vrijdag 24 februari 2012

Macht en zwakheid 2: de overwinning van de zwakke

Filmkenners weten dat Steven Spielberg heel graag een James Bond-film had willen regisseren. Dat was de reden dat hij direct enthousiast reageerde toen George Lucas bij hem kwam met een held in dezelfde lijn: een archeoloog die over de hele wereld avonturen beleefde, ternauwernood aan gevaar ontsnapte, omging met mooie vrouwen en uiteindelijk de westerse samenleving redde. Een hoofdpersoon met eenzelfde korte, krachtige, algemene naam: Indiana Jones.
Maar deze ‘held’ bleek uiteindelijk totaal anders te zijn dan de Engelse superspion. Al was het alleen maar omdat zijn naam was gebaseerd op die van een hond, in plaats van een Engelse ornitholoog (hoe vaak kun je dat woord zomaar in een blog gebruiken?). Bond is upperclass, Jones is een alledaagse onderwijzer. Bond weet altijd precies wat hij in elke situatie moet doen. Jones zegt eerlijk: ‘I’m making it up as I go.’ Bond schiet altijd raak, wordt zelf nooit verwond, na een gevecht zit zijn scheiding nog even netjes en is zijn tuxedo nog glanzend zwart. Jones schiet mis, wordt neergeslagen, raakt gewond en scheurt en besmeurt zijn kleren: ‘It’s not the years honey, it’s the mileage’. Waar Bond de beste is in zijn vak, wordt Indiana voortdurend afgetroefd door zijn concurrenten - de openingsscene van de eerste film, met de rollende steen, eindigt ermee dat Belloq de schat van Indiana afpakt. Bond is een ‘womanizer’ die schijnbaar zonder moeite de mooiste vrouwen in bed krijgt, en hen ook nog eens zo bevredigt dat ze zijn machogedrag accepteren. Indiana’s liefdesleven is lang niet zo succesvol. In de eerste film is hij te moe om met zijn vriendin te slapen, in de tweede film is zijn vriendin tegen haar zin bij hem en laat dat ook weten, en zijn vriendin in de derde film verraadt hem.
James Bond is de competente held, die de overwinning haalt door zijn eigen kunnen. Niet geheel toevallig staat Bond dan ook aan de kant van de regering, van de autoriteit, van de macht. Bij Indiana Jones is het anders. Het video-essay dat ik in het vorige deel van deze serie aanhaalde, suggereert: “Spielberg’s heroes survive, and sometimes triumph, by being tough, smart, and lucky. Most of all lucky.” Indiana Jones is een held die zich hiervan bewust is. Hij weet dat hij in een situatie is die zijn vermogen te boven gaat. Voor Indiana Jones is de autoriteit een vijand: niet alleen de nazi’s, maar ook de Amerikaanse bureaucratie, die zijn ontdekkingen aan het zicht onttrekt en in kratten opslaat in onpersoonlijke hangars. Indiana staat aan de kant van de zwakken, in The Temple of Doom bevrijdt hij kinderen uit slavernij, in The Last Crusade herkent hij dat de Graal een eenvoudige timmermansbeker moet zijn, en gebruikt hij die om zijn vader te redden. En Indiana begrijpt dat de eindoverwinning niet van hemzelf afhankelijk is, maar van een macht buiten hem. Toeval - of het ingrijpen van God. The Raiders of the Lost Ark eindigt er niet mee dat de held al one-liners spuiend een basis van de superschurk doet exploderen. De ontknoping van de film is een openbaring van God, die het kwaad verdelgt en de vastgebonden, machteloze hoofdpersonen van de ondergang redt.
Daar zit een les in.

Wij denken dat we als christenen als James Bond moeten zijn, maar we zijn eerder Indiana Jones. We denken dat we ervoor kunnen zorgen dat we ons gedragen volgens de regels. We denken dat we met onze methodes en technieken andere mensen ten goede kunnen veranderen, zodat ze op ons gaan lijken (want dat is immers goed). We denken dat we als we maar genoeg ons best doen, de wereld een betere plek kunnen maken (in elk geval volgens onze definitie van ‘beter’). We zien onszelf als ‘helden’ en geloven dat we ons ‘heldenverhaal’ aan de rest van de mensheid moeten opleggen. We staan zo aan de kant van de macht en autoritieit waarmee de wereld wordt gecontroleerd.
We zijn als de ‘rijke jongeling’ in Markus 10:17v: “En toen Hij op weg ging, liep iemand op Hem toe, viel op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” Interessant genoeg reageert Jezus het eerst op zijn gebruik van het woord ‘goed’. “Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.” Ik denk dat deze man zichzelf ook goed vond. Hij stond aan de kant van God, hij hoorde bij de ‘goeien. En daar had hij zelf voor gezorgd: door zijn discipline en zijn wilskracht kon hij er niet alleen voor zorgen dat hij zelf zich aan de regels hield, maar misschien ook dat anderen zich aan de regels zouden houden. God zou wel blij zijn met iemand als hij die de belangen van de schepper op aarde zo goed wist te dienen. Hij vroeg dan ook wat hij nog meer kon ‘doen’ om Gods koninkrijk op Aarde te brengen. “Gij kent de geboden: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, gij zult niet ontvreemden, eer uw vader en moeder. Hij zeide tot Hem: Meester, dat alles heb ik in acht genomen van mijn jeugd af.”
Jezus denkt er echter anders over. Hij wil deze man van zijn voetstuk halen, en hem ervan overtuigen dat het er helemaal niet om gaat ‘goed’ te zijn - alleen God kan van zichzelf zeggen dat hij goed is. Wij kunnen nooit die morele superioriteit (en machtspositie) claimen die bij dat woord hoort. We kunnen alleen maar toegeven dat we zwak zijn en afhankelijk van God. Ik meen dat dit is wat Jezus bij deze man wilde bereiken en dat hij hem daarom iets opdroeg waarvan hij wist dat hij dit niet kon opbrengen, namelijk alles verkopen dat hij bezat.
Dit bleek de man niet te kunnen! Waarom niet? Omdat hij hebzuchtig was? Dat was hij niet: hij hield zich aan de geboden, dat wilde zeggen dat hij zelfs nooit iets had begeerd dat van een ander was (wat een van de tien geboden is!). Waarom kon hij dan niet afzien van zijn rijkdom? Omdat deze rijkdom de bron was van zijn macht, het middel waarmee hij invloed kon uitoefenen op zijn leven en zijn omgeving. Hierin lag zijn zekerheid, hierdoor kon hij zichzelf ‘goed’ noemen. Wat Jezus hem vroeg was zijn ‘heldenverhaal’ op te geven en een positie in te nemen waarin hij afhankelijk was: van andere mensen, maar vooral van God. Hij moest zijn macht afleggen. Hij moest ophouden Gods koninkrijk tot stand te brengen met zijn eigen wilskracht, hij moest toegeven dat hij geen enkel recht kon laten gelden op het eeuwige leven. De enige manier om het koninkrijk van God te ontvangen, is namelijk door er als een kind voor open te staan.
Net als in de Indiana Jones-films komt de redding ook voor ons van buitenaf. Het is een ingrijpen van God in onze werkelijkheid, de verandering die het gevolg is van opstandingskracht. Leven uit de dood. God is het die ons rechtvaardig maakt - niet onze eigen ‘goedheid’. Dat is niet wat we graag willen horen, vooral niet als onze wilskracht op gebieden in ons leven tot succes heeft geleid, als we macht hebben verkregen, of rijkdom, of respect voor onze moraliteit. Dat is waarom de jonge rijke man ook uiteindelijk van Jezus wegging, dat is waarom Jezus waarschuwt dat het voor rijken moeilijk is het koninkrijk van God binnen te gaan. Ze kunnen moeilijk worden als de kinderen, dat wil zeggen: hun macht en autoriteit loslaten en eenvoudig ontvangen wat God hen wil geven: ondeelbare betekenis, de wetenschap zijn geliefden te zijn, het leven van de eeuwigheid.

Dit verhaal suggereert dat het verhaal van Jezus nogal subversief zal zijn ten aanzien van machtsstructuren, instellingen en organisaties. Zoals zijn volgelingen niet op rijkdom kunnen vertrouwen om tot Gods koninkrijk te behoren, kunnen ze ook niet op hun autoriteit vertrouwen om andere mensen en de wereld te veranderen. Machtsuitoefening is niet het instrument dat Jezus daarvoor geschikt acht. Dat maakt hij heel duidelijk in Matteus 23:8v: “Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in de hemel. Laat je ook niet leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de messias.” Ik zie hier een parallel met wat Jezus tegen de rijke man zei: ‘Niemand is goed dan God alleen’. Het bekleden van een machtspositie, plaats nemen boven anderen, autoriteit claimen over de levens van minder machtigen, het is allemaal net zo pretentieus als van jezelf zeggen dat je ‘goed’ bent. Het is alsof je van jezelf beweert dat je James Bond bent, de held. Maar macht en autoriteit zijn de middelen van de wereld, en wie macht heeft en autoriteit heeft wordt bepaald door de maatstaven van de wereld. En het waren de ‘machthebbers van deze wereld’ die de wijsheid van God niet kenden en Jezus (de ultiem zwakke) kruisigden (1 Korintiers 2:8). In het rijk van Jezus liggen de verhoudingen anders: “De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.”
Dit gedeelte wordt nogal eens aangehaald door mensen die leidinggeven in de kerk: ze zeggen dan dat ze door leiding te geven de gemeente dienen. Ik denk dat zelfs de rijke leiders van megakerken in de Verenigde Staten dit van zichzelf zouden zeggen. Maar dat is niet wat Jezus hier bedoelt. Hij zegt niet dat wie het belangrijkst is, de leider, eigenlijk de dienaar is. Hij zegt dat de dienaar, degene die zonder voor zichzelf macht of invloed te willen zich inspant voor anderen, de belangrijkste is. Het is in Gods koninkrijk de omgekeerde wereld: de eersten zullen de laatsten zijn, de laatsten de eerste. Paulus zegt hetzelfde: “Wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen” en “Juist die delen van het lichaam die het zwakst lijken zijn het meest noodzakelijk” (1 Korintiers 1:27; 12:22). De ‘nobodies’, de onopvallenden, de verslaafden, de zieken, zij zijn het om wie het gaat. Iemand die er voor hen is, hen opzoekt, hen dient, belichaamt het koninkrijk van God. Wat hij aan een van deze minsten doet, doet hij aan Jezus. En zo iemand wordt een voorbeeld voor anderen. Zij zullen zich bij hem aansluiten en net als hij hun eigen macht en autoriteit afleggen, en de voeten wassen van hun medemensen. De enige manier waarop Jezus’ volgelingen invloed hebben in het leven van anderen is door hun voorbeeld. Zo wordt iemand een ‘leider’, niet door zelf die plek te claimen.
De echte leider in Gods koninkrijk weet niet dat hij een voorbeeld is, laat zich daar niet door beinvloeden, maar richt zich op de ander. De echte leider heeft zijn eigen ‘heldenverhaal’ afgelegd, is daaraan gestorven, net als Jezus, en vertrouwt erop dat Gods opstandingskracht in en door hem heen werkt, in alles wat hij doet. De echte leider heeft het niet over zichzelf, maar over Jezus en zijn liefde. De echte leider loopt schrammen op, durft met gescheurde kleren rondlopen, en moet toegeven dat hij ‘is making it up as he goes’ - zoals Indiana Jones.

Dit is natuurlijk een ideaal, en de werkelijkheid is altijd gecompliceerd. We oefenen namelijk altijd invloed uit. Zelfs als ik een blog schrijf, probeer ik daarmee het denken van jullie, mijn lezers, te beinvloeden. Schrijven is een vorm van macht uitoefenen. De pen is immers machtiger dan het zwaard. Ik geloof sterk dat macht niet moreel neutraal is, maar tegelijk kan ik er niet aan ontsnappen. Ik heb een probleem met autoriteit, maar ik denk niet dat in onze gebroken wereld anarchie een goed alternatief kan zijn. Volgens Genesis zijn we als mensen namelijk wel bedoeld om invloed uit te oefenen, om te ‘heersen’ over onze omgeving. Dat macht en autoriteit nu bevlekt zijn, betekent niet dat ze dat dus altijd zijn geweest. Dat betekent ook dat autoriteit door God kan worden verlost, kan worden opgenomen in zijn plan.
Interessant genoeg is Steven Spielberg zich van deze dynamiek bewust. Waarschijnlijk omdat hij zelf in Hollywood een positie van macht en autoriteit bekleedt - ondanks zijn wantrouwen ten opzichte van dezelfde macht en autoriteit. Daarom is zijn weergave van die macht en autoriteit niet zo zwart-wit als ik het in het eerste deel van deze serie deed voorkomen. Want hoewel de onpersoonlijke machtsstructuren zelf de tegenstander zijn, en individuen onderdrukken en doden, zijn de hoofdpersonen wel afhankelijk van mensen binnen de machtsstructuren. Laat me hier het genoemde video-essay eens uitgebreid citeren: “For the sympathetic characters to survive – for their narratives to have a personal tipping point – they require the help of a sympathetic person in authority. In Spielbergs movies there’s often someone who shows sympathy for the exploited, the dispossessed. He’s inside the power structure, such as it is. He draws a paycheck from the establishment and does its bidding. And yet he maintains an outsider’s mentality and responds - perhaps nostalgically, perhaps even a touch guiltily - to true victims, rebels, and heroes. This type of character cannot help but admire the pluck of a resourceful hero, fugitive or troublemaker – and feel sympathy for the beleaguered, the exploited, and the dispossessed. When the chips are down, when it really and truly matters, he does the right thing.” Personen als deze zijn er in de film Close Encounters of the Third Kind - een UFO-deskundige die de hoofdpersoon toelaat op het omheinde terrein waar de buitenaardse wezens landen en hem de kans geeft tot zijn bestemming te komen - en in ET - de vertegenwoordiger van de overheid die strijdt voor het leven van het buitenaardse wezen en hem niet tegenhoudt als hij ontsnapt en de ruimte in vertrekt. Een ander voorbeeld is te vinden in Schindler's List. “Oskar Schindler deserves a special mention as the ultimate Fifth Column. He is a subversive infiltrator deep in the heart of the Nazi apparatus, fueled by the moral impetus to do the right thing, even though he is almost completely inscrutable, and justifies his goodness on mercenary grounds ... In the grand scheme of things, only a wanton, libidinous, money-grubbing and wholly-inscrutable industrialist – and dyed-in-the-wool authority figure -- could have flown under the radar of the Nazi machine and pulled off that sort of a miracle.
Jezus roept mensen in machtsposities niet op hun baan op te zeggen. Soldaten blijven soldaten, belastingontvangers blijven belastingontvangers. Maar in hun machtspositie zijn ze voortaan een soort ‘vijfde kolonne’. Ze zijn in het systeem, maar niet van het systeem, zoals wij wel in de wereld zijn, maar niet van de wereld. Ze beschikken over macht en autoriteit, maar beschouwen dat niet als hun goed recht, of als iets dat hen ‘beter’ of ‘acceptabeler’ kan maken dan anderen. Ze zijn sterk, maar weten tegelijk van zichzelf dat ze zwak zijn. Ze verheugen zich niet over hun invloed, maar over het feit dat hun naam geschreven is in het boek van het leven van het lam. Ze gebruiken hun positie dan ook niet om hun eigen heldenverhaal te versterken, maar om goed te doen aan anderen. Wat hun is toevertrouwd zetten ze als rentmeesters in om zwakken en machtelozen te ondersteunen en de schepping tot groei en ontplooiing te brengen (en vervullen daarmee het gebod uit Genesis).
Wat ze hebben gekregen, willen ze niet voor zichzelf vasthouden. Hun greep erop is los. Ze durven het weg te geven aan wie het meer nodig heeft dan zijn. Ze komen op voor de zwakke, ook als ze zelf toevallig niet zo zichtbaar ‘zwak’ zijn. Ze dienen, zelfs als ze dat niet zouden hoeven. Ze volgen Jezus. Zo kunnen ook rijken het Koninkrijk van God binnengaan. Want wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.

Spielberg heeft ooit gezegd dat hij zich er niet voor schaamt dat zijn films goed aflopen. Volgens hem hebben mensen namelijk hoop nodig. En hij wil dat geven. Dat is voor mij extra bevestiging dat deze regisseur oog heeft voor het Grote Verhaal. Hij weet dat het verhaal van God uiteindelijk ook een ‘happy end’ kent. Dat hebben de verhalen over Indiana Jones ook, en niet alleen die over James Bond. Maar Indiana Jones verliest eigenlijk in alle films datgene waar het hem om te doen was. Er blijft geen mactig artefact over. Net zo zal er in het koninkrijk dat komt geen macht of autoriteit meer zijn. Er zal geen tempel meer zijn, zegt Johannes in Openbaringen. Aardse structuren, de verhalen waar wij onze identiteit aan ontlenen, zullen hebben afgedaan. Maar wat Indiana Jones vindt aan het eind van zijn avonturen, is de gemeenschap met anderen. Gemeenschap die niet is gebaseerd op macht en autoriteit, maar op liefde. Niet voor niets eindigt Indiana Jones and the Kingdom of the Crystal Skull met een bruiloft. Net als de bijbel, eigenlijk. God zal zijn alles en in allen, de bruid en het lam zullen zijn samengekomen, genade en waarheid hebben elkaar gevonden en er zal geen geweld meer zijn op Gods heilige berg. Dat is een ontknoping om naar uit te kijken.

P.S. Planet Pulp heeft meer gave tekeningen van Indiana Jones!