier beleefd.
- Het sacramentele denken (dat ook aansluit bij ‘het verhaal van de zwakheid’, dat ervan uitgaat dat God het is die in ons werkt, die ons uit de dood opwekt). Dit uit zich in het feit dat wekelijks het avondmaal wordt gevierd, en dat het avondmaal niet wordt gezien als alleen een symbool dat ons helpt terugdenken aan het offer van Jezus, maar als werkelijk representatief voor het offer van Christus. Delen in het avondmaal is op een reële manier het ontvangen van het lichaam en het bloed van Christus, en bewerkt daarom ook de verandering van de verlossing. Maar dat is niet het enige waardoor God werkt. God werkt ook door de schrift heen! Het woord wordt gelezen, niet zodat wij ermee aan de slag kunnen gaan, maar zodat het Woord (met hoofdletter) door het woord in ons kan werken. Daarom gaat men er ook bij staan. Zo zijn er meer punten waarbij het duidelijk is dat het er niet om gaat wat wij voor God kunnen of moeten doen, maar om het ontvangen wat God voor ons heeft gedaan en nog steeds doet.
- Mooi is daarom steeds de houding van het ontvangen. Bijvoorbeeld bij het deelnemen aan het avondmaal. Het raakt me echt om dat weer elke week te kunnen doen. En niet door (zoals bij de evangelische kerk die ik bezocht) bij een kruis te knielen en zelf brood en wijn te pakken, maar door brood en wijn te ontvangen. Het raakt me dat ik alleen mijn handen hoef te openen en dat het brood erin wordt gelegd met de woorden ‘Het lichaam van Christus’. En ik hoef alleen maar ‘Amen’ te zeggen. Geen ‘dank je wel’, want het gaat niet om degene die het brood geeft, maar alleen ‘amen’ - ‘zo is het’. De verlossing is iets dat Christus geeft, waar ik alleen maar mijn handen voor hoef te openen. Ik hoef het niet zelf te doen. En dat wordt in deze vorm heel duidelijk.
- Ik vind de liederen mooi. Ze draaien niet om onze reactie op het evangelie (zoals veel van de opwekkingsliederen). Ze uiten niet dat ikzelf blij of dankbaar ben, of enthousiast, of gelovig. Ze gaan over het werk van God, het werk van Christus, het werk van de Heilige Geest. Ze gaan over het goede nieuws. En ik kan ze zingen hoe ik mij ook voel! Ik kan ze zingen als belijdenis van de waarheid. Niet over mijn eigen gevoel (want dat is vaak niet zo zoals het in evangelische liederen wordt beschreven), maar de waarheid over Christus.
- Dit geldt voor de liturgie in het algemeen. Die bestaat voor grote delen (waar het niet gaat om het ‘ontvangen’) uit het samen met alle heiligen uitspreken van de waarheid, bijvoorbeeld in de geloofsbelijdenis, of in de lofprijzing. Elke zondag opnieuw spreek ik uit wat ik geloof. Dat Jezus is gestorven, dat hij is opgestaan, dat hij aan de rechterhand van de vader zit. Ik spreek uit dat God naar ons toe alleen maar genadig is. Ik spreek uit dat ik uitzie naar de opstanding en de wereld die komt (elke zondag minstens twee keer!).
- Wat ik vroeger dacht over liturgie, dat het door de herhaling een ‘vormpje’ wordt, dat niet echt meer zou worden beleefd door de mensen, wordt hier wel ontkracht. Ik let steeds op op de voorgangers. Maar die spreken de woorden elke keer uit vol overtuiging. Prachtig! Het zijn voor hen geen ‘dode’ maar ‘levende’ waarheden. Ze spreken over een realiteit waar ze volledig achter staan. Hier is geen woord vrijzinnigheid bij.
- Tegelijkertijd geloof ik dat waarheden juist door herhaling werkelijk deel van ons gaan uitmaken. Ze zijn nog niet tot je doorgedrongen als je ze een keer hebt gehoord en hebt beaamd. Intellectuele instemming is niet voldoende. Ze moeten landen in je hart en je leven gaan bepalen. Hier is het niet voldoende een keer het evangelie te horen, het evangelie moet steeds opnieuw worden ontvangen. Daarom zijn rituelen zo belangrijk!
- Het diverse gezelschap: de aanbidding is hier daadwerkelijk ‘uit elk geslacht en stam en volk en natie’. Engelsen, Amerikanen en Nederlanders zitten naast Indiers en mensen uit Afrika. En bovendien hebben we vrouwelijke voorgangers en sprekers. Hier wordt in praktijk gebracht dat er in Christus geen onderscheid is tussen man en vrouw, slaaf en vrije, jood en griek.
- Ik hoor elke zondag twee tot drie schriftgedeeltes (waarvan een uit een van de evangelien), die ik trouw meelees, en ik zing een van de psalmen mee, en daarnaast is een groot deel van de liturgie geciteerd uit de bijbel. Het mooie is dat er een kerkelijk jaar wordt gevolgd, waardoor door het jaar een groot deel van de bijbel aan bod komt, en de belangrijke momenten van het geloof allemaal aandacht krijgen!
- Verder is er bijna elke zondag gebed, voor de kerk, voor zieken, voor zendelingen. En eens per maand is er de mogelijkheid gebed te ontvangen voor genezing en heelheid. Veel mensen maken hier gebruik van, wat mooi is om te zien. Dat herinnert me eraan dat Leanne Payne, en Lin Button (die in Nederland conferenties verzorgt over innerlijke genezing), ook uit de Anglicaanse kerk afkomstig zijn. En Martin Tensen die deze conferenties organiseert bezoekt ook een anglicaanse kerk. Genezing en herstel wordt in deze kerk serieus genomen!
- Ook in de preken hoor ik het evangelie. Tot nu toe werd in elke preek expliciet verteld dat Jezus is gestorven en opgestaan. En in bijna elke preek werd de nadruk gelegd op de liefde van God voor elk van ons. Afgelopen zondag nog stelde de leider van de dienst dat het allemaal draaide om Jezus, dat hij degene is waar het om gaat in het christelijk geloof. En de spreekster legde er de nadruk op dat God ieder van ons liefheeft, niet als deel van een collectief, maar als individu, zoals we zijn. Het is de boodschap die langzaam bij me komt binnendruppelen. Dit is een plek waar ik kan leren het eindelijk te geloven, dat ik de geliefde van God ben.
- De hele drie-eenheid komt aan de orde in de diensten. God de Vader, de Zoon en ook de Heilige Geest. Ze hebben alle drie een belangrijke plek. En, een punt dat mijn verloofde inbracht: aan alle aspecten van God wordt aandacht besteed - God als Vader, maar ook God als Koning, of als Rechter. Er is ruimte voor ontzag, maar ook voor intimiteit. Dat evenwicht is mooi!
- De nadruk op schoonheid en mysterie, in de symbolen, maar ook in het mooie kerkgebouw, met een prachtige tuin, vlak bij de Scheveningse bosjes, in het prachtige gebrandschilderde raam, maar ook in de muziek! Het orgel speelt onder andere muziek van Bach. Er is een koor dat prachtig zingt. Soms zijn er andere instrumenten (viool, piano). Muziek (ook zonder tekst) wordt als belangrijk gezien. Schoonheid is voor mij een belangrijk thema. Schoonheid communiceert iets over de natuur van God, zonder dat het uitgelegd hoeft te worden. Ik merk dat dit een plek is waar dat herkend en gewaardeerd wordt. Geen wonder dat veel kunstenaars uit sacramentele, liturgische tradities komen. Ik sprak laatst met een kennis die ik ooit op het Flevofestival heb ontmoet waar ze een workshop tekstschrijven gaf. Ze blijkt voorgangster te zijn in een presbyteriaanse kerk. En ook zij gaf aan dat de ruimte voor schoonheid en mysterie daar heel belangrijk is. God werkt in mysterieuze wegen, die niet altijd voor ons in woorden te vatten zijn. En dat moeten we ook niet altijd proberen.
- De vriendelijkheid van de mensen. Dit kan misschien aan de Engelse volksaard liggen, maar er zijn veel mensen in deze kerk met een heel rustige, vriendelijke natuur. Bianca en ik werden direct verwelkomd, men vroeg geïnteresseerd naar ons en onze interesses, en de volgende keer werden we herkend. Zonder dat er direct druk op ons werd gelegd. Dit voelde heel verwelkomend. En ik geloof dat het minstens voor een deel voortkomt uit de theologie van deze kerk, en wat ze geloven over de liefde van God, die naar ons toe alleen maar genade is.
- De oproepen voor vrijwilligers komen bovendien niet manipulerend over, eerder uitnodigend (misschien kan ik me ook eens inzetten) en de collecte wordt niet aangekondigd. Soms heb ik niet eens door dat het al zover is. Ik voel me nergens toe gedwongen.
- Mooi onderdeel van de dienst: elkaar de zegen van God toewensen. De mensen om je heen de hand schudden, in de ogen kijken, en de zegen van God toewensen. Prachtig. Mijn verloofde zei dat ze dat vroeger ook het mooiste onderdeel vond van de katholieke kerk.

Bij deze opsomming zal ik sommige mooie dingen nog vergeten zijn, maar het is denk ik genoeg om te snappen waarom mijn verloofde en ik na vijf diensten nog steeds enthousiast zijn. We hebben een geestelijk thuis gevonden. Geen wonder dat ik dus nog even in de ‘cage phase’ zit. Uiteindelijk zal ik ook wel punten zien die een beetje ‘schuren’ (er is altijd wel wat), en ik zal me daar niet door van mijn stuk proberen te laten brengen, maar ik vermoed dat die niet zullen opwegen tegen wat ik hierboven opsomde. In elk geval heb ik er zin in komende zondag weer te gaan!

Aandachtige lezers van mijn blog hebben vast herkend dat wat mijn aanspreekt in de anglicaanse kerk aansluit bij wat ik de afgelopen jaren op mijn blog heb geschreven over mijn worsteling met de (evangelische) kerk en mijn zoektocht naar God en zijn genade. In een volgend bericht wil ik terugkijken op die zoektocht en een paar van mijn eerdere blogberichten citeren die licht werpen op mijn reis!

donderdag 6 juni 2013

Weg van de kerk (1): ooit evangelisch ...

Het schijnt dat mensen die van kerk veranderen soms door een ‘cage phase’ gaan, een periode van soms wel zes maanden waarin ze iedereen lastig vallen met enthousiaste verhalen over hun nieuwe geestelijk thuis, kritiek hebben op alles wat met hun oude kerk te maken heeft en nogal scherp zijn op theologische twistpunten en puntjes. Meestal wordt dit woord gebruikt voor mensen die calvinist zijn geworden. Maar volgens mij duidt het op een breder fenomeen, waar iedereen die een levensveranderende ontdekking heeft gedaan mee te maken krijgt. Het wordt door andere mensen vooral als vervelend ervaren omdat zij op een andere plek zijn op hun reis en diezelfde ontdekking nog niet hebben gedaan en mogelijk ook nooit willen doen of zullen doen. En omdat de persoon in de ‘cage phase’ daar geen begrip voor kan opbrengen.
Welnu, ik ben me terdege bewust van het feit dat ik me op dit moment in de ‘cage phase’ bevind. Ik ben namelijk sinds anderhalve maand van kerk veranderd. En voor het eerst in jaren ben ik enthousiast over de kerk. Ik kijk er zelfs naar uit om op zondag weer te gaan! En dat is voor mij een unicum. Trouwe lezers van mijn blog (er zijn er misschien nog wel een paar) weten van mijn moeite met de evangelische kerk. In 2010 maakte ik zelfs de keuze gewoon niet meer op zondag naar de dienst te gaan. In 2011 ging ik weer een paar keer, maar ook daar hield ik snel weer mee op. Het was voor mij niet makkelijk om niet naar de kerk te gaan. Op basis van wat ik uit de bijbel heb geleerd, geloof ik dat het heel belangrijk is met andere christenen samen te komen. Ik ben ervan overtuigd dat geloven en het vieren van dat geloof een gemeenschappelijke activiteit is. En ik ben me ervan bewust dat ik het vlammetje van mijn vertrouwen in God in mijn eentje moeilijk levend kan houden. Toch voel ik me al tijden niet meer 'evangelisch'.

September vorig jaar wandelde ik naar de stad. Ik vroeg in mijn gedachten aan God: ‘Wat kan ik doen om u beter te leren kennen?’ - het antwoord dat in mij boven kwam: ‘Door naar de kerk te gaan.’ Het kwam direct en het klonk als de waarheid. Vooral omdat ik het niet zelf verzonnen kon hebben. Ik had namelijk niet lang daarvoor op mijn blog geschreven dat ik geen enkel verlangen meer had om naar de kerk te gaan. Maar op dat moment besefte ik opeens dat ik al die tijd het idee had gehad dat het christelijke leven iets was wat ik zelf moest doen. Ik moest zelf alles kunnen: bijbellezen, bidden, getuigen, studeren et cetera. Maar ik wist dat ik daarvan overspannen werd, en dat ik om gezond te zijn verhalen moest schrijven. In de kerk kan ik echter genieten van de gaven van andere mensen, die juist graag bijbelstudie doen. Ik hoor teksten uit de bijbel, en bid met anderen, en tijdens de week ben ik vervolgens vrij om de heer te dienen op de manier die bij mij past. Ik accepteerde dat het inderdaad voor mij de manier was om God beter te leren kennen.
Omdat ik daarvoor gewend was naar de evangelische kerk te gaan, ging ik daarnaar terug. Maar eigenlijk was ik toen al van plan om rond te kijken naar een andere kerk, want ik wist eigenlijk al dat ik me niet meer evangelisch voelde. Het was echter te makkelijk om steeds naar dezelfde kerk te blijven gaan. De eerste twee diensten waren bovendien goed, met boodschappen die voor mij en voor mijn verloofde betekenisvol waren (ik geloof ook dat ik deze moest horen). Maar daarna ontstond hetzelfde patroon dat mij al eerder deed besluiten om niet meer naar de kerk te gaan. Ik zat op mijn stoel heen en weer te schuiven bij boodschappen die me vertelden dat ik meer ‘dit’ moest doen en minder ‘dat’, en ik hoorde niets over Jezus of over het goede nieuws.
Ik las het programma van een mannenconferentie, georganiseerd door een groep die zichzelf naar vrijheid heeft genoemd (ironisch), dat stelde dat een echte man alles zou opofferen voor zijn vrouw ‘niet alleen zijn verlangens, maar ook zijn dromen’. En ik besefte dat dit de visie is van de evangelische kerk, dat ik mezelf moest kwijtraken. Dat maakte me misselijk. Bovendien ontdekte ik opnieuw het verschil tussen ‘moeten’ en ‘behoren’ en identificeerde ik veel van de boodschappen in de kerk als ‘behorens’, in feite manipulerende boodschappen die mij ertoe brachten om dingen te doen zonder dat ik er werkelijk uit mezelf voor gemotiveerd was. Ik raakte opnieuw in een negatieve spiraal. Op een etentje met mensen uit de kerk vertelde ik hoe ik niet goed in staat ben om bepaalde boodschappen ‘buiten me’ te houden. Mijn denken is als een mobile. Een nieuwe gedachte hang ik erin en dan merk ik hoe de andere onderdelen bewegen. Pas als het evenwicht verstoord raakt, kan ik de gedachte als negatief beoordelen en afwijzen. Ik heb dus niet een filter waardoor ik zo’n boodschap van te voren kan tegenhouden. Iemand in de groep die coacht en trainingen geeft vertelde dat meer mensen zo in elkaar zitten. Hij noemde ze ‘systeemdenkers’.  En hij zei dat de enige manier van zulke mensen om zichzelf tegen voor hen negatieve boodschappen te beschermen, is te vertrekken uit de omgeving waar die boodschappen worden gebracht. Dat was voor mij de bevestiging en we stopten met naar de kerk gaan. Maar ik had toch echt ‘gehoord’ dat ik de kerk moest bezoeken om God beter te leren kennen! Dat leidde tot een innerlijk conflict, dat kan ik je wel zeggen.

Een goede vriend met wie ik over deze dingen praatte en die zelf ook wel eens moeite heeft met de evangelische kerk, stuurde me het adres van een anglicaanse kerk in Den Haag, die ook nog eens makkelijk met de tram bereikbaar was. Mijn verloofde en ik togen erheen, de laatste zondag van april, een beetje zenuwachtig. En we waren ook nog eens te laat omdat we bij de verkeerde halte uitstapten. Maar er was een bank speciaal voor laatkomers en dat stelde me gerust.
We maakten een prachtige dienst mee. Een paar keer stootten we elkaar aan en fluisterden we: dat was precies waar we naar zochten! In de liturgie kwam meerdere keren het evangelie voor. Er werden gedeeltes uit de bijbel gelezen. Er was zalving voor genezing en heelheid, en het avondmaal werd gevierd. En in de preek werd The Hobbit aangehaald, en het ging erover hoe Jezus vanaf het kruis niet naar ons kijkt met ogen van veroordeling, maar met ogen vol liefde. En hoe dat ons verandert. Wauw! We werden ook nog eens heel vriendelijk aangesproken door de mensen in de kerk. Ikzelf had ook een ervaring van Gods aanwezigheid tijdens de dienst. Ik ervoer zelf hoe Jezus met liefde naar me keek. En ik vroeg hem in gedachten waarom ik die ervaring niet had gehad in de evangelische kerk. Wat toen in me opkwam was: ‘Omdat ze hier samenkomen in mijn naam.’ Dat was inderdaad wat de dienst karakteriseerde: het draaide om Jezus. Meer dan ik in de evangelische kerk had meegemaakt. Daar is de Heer natuurlijk ook aanwezig, zoals Hij overal is, maar het draait er in mijn ervaring niet om hem en zijn aanwezigheid, maar meer om onze reactie op hem en wat wij behoren te doen. Hier stond hij in het midden.
Er stonden tranen in mijn ogen. Aan het begin van dit jaar had ik de Heer gebeden om een tekst voor 2013. Nog voor ik klaar was met het uitspreken van die vraag, kreeg ik in gedachten: ‘Komt tot mij allen die vermoeid en belast zijn, en ik zal u rust geven.’ En in deze dienst in de anglicaanse kerk kwam ik eindelijk tot rust. Hier kon ik eenvoudig zijn, zonder iets te hoeven, en de liefde van de Heer ervaren.
Mijn verloofde was ook erg geraakt door de dienst, omdat ze in een katholiek gezin is opgegroeid en nog veel affiniteit heeft met de vormen en symbolen van de katholieke kerk, alhoewel ze uit leerstellig oogpunt niet meer achter het gezag van de Paus kan staan (hoe goed de huidige paus ook is, trouwens!). Zij had al sinds enkele jaren de indruk dat ze van de Heer mocht zoeken naar een ‘katholiek-achtige’ kerk, maar ze dacht dat de evangelische kerk dat al was. Ze wist namelijk niet dat de anglicaanse kerk bestond. Dit bleek precies te zijn waar ze naar verlangde.

Mijn verloofde en ik waren allebei erg enthousiast, maar een enkele zwaluw maakt nog geen zomer. De volgende dienst was ook weer bijzonder. De dienst erna werd C.S. Lewis uitgebreid geciteerd. De keer erna was er weer zalving, en de keer erna ging het weer over de liefde van de Heer. We hebben vijf diensten meegemaakt, en die waren allemaal prachtig, bemoedigend en draaiden om het evangelie. Ik had me erop ingesteld dat ik ook teleurstellende ervaringen zou hebben, dat niet alle preken even goed zouden zijn, maar tot nu toe is dat nog niet uitgekomen. We hebben daarom besloten dat we deze zomer zo vaak mogelijk naar de anglicaanse kerk zullen gaan, en in het najaar zullen besluiten of we ons definitief bij de kerk gaan aansluiten. Eigenlijk hebben we die keuze nu al gemaakt, vermoed ik, maar omdat ik soms mezelf overschat geven we het de tijd, zodat ik niet roep ‘dit is de beste kerk van de wereld’ om er een maand later weer op af te knappen. Maar deze kerk voelt voor mij als een antwoord op mijn gebed. En daar ben ik dankbaar voor.

In deel twee een paar punten waarom ik zo enthousiast ben over de anglicaanse kerk ...