zondag 24 maart 2013

Even geen nieuwe berichten

Hallo lieve volgers,
Zoals jullie al konden lezen is mijn schrijfcarriere in een stroomversnelling gekomen. Dit jaar wordt mijn debuut Neptunus opnieuw uitgegeven, gevolgd door het vervolg De Derde Macht. Daar moet ik echter nog wel wat schrijfwerk aan verrichten! Vooral omdat publicatie deze zomer al zou moeten plaatsvinden.
Verder ben ik in de laatste fase van het schrijven van mijn fantasyroman De Krakenvorst, boek 1: Keruga. Ik ben nu bezig aan het een na laatste hoofdstuk. Ik wil dit boek eerst afschrijven. Dan kan ik daarna snel door met het herschrijven van De Derde Macht. En dan staat De Krakenvrost, boek 2: Kartaalmon op het programma.
Maar daar is geen deadline aan verbonden, dus heb ik tegen die tijd weer tijd en energie voor het schrijven van film- dan wel boekbesprekingen. De komende maanden heb ik die echter niet. Dat wil zeggen dat het een paar maanden stil blijft op mijn blog.
Wel zal ik nieuws over mijn boeken hier vanzelfsprekend blijven melden.
Met vriendelijke groet,
Johan Klein Haneveld

maandag 4 maart 2013

Boekbespreking: Jane Eyre, deel 2: het vlees, de wet en het goede nieuws

Boodschappen die mij proberen duidelijk te maken dat ik iets ‘BEHOOR’ te doen of niet te doen, zijn in essentie manipulatief, omdat ze mij het recht op een eigen oordeel ontnemen. Daarom denk ik dat daar geen plaats voor is in het christelijke geloof. Maar voordat je nu geërgerd van dit essay weg klikt, laat ik duidelijk stellen dat ik geloof dat de bijbel duidelijk is dat er een manier van leven is die door God niet bedoeld is, namelijk dat wij onze lusten volgen en daardoor andere mensen hun vrijheid en waardigheid ontnemen of onszelf kwaad doen. Dit leven noemt de bijbel het ‘vlees’. Ik meen dat dit de ‘behorens’ zijn die ons door ons verlangen worden opgelegd - en als we zoals Mr. Rochester denken dat we onze verlangens ten koste van alles (ook ten koste van andere mensen) behoren te bevredigen, leven we uit het vlees. En: ‘Het is bekend wat het vlees allemaal teweegbrengt: ontucht, zeleoosheid en losbandigheid, afgoderij en toerij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen en nog meer van dat soort dingen’ (Galaten 5:19v). Deze manier van leven leidt tot de dood van onszelf en van anderen (‘wie op de akker van zijn zondige natuur zaait, oogst de dood’ (6:8)). De bijbel roept ons daarom op het vlees te laten afsterven. Dat wil volgens mij zeggen dat als we om ons verlangen te vervullen, onszelf of anderen zonder respect zouden moeten behandelen, we ervoor kiezen het niet doen. Want de mens is belangrijker dan het tijdelijke plezier van een vervuld verlangen.
De bijbel is er volgens mij net zo duidelijk over dat er een manier van leven is die hoort bij hoe mensen bedoeld zijn: een leven gebaseerd op het liefhebben, van God boven alles en je naaste als jezelf. Daarom dat God in de bijbel ook aanstuurt op verandering van mensen, tot deze manier van leven in hen zichtbaar wordt. Wie liefheeft heeft de wet vervuld, dat is het doel van God. Ook al heb ik het op mijn blog heel veel over de genade, en lijk ik zelfs voor de oppervlakkige lezer antinomianistisch, ik geloof wel degelijk dat God wil dat we op een bepaalde manier leven. Maar ik geloof niet dat deze manier van leven te bereiken is door motivatie van buitenaf, door boodschappen van ‘behoren’. Het gaat namelijk om liefde. En liefde is vrijwillig, liefde laat zich niet dwingen. Het IK WIL dat de basis is van ons handelen, kan niet van buitenaf veranderd worden. De wet heeft daar geen invloed op. We kunnen niet opeens iets anders gaan willen, omdat dat hoort. Regels, straf en beloning hebben er geen invloed op - wat we dan willen is namelijk niet goed te doen, maar straf ontlopen of beloond worden. Of bij de groep horen, of een goed christen gevonden worden. En dat is iets heel anders. Dat is niet wat God wil. Het leidt ook niet tot blijvende verandering. St. John Rivers probeert Jane Eyre op deze manier te veranderen, maar Jane heeft heel goed door dat de wet haar tot een vloek zou worden, en haar zou laten sterven. De wet is, net als het vlees, uiteindelijk dodelijk (‘Iedereen die op de wet vertrouwt is vervloekt’, Galaten 3:10).

Daarom dat God al in het oude testament, toen mensen nog onder de wet leefden, beloofde dat er een ander, een nieuw verbond zou komen. ‘Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden ‘Leer de HEER kennen’, want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al.’ (Jeremia 31:33v). En: ‘Ik zal hen een van hart en een van zin maken, zodat ze altijd ontzag voor mij zullen hebben. Ik zal hen met ontzag voor mij vervullen, zodat zij zich noot meer van mij zullen afkeren’ (32:40). En in Ezechiel: ‘Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mij wetten leven en mijn regels in acht nemen.’ (36:26v).
Dit alles is vervuld in het Nieuwe Testament. Jezus kwam om het nieuwe verbond in werking te stellen. En hoe deed hij dat? Door mensen lief te hebben. Kijk hoe hij met mensen omgaat in de evangeliën, welke verhalen hij vertelt. Hoeren, tollenaars, melaatsen krijgen van hem geen ‘behorens’ opgelegd. Ze horen dat ze vergeven zijn, dat ze geliefd zijn, dat ze oneindig waardevol zijn voor God. Zo waardevol dat Hij zich met hen identificeert -in hun zwakheid. En omdat ze van zichzelf gaan geloven dat ze waardevol zijn, krijgen ze respect voor zichzelf en voor anderen. Ze gaan anderen liefhebben, zoals God hen liefheeft. Zaccheus verkoopt zijn bezit niet omdat Jezus hem had verteld dat hij dat ‘hoorde’ te doen, maar omdat hij het zelf wilde. Zijn verlangen was veranderd.
Ook Paulus in zijn brieven legt eerst uit wat het evangelie heeft gedaan, hoe wij van uitgeslotenen in de aanwezigheid van de Vader zijn gebracht, hoe we hoewel we dood waren, met Jezus uit de dood zijn opgestaan en met Jezus zijn gezeten aan Gods rechterhand. Hij vertelt dat niets ons meer kan scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze heer. Dit is het goede nieuws. En als we dat echt gaan geloven, als we die waarheid echt tot ons laten doordringen, zal ons verlangen gaan veranderen. Dan zullen we ons niet langer willen laten regeren door onze zelfzuchtige verlangens (zoals Mr. Rochester), maar willen we anderen en onszelf met respect behandelen. En we zullen ons niet meer onder controle te hoeven houden met regels en verplichtingen (zoals St. John Rivers) omdat de liefde de angst heeft uitgedreven. “Volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf” (een indicatie van ‘behoren’ is dat er altijd een vorm van angst onder schuilt). Dit betekent dat we werkelijk vrij zijn! Om vrij te zijn heeft Christus ons vrij gemaakt. In plaats daarvan zullen we liefhebben ‘omdat God ons het eerst heeft liefgehad’ (1 Johannes 4:18v). Eerst verandert ons verlangen, dan pas ons gedrag. ‘De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geluld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft’ (Galaten 5:22,23). Maar ons verlangen verandert niet door de wet, maar alleen door het goede nieuws - ‘wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet’ (v18). Daarom denk ik dat alle preken met ‘behorens’ in de kerk niet effectief zijn. Mensen zouden veel ingrijpender veranderen als ze het goede nieuws horen.

Dit zie ik ook terug bij Jane Eyre. Ze weigert namelijk om op het voorstel van Mr. Rochester in te gaan, ook al betekent dat dat ze berooid door het land moet zwerven. En waarom doet ze dat? Omdat ze zichzelf respecteert. “I care for myself. The more solitary, the more friendless, the more unsystained I am, the more I will respect myself. I will keep the law given by God; sanctioned by man. I will hold to the principles received by me when I was sane, and not mad, as I am now. Laws and principles are not for the times when there is no temptation: they are for such moments as this, when body and soul rise in mutiny against their rigour; stringent are they; inviolate they shall be. If at my individual convenience I might break them, what would be their worth? They have a worth- so I have always believed; and if I cannot believe it now, it is because I am insane.” Nog even voorbijziend aan het feit dat het in de negentiende eeuw waarschijnlijk een behoorlijke schok was dat een vrouw zichzelf zo respecteerde en zichzelf zo waardevol vond, wordt hier de basis zichtbaar van Jane Eyre’s karakter. Ze houdt zich aan de huwelijkswet, niet omdat het ‘behoort’, maar omdat ze zichzelf en anderen zo waardevol vindt en zo respecteert dat ze zich aan deze wet wil houden. Uit haar conversatie met St. John Rivers weten we namelijk dat ze zich niet houdt aan regels puur omdat iemand ze oplegt. Hij haalt er zelfs bijbelteksten bij aan om haar ertoe te brengen met hem te trouwen en naar India te gaan. Volgens hem is het de wil van God. Maar ook dan zegt ze ‘Nee’. Ze houdt dus niet de regels omdat het regels zijn, maar omdat ze ziet dat deze regel gebaseerd is op echte liefde en echt respect voor mensen. Dat is wat ze wil en daarom kiest ze ervoor deze regel te houden. Ze MOET het, omdat ze het WIL. Zoals ze zag dat de woorden van St. John Rivers wel met bijbelteksten ondersteund waren, maar niet haar als persoon respecteerden en haar waardigheid niet respecteerden, en ze daarom niet met hem kon trouwen. Ze MOEST hem pijn doen door hem af te wijzen, zoals ze haar eigen verlangen naar Mr. Rochester MOEST ontkennen. Omdat ze zichzelf en hen met respect WILDE behandelen.
Jane is twee keer in staat een ‘behoren’ te weerstaan. Een ‘behoren’ dat voortkomt uit het zelfzuchtige verlangen (uit het ‘vlees’ zou de bijbel zeggen), en een ‘behoren’ dat voortkomt uit de regels (uit de ‘wet’ zou de bijbel zeggen). Waarom was ze daartoe in staat? Omdat ze geloofde in God. Haar geloof in God was anders dan het geloof van Mr. Rochester, of St. John Rivers. Die hadden beide eigenlijk een overeenkomend beeld van God. Allebei geloofden ze in een God die de daden van mensen woog en ze overeenkomstig zou belonen dan wel straffen. Mr. Rochester geloofde daarom dat hij toch al verdoemd was en alles kon doen wat hij verlangde, en St. John Rivers geloofde dat God hem zou belonen in de eeuwigheid als hij zendeling werd. Maar Jane heeft een heel ander Godsbeeld. Dat blijkt als ze afscheid neemt van St. John. Ze zegt daar: ‘I mounted to my chamber; locked myself in; fell on my knees; and prayed in my way - a different way to St. Johns, but effective in its own fashion. I seemed to penetrate very near a Mighty Spirit; and my soul rushed out in gratitute at His feet. I rose from the tanksgiving- took a resolve - and lay down, unscared enlightened - eager but for the daylight.
Dat verschilt nogal van de God tot wie St. John bidt (of tegen wie hij minipreekjes afsteekt). Dit is een God waarvan Jane weet en ervaart dat Hij er voor haar is, dat Hij van haar houdt. Daarom dat ze opstaat met dankbaarheid. Zelfs al zou ze niet de juiste keuze gemaakt hebben, deze God respecteert haar als persoon en wijst haar niet af. En daarom kan ze handelen met respect voor zichzelf. En voor anderen (het is tekenend dat het boek eindigt met St. John - het feit dat Jane hem afwees, wil niet zeggen dat ze hem niet respecteert. Ze laat hem in zijn waarde, zoals ze zichzelf in haar waarde laat).

Jane had dit godsbeeld niet van zichzelf - ze groeide juist op als wees in een hard huishouden. Niet de beste omgeving om respect te leren. Maar ik geloof dat het is terug te voeren op haar eerste vriendin Helen Burns. Niet voor niets heeft Charlotte Bronte zoveel aandacht besteed aan deze vriendschap. Dit is de basis om de rest van het werk te interpreteren. Goed, wat dogma’s betreft zou ik als ik muggenzifterig was op haar overtuigingen wel wat aan te merken kunnen hebben (maar daar moet ik nog een keer een ander essay over schrijven) en ze maakt niet echt melding van Jezus - degene door wie wij de Vader hebben leren kennen op de manier zoals Helen Hem beschrijft. Maar hoe Helen God beschrijft, is hoe ik hem heb leren kennen - door Jezus en in mijn gebeden. Als Jane vraagt: ‘Where Is God? What is God?’, antwoordt Helen: ‘My Maker and yours, who will never destroy what He created. I rely implicitly on His power, and confide wholly in His goodness: I count the hours till that eventful one arrives which shall restore me to Him, reveal Him to me.’ En dan vraagt Jane: ‘You are sure then Helen, that there is such a place as heaven, and that our souls can get to it when we die?’. Helen antwoordt: ‘I am sure there is a future state; I believe God is good; I can resign my immortal part to Him without any misgiving. God is my father; God is my friend: I love Him; I believe He loves me.” Jane vraagt: “And shall I see you again, Helen, when I die?”. Ze antwoordt: “You will come to the same region of happiness: be received by the same mighty, universal Parent, no doubt, dear Jane.”
Dit is wat Jane is gaan geloven. Voor haar heeft Gods liefde inderdaad de angst uitgebannen. Ze verlangt niet meer naar beloning voor haar inspanning, en is niet meer bang om door God gestraft te worden. In plaats daarvan weet ze dat God van haar houdt, en haar nooit zal vernietigen, maar haar bij zich wil hebben in zijn eeuwigheid. God is haar vriend, en zal zichzelf aan Haar openbaren. Ze heeft van God waardigheid gekregen, zoals ieder mens van God waarde heeft gekregen. En daarom WIL ze zichzelf en anderen met waardigheid behandelen, ook al MOET ze daarvoor zichzelf soms ontkennen, en anderen pijn doen door ze af te wijzen. Maar ze BEHOORT niets meer. Ze is vrij!

Ik wil ook op deze manier leven. Ik BEHOOR niet meer bijbelstudie te doen of te bidden - ik hoef mezelf niet meer onder druk te zetten om daar mijn tijd mee te vullen. Of God van mij houdt hangt er niet van af. Maar ik realiseer me dat mijn diepste verlangen is om te schrijven. Dat WIL ik, zoals ik nooit heb willen bijbelstudie doen, en daarom MOET ik er tijd voor maken. Daarom MOET ik er elke dag voor zitten. Dat past bij mij. Het is niet iets dat ik BEHOOR. Ik ga er niet aan onderdoor, ik kom er juist door tot leven. Maar net zo WIL ik anderen respecteren. Ik WIL anderen zien zoals God ze ziet. Daarom MOET ik soms dingen doen die in eerste instantie ongemakkelijk zijn, uit mijn comfortzone komen, bijvoorbeeld om een zwerver niet als minder dan menselijk af te schudden, maar hem of haar echt in de ogen te kijken. Maar ook hier ga ik niet aan ten onder, het is voor mij geen verplichting die mij overspannen maakt, want het is niet iets dat ik BEHOOR. Ik geloof zelfs dat ik er uiteindelijk meer mens door wordt, en niet minder. Want we zijn het meest mens als we liefhebben, zoals God ons heeft liefgehad. God, de universele Ouder, die ons en hen ooit zal ontvangen in zijn huis van blijdschap.

zondag 3 maart 2013

Boekbespreking: Jane Eyre, deel 1: willen, moeten en behoren

Een tijdje geleden ontmoette ik een oude vriend. Ik heb op mijn blog eerder over hem geschreven in mijn serie ‘Blast from the Past’. Daar schreef ik over de periode toen ik studeerde en net twintig was. Ik las toen elke dag uit de bijbel (vijf hoofdstukken), memoriseerde bijbelteksten (heb ik nog vaak plezier van, moet ik toegeven), las bijbelstudieboeken, bad elke dag minstens een half uur, probeerde mezelf nieuw testamentisch Grieks aan te leren, en bezocht alle bijeenkomsten van de kerk waar ik toen bij hoorde. Mijn vriend deed hetzelfde. Dat was ook waardoor we elkaar vonden op een bijbelstudiekamp georganiseerd vanuit ons kerkgenootschap. We waren allebei serieuze, toegewijde christenen en we bemoedigden elkaar om God enthousiast te dienen. Zodra we allebei een e-mailadres hadden begonnen we bovendien aan een uitgebreide elektronische correspondentie. Mijn vriend heeft al onze berichten uitgeprint en heeft een hele stapel thuis liggen.
Maar, zoals ik ook in die eerdere serie schreef, in het vierde jaar van mijn studie, toen ik bezig was met mijn afstudeerstage, werd ik overspannen. Ik sliep nauwelijks meer, werd acht keer per nacht wakker, en werd daardoor (natuurlijk) vermoeid en prikkelbaar. Wat ik ook probeerde, ik kon niet ontspannen. Tot een docente van mijn opleiding me suggereerde dat ik, als ik thuis kwam, nu eens niet moest doen wat ik had gepland, dat ik van mezelf moest doen, maar dat ik deed wat ik wilde. Dat was een revolutionair concept voor me! Wat ik eigenlijk direct besefte was dat alle religieuze activiteiten die ik deed niet werden gemotiveerd door verlangen, maar dat ik ze deed (en zo hard) uit een gevoel van verplichting. Ik dacht dat ik een slecht christen zou zijn als ik het niet deed, dat ik dan tekort zou schieten. Ik voelde me schuldig als ik mijn doelen niet haalde. Ik zette mezelf onder druk, door niet te doen wat ik eigenlijk wilde, en mijn tijd vol te plannen met wat ik geloofde dat ik moest. Dat kon natuurlijk niet goed gaan. Ik realiseerde me toen dat ik eigenlijk wilde schrijven. En begon aan mijn boek Neptunus (dat binnenkort opnieuw wordt uitgegeven! Houd deze plek in de gaten! - een beetje reclame voor mezelf mag wel op mijn eigen blog, toch). Ik heb toen een paar jaar lang niet gebeden en niet uit de bijbel gelezen, en geen christelijke boeken gelezen. Dat was heerlijk. Mijn vriend ging daar echter wel mee door. En dat leidde tot spanning in onze relatie. Want ik geloofde dat hij alles deed uit dezelfde motieven als ik. Dat ook hij alleen werd gedreven door gevoelens van schuldgevoel, schaamte en verplichting. Dat hij mij daarom aanmoedigde om te blijven bijbellezen. (Aan de andere kant dacht hij dat ik werd gedreven door dezelfde motieven als hij: dat ik werkelijk graag bijbelstudie deed, en dat mijn passie om te bidden uit mijn hart kwam, zoals bij hem). Dit leidde ertoe dat ik onze relatie verbrak. Het heeft jaren geduurd voor ik hem daarvoor om vergeving vroeg - die hij gelukkig verleende. Ik begreep toen dat al die activiteiten bij hem niet voortkwamen uit plicht, maar dat hij zich er echt graag mee bezighield (en nu dertien jaar later nog steeds graag mee bezighoudt!). Zijn motivatie was oprecht, terwijl die van mij uit schuldgevoel en schaamte voortkwam. Ik was namelijk veel liever bezig met verhalen, met boeken, met fantasie en verbeelding. Dat was wat mij motiveerde.

Toen ik na de ontmoeting met mijn vriend sprak met mijn verloofde, zei ik: “Hij is echt zoals St. John Rivers.” -En daar hebben we de connectie met deze boekbespreking. Ik had namelijk net het boek Jane Eyre van Charlotte Bronte gelezen. Dit is een van de favoriete boeken van mijn verloofde, en het is bovendien nog eens een klassieker (ik meen ergens gelezen te hebben dat ook C.S. Lewis fan was van de Bronte-boeken). Het boek gaat over  weesmeisje Jane Eyre, die gouvernante wordt van een meisje, Adele, in een kasteel. Dan komt de heer de huizes thuis van zijn reis. Deze Mr. Rochester is onconventioneel eerlijk, gepassioneerd en behandelt Jane als gelijke. En hij is gecharmeerd van haar eerlijkheid en stelligheid. Jane krijgt gevoelens voor hem, maar mr. Rochester lijkt te willen trouwen met een adellijke dame. Ze kan het dan ook nauwelijks geloven als hij opeens haar ten huwelijk vraagt. Maar als ze getweeën in de kapel staan, wordt de plechtigheid onderbroken. Een advocaat heeft bewijs dat het huwelijk tussen Rochester en Jane Eyre ongeldig zou maken ...
Over de literaire kwaliteiten van het boek zal ik het hieronder niet uitgebreid hebben. Het is niet voor niets een klassieker. Charlotte Bronte schrijft heel invoelend vanuit het perspectief van Jane. Het wordt een werkelijk persoon voor de lezers, met niet alleen goede, maar ook minder positieve eigenschappen. Dit is bijvoorbeeld eindelijk een romantisch boek waarin de heldin niet bijzonder knap of aantrekkelijk is. De man in haar leven trouwens ook niet. Verder is het boek voor de tijd waarin het werd geschreven behoorlijk feministisch. Jane’s betoog dat vrouwen een zelfde innerlijke leven hebben als mannen en net als mannen hun eigen leven willen leiden, lijkt voor ons wellicht vanzelfsprekend, maar was dat in de negentiende eeuw absoluut niet. Het verhaal bevat enkele gothische elementen die er zelfs een thrillersfeertje aan zouden kunnen geven, maar het wordt niet als horror behandelt. Aan het eind sluipt er een voor moderne lezers magisch realistisch tintje in, als twee karakters elkaar over een afstand van tientallen mijlen naar elkaar horen roepen. Maar dat is niet wat bij blijft. Wat bij blijft is het karakter van Jane Eyre, en het gevoel haar echt te kennen. Iemand die je graag in je kennissenkring zou hebben, al was het maar om haar verbeelding - ze maakt zelfs fantasy-illustraties.

Van een van de karakters in het boek dacht mijn verloofde aanvankelijk dat die leek op mij zoals ik voor mijn overspannenheid was, omdat hij zich ook onder druk zette om de Heer te dienen, zo ver dat hij zelfs een relatie weigerde met iemand die op hem verliefd was (en van wie hij ook hield), zodat hij zendeling kon worden in India. Ze dacht dat dit bij St. John Rivers ook voortkwam uit schuldgevoel en verplichting. Maar toen ik het boek las, realiseerde ik me dat het anders was. De passie van St. John Rivers was namelijk oprecht. Hij wilde echt de Heer dienen. Het was zijn natuur. Zoals Jane Eyre over hem zegt: “I saw he was of the material from which nature hews her heroes - Christian and Pagan- her lawgivers, her statesmen, her conquerors: a steadfast bulwark for great interests to rest upon ... This parlour iss not his sphere. The Himalayan ridge or Caffre bush, even the plague-curses Guinea Coast swamp would suit him better. Well may he eschew the calm of domestic life; it is not his element: there his faculties stagnate. It is in scenes of strife and danger - where courage is proved, and energy exercised, and fortitude tasked-that he will speak and move, the leader and superior. A merry child would have the adventage of him on this hearth. He is right to choose a missionary’s career- I see it now.” Zo was het verlangen om bijbelstudie te doen en te bidden van mijn vriend ook altijd oprecht was geweest. Het hoorde bij hem.
Ik herkende mezelf echter eerder in Jane Eyre - op wie het betreffende karakter inpraat dat zij ook zendelinge moet worden (hij schrijft aan haar dezelfde motivatie toe als hij zelf heeft). En St. John Rivers wil dat ze haar leven achterlaat om voor de Heer te lijden. “Remember, we are bid to work while it is day - warned that ‘the night cometh when no man shall work’  Remember the fate of Dives, who had his good things in this life. God give you strength to choose that better part which shall not be taken from you!” Omdat hij zendeling wil worden, denkt hij dat dit het plan van God met allen is. En Jane is er gevoelig voor. Zoals iemand tegen haar zegt: “St. John would urge you to impossibilities; with him there would be no permission to rest during the hot hours; and unfortunately, I have noticed, whatever he exacts, you force yourself to perform.” En het zou voor Jane slecht aflopen, want het is niet haar ware natuur. Zij heeft een meer verbeeldingsvolle geest - ze is in haar hart een kunstenares, die prachtige fantasievolle tekeningen maakt. Daar verlangt ze naar. Jane zegt daarom: “As his wife-at his side always, and always restrained, and always checked - forced to keep the fire of my nature continually low, to compel it to burn inwardly and never utter a cry, though the imprisoned flame consumed vital after vital - THIS would be unendurable ... If he would marry me, he would kill me. He is killing me now.’ Gedwongen worden haar ware natuur te onderdrukken om religieus gedrag te vertonen dat ze eigenlijk niet wil, zou haar dood worden. Ze zou er overspannen van worden, is wat ik haar hoor zeggen. Ze kan zichzelf niet op die manier ontkennen zonder eraan te bezwijken. Daarom weigert ze met St. John mee te gaan naar India.
Maar het interessante in het boek is natuurlijk dat een paar hoofdstukken eerder Jane ogenschijnlijk zichzelf en haar passie wel ontkende, namelijk door weg te rennen bij Mr. Rochester, de liefde van haar leven, de man van wie ze meer dan alles hield. Ze kon haar hart met hem delen (zoals ze dat niet kon met St. John). Ze kon alles tegen hem zeggen. En hij had haar gezegd dat hij ook van haar hield. Hij had haar ten huwelijk gevraagd. Hij had zelfs een prachtige trouwjurk voor haar gekocht. Hij was bereid de kloof van rijkdom en afkomst te overbruggen voor haar: een edelman die zich wil binden aan een gouvernante. Jane wist heel zeker dat Mr. Rochester haar gelukkig zou maken. Mr. Rochester is namelijk een heel andere man dan St. John. Gepassioneerd. Misschien zelfs te gepassioneerd. Hij leeft namelijk niet voor een hoger ideaal, zoals St. John, maar alleen voor zichzelf. “Since happiness is irrevocably denied me, I have a right to get pleasure out of life: and I WILL get it, cost what it may.” Hij leeft niet uit zijn hoofd (zoals St. John), maar uit zijn buik (waar Jane uit haar hart leeft, zoals ik in het volgende deel van deze bespreking zal laten zien). Mr. Rochester leeft voor wat hij verlangt. Maar net als St. John wil ook hij Jane iets opleggen, namelijk dat zij net als hij haar verlangen klakkeloos volgt, dat ze toegeeft aan haar verliefdheid, en in feite zijn maîtresse wordt. Hij wil dat ze geen belang hecht aan de huwelijksbelofte, dat ze alles maar laat schieten om zich aan hem te binden. Hij wil dat ze haar lust volgt. Haar ‘vlees’ in de termen van de bijbel. Waar St. John vond dat Jane op hem behoorde te lijken, vindt Mr. Rochester dat Jane op hem behoort te lijken. En in beide situaties gaat Jane er bijna aan onderdoor.

Ik las met mijn verloofde laatst in het interessante boek When I Say No, I Feel Guilty (Als Ik Nee Zeg, Voel Ik Mij Schuldig) van Manuel J. Smith een paragraaf die de situatie van Jane verduidelijkt (en ook mijn eigen situatie). Het gaat om het verschil tussen ‘moeten’ en ‘behoren’. Hij schrijft: ‘I often ask people to phrase their internal conflict in any of these three categories: ‘I want to’, ‘I have to’ or ‘I should’. The I WANT category is straightforward i.e. I WANT to have steak for dinner three times a week, I WANT to go to the movies instead of watching TV, or I WANT to spend the rest of my life living on the beach in Tahiti. From these wants, certain I HAVE TO’s or contingencies follow. The I HAVE TO’s are compromises that you work out within yourself and with other people. If I WANT steak three times a week, I HAVE TO get the money to afford to eat steak three times a week. If I have to get this money (and I also want to stay out of jail), I HAVE TO work at a job that pays enough money so I can afford steak three times a week (or some other compromise that works). If I WANT TO go to the movies tonight, I HAVE TO forgo watching my favorite TV-program. If I WANT TO spend my life lounging on the beach of Tahiti, I will HAVE TO get used to ‘tropical lunch’ (whatever you can mooch). All these contingencies on what you do because you want certain things are quite simple: you simply decide if the I WANTS are worth the I HAVE TO’s. Many people, however, cofuse the I HAVE TO’s with the I SHOULD’s and muddy the clear water of their thinking. SHOULDS as a rule of thumb, can be categorised as manipulative structure used to get you to do wahtever someone else wants, or arbitrary structure you have imposed upon yourself to deal with your own insecurity concerning what you ‘can or cannot’ do. For instance: I SHOULD work because everybody SHOULD be productive, not just because I want meat on the table three nights a week. I SHOULD get out in the evening because I SHOULDN’T watch TV all the time. I SHOULDN’T want to go to Tahiti, because no one SHOULD be a beach bum. Whenever you hear yourself or someone else say ‘should’, extend your antimanipulative antennae up as far as possible and listen carefully. In all likelyhood, some message will follow that says: ‘You are not your own judge’.

Als ik kijk naar mijn eigen leven en de reden dat ik overspannen ben geworden, realiseer ik me dat ik leefde op basis van ‘behoren’. En dat slurpte mijn energie weg. En nog steeds hoor ik veel boodschappen die me zeggen dat ik dingen ‘behoor’. Die komen voort uit de maatschappij (je ‘behoort’ een goede baan te hebben, je ‘behoort’ naar de sportschool te gaan), maar helaas ook uit de kerk. De meeste boodschappen over het christelijke leven die worden gebracht in de kerk, zijn in mijn ervaring ‘behorens’. Ik ‘behoor’ meer te bidden,  ik ‘behoor’ meer te geven, ik ‘behoor’ de leiders te gehoorzamen. Anders ben ik geen goed christen, anders hoor ik er niet bij, anders stel ik God en andere mensen teleur, anders ... Mede als gevolg van mijn overspannenheid lukt het me niet goed deze ‘behorens’ buiten me te houden en ik krijg er stress van. Dat is niet gezond. Ik heb vaker geschreven op mijn blog over de verschillen tussen motivatie van buitenaf, en van binnenuit. Motivatie van buitenaf (gebaseerd op de principes van beloning en straf) ontneemt me uiteindelijk mijn vrijheid, en maakt me minder mezelf. Bovendien kan ik het uiteindelijk niet volhouden.
Ik verander alleen als ik wordt gemotiveerd van binnenuit. Als mijn verlangen verandert. Als mijn ‘Ik WIL’ verandert. Want dan ga ik zien dat daarbij een ‘Ik MOET’ hoort!
Toen ik op de middelbare school heel graag met een survivalkamp naar de Ardennen meewilde, besefte ik dat ik moest trainen. En dat heb ik toen een hele tijd gedaan. En toen ik besefte dat ik niet langer vrijgezel wilde blijven, realiseerde ik dat ik initiatief moest nemen om vrouwen aan te spreken, ook al voelde dat spannend. Ik geloof dat het zo ook geldt op het gebied van het christelijk geloof, maar daarover zal ik meer schrijven in het tweede deel van deze bespreking. Ik zal laten zien hoe Jane Eyre vanuit haar zelfrespect in staat is om ‘nee’ te zeggen tegen de ‘behorens’ die haar worden opgelegd door St. John Rivers en Mr. Rochester, en waar dat zelfrespect vandaan komt, namelijk: de liefde van God, die de angst uitdrijft en ons weerbaar maakt tegen manipulatie.