maandag 19 maart 2012

Boekbespreking: The Ale Boy's Feast

Ik snap natuurlijk dat jullie allemaal naar de winkel rennen (of Amazon opstarten) zodra ik op mijn blog een film- of boekbespreking publiceer. Maar in dit geval zou dat wat voorbarig zijn. Niet dat ik dit boek niet van harte aanbeveel. Maar het is het vierde deel van een serie. Dus als je door mijn boekbespreking geintrigeerd raakt, koop of bestel dan het eerste deel eerst (Auralia’s Colors) en lees de serie in de goede volgorde. Je zult er geen spijt van krijgen.
Maar waarom dan toch een bespreking van het vierde deel van een fantasyserie, waarvan ik de eerste delen niet heb besproken? Ik denk dat het zin heeft. In het slot van een serie (in elk geval van deze serie) worden de thema’s van het verhaal opeens duidelijker. Terwijl de verschillende verhaallijnen hun ontknoping naderen, komen de motivaties van de hoofdpersonen opeens tevoorschijn, en wordt ook duidelijk waaraan de gekwelde helden hun hoop ontlenen. Allerlei losse einden en puzzelstukken uit eerdere delen vallen opeens op hun plek. Waar ik in de eerste delen nog wat afstand ervoer van de hoofdpersonen, en als lezer weinig investeerde in hun belevenissen, kwamen ze nu voor mij tot leven, en was ik oprecht betrokken bij hun wedervaren. In dit geval betekende dit dat ik mijn oordeel over de eerdere delen (die ik overigens goed vond, in elk geval goed genoeg om ook het vierde deel te lezen) moest herzien. Ik zag opeens wat de auteur wilde bereiken. Delen van het verhaal die ik er los bij vond hangen bleken opeens toch verbonden met het grote verhaal. En dus steeg na het lezen van het slot ook mijn bewondering voor de serie als geheel. Vooral omdat de schrijver christen is - Jeffrey Overstreet was lang filmrecensent voor Christianity Today. Anderhalf jaar geleden deed ik mijn beklag op mijn blog over het feit dat er geen christen-schrijvers zijn tegenwoordig die staan in de traditie van C.S. Lewis, J.R.R. Tolkien of G.K. Chesterton (en George MacDonald), schrijvers die diep en eerlijk nadenken over het christendom en haar relatie met cultuur, verhalen en betekenis, en die tegelijk zelf verhalen schrijven. Niet (in de eerste plaats) om te evangeliseren of een ander leerstellig punt te maken, maar om te scheppen, om hun taak als ‘subcreator’ te vervullen. Het is nog iets te vroeg om Jeffrey Overstreet aan te wijzen als hun opvolger (ik zou nog een boek van hem willen lezen), maar hij laat duidelijk zien wel degelijk in hun lijn thuis te horen. Zijn verhaal is namelijk niet prekerig (verschillende recensies op Amazon beschuldigen zijn boek er van niet een christelijke wereldvisie uit te dragen - onzin, maar ik vind het een verkapt compliment!), en is in de eerste plaats geschreven voor de karakters, de wereld en de duidelijk merkbare vreugde van de schrijver in het schrijven zelf. Geen opgeheven wijsvinger, dus - en geen overdreven terughoudendheid in het beschrijven van minder hoogstaande mensen en hun daden. De moraal van dit verhaal komt voort uit de totale natuur en persoonlijkheid van de schrijver en is dus niet kunstmatig. En de moraal is bovendien niet leerstellig, maar uitnodigend. Schoonheid, mysterie, kunst, het stellen van vragen, de wijsheid van kinderen en het achterlaten van veiligheid - dat staat centraal. En waar dat heen leidt blijft (letterlijk) in nevelen gehuld - maar ik meen met de auteur dat wie oprecht de verlangens volgt die in zijn hart zijn gelegd, verlangens naar schoonheid, waarheid, en relatie, zal uitkomen bij de Schepper van het verlangen - tegelijk de enige die ze ooit geheel kan vervullen.

Overstreet gebruikt een geheel eigen stijl in zijn verhalen. Heel beeldend (zijn oog als filmrecesent komt hem van pas) - ik heb gezien dat hij in recensies werd vergeleken met de stijl van een filmscript. Het stimuleert wel de verbeelding, en geeft een duidelijk gevoel van sfeer. Het maakt bovendien dat je dit boek niet snel kunt lezen. Je moet je aandacht erbij houden, je moet je concentreren. Je kunt niet even tussendoor je ogen over de pagina’s laten gaan. Dit is precies wat de auteur beoogt te zeggen: dat je als mens aandacht moet hebben voor de schoonheid van de wereld rondom je, en er zorg aan moet besteden. Dat die aandacht vrucht afwerpt in je leven. De vorm sluit dus aan bij de inhoud. Maar Overstreet gaat er een stap te ver in - naar mijn mening. Hij verzint namelijk ook een hele ecologie voor zijn wereld, met allerlei fantasievolle planten en dieren. Zo rijden veel mensen in het boek niet op paarden, maar op Fawns, tweebenige reptielen, die om te eten met een slurf in de modder zuigen. Begrijp me niet verkeerd: ik ben groot liefhebber van nieuwe ecosystemen, werelden met nieuwe planten en dieren. Maar deze horen thuis in science fiction, niet in fantasy. In een SF-verhaal zou de vreemdheid van de biologie nameljk zijn waar het verhaal om draait - het verkennen van een nieuwe wereld, het ontdekken van de verbanden en de samenhang. In een fantasy-verhaal voegt het een extra onwerkelijkheid toe aan het verhaal, wat het veel moeilijker maakt om in het verhaal te geloven. De laag van de ‘magie’, van het wonderlijke, het fantastische, is waar het om gaat in de fantasy. Daarom dat de wereld eromheen vaak vrij gewoon is - geen bizarre dieren, maar wolven, paarden, arenden (zelfs op werelden met twee manen of een totaal ander weersysteem). De lezer accepteert al dat er magie is in deze wereld. Hij moet in Overstreets boeken ook accepteren dat alle planten en dieren er anders uitzien (hoewel ze geen rol spelen in de kern van het verhaal). Ikzelf als amateurbioloog ging me bijvoorbeeld afvragen hoe het ecosysteem werkte, hoe zulke grote rijdieren genoeg voedsel uit de modder konden halen, hoe de bomen langs een ondergrondse rivier in leven konden blijven, hoe de mens in dit geval geevolueerd kon zijn et cetera. In een SF-verhaal legitieme vragen (want wetenschappelijk), maar niet in fantasy. Een enkele laag onwerkelijkheid is volgens mij voldoende. In mijn visie zouden deze boeken veel beter zijn geweest als het niet-magische, niet-wonderlijke deel van de wereld meer had geleken op onze wereld - als de hoofdpersonen gewoon op paarden reden. Nu is het moeilijker dan strikt noodzakelijk om je in deze wereld in te leven. Maar die moeite is het boek meer dan waard.

Het verhaal is gesitueerd in 'The Expanse', een land dat van ouds wordt geregeerd door vier ‘huizen’. Maar in de loop van de geschiedenis is elk huis het slachtoffer geworden van een vloek. Huis Cent Regus verviel in chaos toen haar bewoners verslaafd raakten aan ‘The Essence’ en verwerden tot beestmensen. In Huis Jenta vervielen de filosofen en tovenaars tot een existentiele wanhoop omdat ze het leven als zinloos gingen zien. Huis Abascar stortte in, omdat de fundamenten werden ondergraven door zwarte wortels, en huis Bel Amica raakte in de greep van zieners, die hun onderdanen de vervulling beloofden van hun wensen naar macht en invloed. En het verval lijkt zich uiteindelijk zelfs uit te breiden naar de natuur van The Expanse, die zich in toenemende mate keert tegen de restanten van de menselijke huizen.
Maar er is ook een andere lijn. Iedereen in dit gebied droomde als kind van ‘The Keeper’, een mysterieus wezen, gelijkend op een draak, die een onbestemd verlangen opwekt. En in een voetafdruk van de ‘Keeper’ vonden twee verzamelaars van huis Abascar een meisje: Auralia. Zij bleek de gave te hebben om kleurrijke schilderijen en kunstwerken te maken, schoonheid die niemand in The Expanse eerder gezien had, schoonheid die een ontwrichtend effect had op de levens van verschillende mensen. De grijze machthebbers sloten haar op in de gevangenis. Maar anderen: de beestmens Jordam, de prins Cal-Raven en de ‘Ale Boy’ gingen naar Auralia’s kleuren verlangen en gingen op avontuur.
Na de val van huis Abascar nam prins Cal-Raven de taak op zich de restanten van zijn volk naar een veilige plek te leiden. Hij heeft ook een locatie in gedachten. Inius Throan, de legendarische eerste stad, gebouwd door de mytische voorvader van de vier huizen, diep in het scheidingsgebergte. De weg ernaar toe blijkt echter niet eenvoudig. De Ale Boy probeert tegelijkertijd de slaven van de beestmensen te bevrijden en hen langs een ondergrondse rivier naar de vrijheid te voeren. Maar zijn heldhaftige inzet eist een verschrikkelijke tol. Ondertussen zoekt magier Scharr Ben Fray, de mentor van Cal-Raven, naar antwoorden. In de resten van zijn geboortegrond Huis Jenta ontdekt hij dat het hele geloof van The Expanse wel eens gebaseerd zou kunnen zijn op een verschrikkelijke leugen. En van Auralia en haar belangrijkste kunstwerk ontbreekt al een tijd lang elk spoor ...

Jeffrey Overstreets non fictie boek heette Looking closer en zijn blog heet nog steeds zo. Dit is een van zijn hoofdthema’s: dat de werkelijk betekenisvolle dingen niet aan de oppervlakte liggen of direct waarneembaar zijn, maar dat je er moeite voor moet doen, er aandacht voor moet hebben. Dat je van dichterbij moet kijken. Dit brengt hij zelf in praktijk in zijn filmbesprekingen, waarbij hij met een goed oog voor detail de nuance van het verhaal naar voren haalt, en de glimpsen en verwijzingen naar het goddelijke weet te vangen. Het betekent echter niet dat je door hard studeren, en lange inspanning gegarandeerd die belangrijke zaken kunt bereiken, of dat dit altijd noodzakelijk is.
In The Ale Boy’s Feast is ook sprake van een geheim achter de wereld, een leidend principe dat alles lijkt te doortrekken, een macht die mensen motiveert en leven brengt. En ook in dit boek zijn er karakters die denken dat ze met hun denken en hun studeren deze diepe waarheid kunnen doorgronden - maar zij blijken uiteindelijk het bij het verkeerde eind te hebben. Wat belangrijk is in het leven is niet materieel, niet tastbaar, niet grijpbaar. Het is niet een grondstof of product dat wij kunnen bewerken of manipuleren. Als dat wel zo was, zouden we het direct aangrijpen om andere mensen te controleren of te overheersen (zo zijn we ook wel weer als mensen). En het diepe geheim van de werkelijkheid, het Grote Verhaal, de schat waar we allemaal naar zoeken, kan op geen enkele manier worden gebruikt om over anderen te heersen, of je eigen invloed in de wereld te vergroten. Wie alleen uit is op macht, zal merken dat deze zaken als zand tussen zijn vingers wegglijden, of als een spook aan zijn greep ontsnappen. 
Het diepe geheim van het leven openbaart zich daarentegen in vluchtige dromen (en vooral in die van kinderen, die nog een helder beeld hebben op de realiteit van het leven). Het openbaart zich in kunst en in landschappen, en soms maakt het zo’n indruk op ons, dat het visioen een litteken in ons achterlaat. Een verlangen dat ons blijft achtervolgen. Het openbaart zich in nederige mensen, die eenvoudige dingen maken en gewoon voor elkaar zorgen. En het nodigt mensen uit om op zoek te gaan, om de ogen open te houden, om hun werkelijke thuis te vinden. Het geheim van de wereld ligt namelijk altijd buiten mensen zelf. Het bevindt zich in schoonheid - de schoonheid van de natuur, of van kunst. In waarheid - in eerlijkheid naar zichzelf en anderen, en het avontuur om te doen wat goed is. En het ligt in relaties - in de ander, die belangrijk is op zichzelf, en die altijd de ander zal blijven. Schoonheid, waarheid en relatie - de drie grote verlangens van de mens. En alle drie zijn het vormen van liefde, liefde voor iets betekenisvols buiten het zelf. Liefde die datgene buiten het zelf belangrijk vindt juist omdat het zichzelf is. Liefde die de schoonheid, de waarheid en de andere mens niet hoeft te bezitten of te controleren, maar deze wil liefhebben, wil ervaren, wil ontvangen.

Dat is waarom mensen wat belangrijk is nooit zullen kunnen bezitten of controleren - je kunt het namelijk alleen ontvangen. Je kunt er alleen maar voor open staan. Je moet je ogen ervoor open houden, op de uitkijk zijn, je laten verbazen. Je moet gericht zijn op wat buiten jezelf is, en niet bezorgd zijn over ‘eten of drinken, of waarmee u zich zult kleden, want naar al deze dingen verlangen de volken’. Je moet worden als de kinderen, want van hun is het koninkrijk der hemelen (en ik schrijf het hier allemaal wat poetisch op, maar ik geloof dat dit het koninkrijk der hemelen is: schoonheid, waarheid, intimiteit - dit is het karakter van God, die liefde is. Dit is wat hij wil schenken!). Niet toevallig worden degenen in dit verhaal die het geheim bereikt hebben omschreven als kinderen (de ‘Northchildren’). En niet toevallig is Auralia in het eerste boek een kind als ze met haar kleuren mensen wakker schudt uit hun grijze leven (uit de mond van kinderen en gekken ...). En niet toevallig is dit boek genoemd naar de Ale Boy - een eenvoudige jongen die alleen zijn taak doet, en door anderen ‘Rescue’ wordt genoemd. Kinderen kunnen een situatie nemen zoals die is, kinderen kunnen eenvoudig ontvangen, kinderen kunnen werkelijk genieten. Kinderen kunnen ongeremd verlangen. En zo is het met het koninkrijk van God ook. Het wordt gegeven aan wie gelooft, dat wil zeggen: aan wie ernaar verlangt, wie ervoor openstaat. Iets dat buiten je is kun je namelijk alleen met open handen aanvaarden, maar je kunt het nooit vastgrijpen.
Ik probeer dat vaak wel. In al mijn pogingen om ‘een relatie met God’ te hebben. In mijn bijna dwangmatige discipline van vroeger met betrekking tot gebed en bijbellezen. In mijn plichtmatige kerkgang. In mijn vasthouden aan leerstellingen en dogma’s. Ik probeer God aan mij te onderwerpen, ik probeer met mijn inspanningen zijn eeuwigheidsleven te controleren. Maar dat lukt niet. God is altijd de Ander, die zich niet laat manipuleren, maar die zich wel wil geven. Heel vaak sta ik niet open voor dat geschenk. Zolang ik namelijk blijf controleren, ben ik gefocust op wat ik doe, op mijn handelen en mijn verwachtingen, en zijn mijn zintuigen (materieel en geestelijk) niet open voor wat buiten mij is. Zolang ik maar blijf schreeuwen, hoor ik niet de zachte, fluisterende stem die tot mij spreek. Maar wat buiten mij is neem ik alleen waar als ik mijn inspanningen opgeef en begin te kijken, te luisteren. En dan gebeurt het opeens dat ik uit de trein de zon zie opgaan boven benevelde weilanden en door die schoonheid diep in mijn hart geraakt wordt. Dan gebeurt het opeens dat ik inzicht krijg in wat liefde is en weet dat ik dat niet zelf verzonnen heb. Dan gebeurt het opeens dat ik met een ander ben, en ik vergeet mezelf even. Dan merk ik de flitsen van verlangen opeens, verlangen naar echte schoonheid, waarheid en liefde, naar echte betekenis (gegeven door God en niet door mij), en dan stel ik mijn gedachten ook open voor die grote Ander, dank hem, en laat hem spreken. Het zijn glimpsen, suggesties. We zien nu nog door een spiegel, als in raadselen, zoals Paulus zegt. Maar eens zullen we kennen, zoals we zelf gekend zijn.

Ik heb mijn punt meer geschetst in beelden en suggesties, dan in een gestructureerd en helder betoog - voor een deel is dat omdat ik zit te schrijven in de trein en mijn recensie graag vanavond wil plaatsen, maar misschien is dit ook wel de manier waarop deze boodschap het best bij de lezers landt. Niet door ze er over te vertellen, en hun intellect in te lichten, maar door ze ernaar te laten verlangen. The Ale Boy’s Feast had dat effect op mij. Ik ving bij het lezen van dit boek een paar glimpsen op van het Grote Verhaal. En ik wilde me er meer voor open stellen. Boeken die dit effect hebben, kan ik van harte aanbevelen.