zaterdag 11 februari 2012

Liefde verandert mensen 3: Wat wel werkt ...

Aanstaande dinsdag is het weer Valentijnsdag. Het is een van de tradities op mijn blog dat ik dan een bericht aan het thema relaties wijd. Nou ja, tradities, ik heb het nog maar twee keer gedaan, maar iets is een traditie als je zegt dat het een traditie is, dus bij dezen is het dat. Dat betekent dat ik vandaag op de zaken vooruit loop door ook over relaties te schrijven.
Een van de redenen dat ik nogal lang vrijgezel ben geweest, was dat ik bang was dat ik een vrouw zou treffen die mij wilde veranderen. Vrouwen schijnen nogal eens relaties in te gaan met het idee dat ze een man ten goede kunnen beïnvloeden. Ze denken dat ze hem zorgzamer kunnen maken, dat ze hem van een kinderachtige of gevaarlijke hobby af kunnen krijgen, of dat ze hem zijn minder sociale vrienden kunnen laten opgeven. Ze hebben een bepaald ideaalbeeld van een man en ze denken dat met wat manipulatie op de juiste plekken en goede adviezen hun vriend daar wel aan zal gaan voldoen. (En lees voor vrouwen voor het gemak ook mannen - want niets menselijks is ons mannen ten slotte vreemd, maar misschien dat mannen eerder het uiterlijk van een vrouw willen veranderen). Maar als iemand de partner wil veranderen, komt dat de relatie niet ten goede. Ten eerste willen mensen niet veranderd worden. Mannen willen natuurlijk wel de voordelen van een relatie, dus wat de vrouw bereikt is dat haar partner doet alsof hij veranderd is. Hij zal aan haar zijn ‘aangepaste uiterlijk’ laten zien. Zijn hobby zal hij in het geheim blijven beoefenen (lang leve internet) en zijn vrienden zal hij onder voorwendselen blijven treffen.
En dit is voor beide partijen frustrerend. Voor de man is het frustrerend omdat hij een dubbelleven leidt. Hij ‘doet alsof’ als hij bij zijn vrouw is, maar voelt zich alleen echt gelukkig (want vrij en zichzelf) in zijn hobbykamer of -schuur, of bij zijn vrienden in de kroeg. Maar hoezeer is hij daar zichzelf? Want kan hij daar toegeven dat hij thuis onder de plak zit? Maar voor de vrouw is het ook frustrerend, omdat ze uiteindelijk niet meer een relatie heeft met de persoon op wie ze verliefd werd. Ze heeft eigenlijk een relatie met een leeg front, een spiegel die haar ideaalbeeld reflecteert, een ‘ja-knikker’. Niet met een echt persoon. Niet met de echte man, met echte verlangens, echte passie, echte ideeën.
John Eldredge schrijft in Wild at Heart hoe een vrouw bij hem kwam omdat ze ontevreden was over de relatie met haar man. Ze had hem ertoe gebracht om zijn motor te verkopen. Maar nu vond ze dat hij geen passie meer vertoonde, en saai was geworden. Eldredge’s antwoord: “Laat je man weer motorrijden.” Haar reactie: “Maar dat is gevaarlijk!” Tja, het is het een of het ander. Je kunt kiezen voor controle en veiligheid, of je kunt kiezen voor liefde en het risico dat daaraan verbonden is. Liefde zonder risico lijkt onmogelijk te zijn. Maar als deze vrouw het risico wil lopen om haar man kwijt te raken, heeft ze ook de kans dat hij echt bij haar is, en haar liefde ook echt beantwoordt. Dat hij (misschien voor het eerst) echt van haar gaat houden. En dat betekent dat hij op een verantwoordelijke manier zal omgaan met het motorrijden en niet zal spelen met zijn leven. Hij weet immers dat zij hem niet kwijt wil raken. Net zo zal een vrouw waarschijnlijk er mooi willen uitzien voor de man die haar accepteert hoe ze er ook uitziet, gewoon omdat hij van haar houdt. Mannen (en vrouwen) willen misschien niet veranderd worden (met manipulatie, regels, straf et cetera), ze zijn wel degelijk bereid om hun gedrag te veranderen, voor iemand die hen onvoorwaardelijk liefheeft. Hun eigen liefde is dan de reden om te veranderen, en niet het ‘moeten’ van de ander. Het is verandering van binnenuit, niet van buitenaf.

De bijbel suggereert dat God ons ook op die manier verandert. Lees bijvoorbeeld wat Paulus zegt direct nadat hij zijn frustratie uitsprak over zijn gebrek aan wilskracht: “De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood. Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest” (Romeinen 8:2-4). De wet, die ons van buitenaf probeerde te veranderen, was als de vrouw uit het voorbeeld hierboven (of de man die zijn vriendin aan zijn ideaalbeeld wilde laten voldoen), door te proberen met dwang, straf en beloning ons tot ander gedrag te brengen. Maar omdat we mensen zijn, had de wet het tegenovergestelde effect: in het gunstigste geval bracht hij ons ertoe aan de buitenkant te doen alsof we rechtvaardig waren en alleen op onopvallende manieren ons eigen voordeel te zoeken, of anders wekte hij verzet op en zorgde dat we nog maar gingen verlangen naar wat slecht voor ons was (de wet brengt begeerte voort, Romeinen 7:8).
Maar God heeft tot stand gebracht wat voor de wet onmogelijk was. Hoe? Door de dood en opstanding van Jezus Christus. Ook na tweeduizend jaar staan die concrete gebeurtenissen nog centraal in het christelijk geloof - het enige geloof dat niet een leerstelling, filosofie of heilig boek centraal heeft staan, maar historie. Beide gebeurtenissen zijn de tastbare, onbetwijfelbare uitingen van Gods liefde voor ons. De dood van Jezus heeft namelijk afgerekend met de zonde in dit bestaan. Alle ‘heldenverhalen’ waar wij betekenis aan ontleenden en die ons ertoe brachten onszelf te verhogen en de ideologische ander te verachten, zijn in zijn dood ontmaskerd en met Hem tot een einde gebracht. We hoeven dus niet meer te vechten voor onze betekenis. We kunnen onze bezorgdheid over ons gedrag loslaten. Ons ‘heldenverhaal’ kan niet meer falen, dus schuld en schaamte zijn niet meer nodig. Dit loslaten is een sterven met Jezus: het vertrouwen op de eigen kracht begraven, en afhankelijk durven zijn van God voor je betekenis, je geluk, je leven. We delen daarmee in de gezindheid van Jezus, die ook afstand deed van zijn positie en zichzelf vernederde, ja tot in de dood (Filippenzen 2:5-8).
De opstanding van Jezus is de keerzijde hiervan. Wat God voor Jezus deed, omdat Hij van Jezus hield, doet hij ook voor ons, omdat Hij van ons houdt. Hij ademt zijn levensadem in ons. Dat wil zeggen: Hij vertelt ons wie we zijn, hij geeft ons een nieuwe naam. Ook dit is een uiting van Gods liefde. De liefde van God is namelijk niet alleen een vergevende liefde, maar ook een scheppende liefde. Hij accepteert niet alleen, maar bevestigt ook. Gods liefde voor ons creëert in ons betekenis, de betekenis waar we naar op zoek waren. We ontvangen een nieuwe identiteit, namelijk die van geliefden van God. Deze identiteit zal nooit veranderen. Hij is niet afhankelijk van wat wij doen, zijn of geloven (daarom dat het niet een nieuw ‘heldenverhaal’ is waar wij voor moeten vechten). De Geest van God in ons bevestigt voortdurend deze nieuwe identiteit in ons, hij verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. (Romeinen 8:16). Ons leven wordt dus niet meer beheerst door het idee dat we als mensen op onszelf staan en afhankelijk zijn van onze eigen kracht - en daardoor overgeleverd aan externe motivatie (slaven, zoals Paulus zegt). Ons leven wordt beheerst door de rotsvaste overtuiging dat we voor eens en altijd Gods geliefde kinderen zijn.
En dat verandert onze motivatie.

Net als de vrouw (m/v) in het voorbeeld wil God niet dat we ons gaan gedragen volgens een ideaalbeeld dat Hij ons van buitenaf oplegt. Hij wil niet dat we minder onszelf worden, dat we onze identiteit verliezen. Hij wil dat we meer ONSZELF worden, de mensen zoals Hij ons bedoeld heeft. Onze echte identiteit was van onze schepping af al die van de geliefde van God. We hebben er zelf voor gekozen onze identiteit in andere verhalen te zoeken, maar daardoor werden we minder onszelf en stierven we. Jezus’ dood en opstanding bevestigt wie we voor God altijd al waren. Dat zullen we moeten gaan geloven. Het is een sprong in het diepe - te accepteren dat God mij heeft geaccepteerd. Dat hij van mij houdt zoals ik nu ben. (Hoewel hij me wel de gevolgen laat ervaren van mijn keuzes tegen mijn echte identiteit- de liefde verheugt zich niet over ongerechtigheid). Als ik dit geloof, ben ik vrij om alle ideaalbeelden los te laten, en mezelf niet langer te bekritiseren (dat doet God immers ook niet). En ik ben vervolgens vrij om keuzes te maken die passen bij wie ik altijd ben en zal zijn: zijn geliefde kind. En omdat ik rust in de wetenschap dat ik geliefd ben, zullen die keuzes steeds minder ongezonde afhankelijkheid reflecteren, maar steeds meer liefde (voor mezelf, voor God en voor anderen).
Hoe zo’n leven als Gods geliefde kind, een burger van zijn Koninkrijk eruitziet, wordt door Paulus in zijn brieven en door Jezus in zijn bergrede beschreven. De man die weet dat hij de geliefde van zijn vrouw is, zal niet onverantwoorde risico’s willen nemen met zijn motor. De vrouw die weet dat ze de geliefde van de man is, zal zich voor hem willen inspannen. Net zo kun je niet tot in het diepst van je ziel geloven dat God je onvoorwaardelijk liefheeft, en dan zelf je medemens haten. Je kunt niet aanvaarden dat God je als persoon boven alles waardevol vindt, en andere mensen als lustobject beschouwen. Je kunt niet verlangen om te gaan met de God die onvervalste werkelijkheid is, en zelf blijven liegen. Als je werkelijk iets bent gaan begrijpen van het koninkrijk van de liefdevolle God, wil je dat soort dingen niet meer. Dan krijg je er een afkeer van. Je zult er fouten in maken, je zult vaak genoeg tekortschieten, maar je verlangen is veranderd en dat is waar het om gaat. Van iemand die eerst met geen stok de deur was uit te krijgen om te gaan hardlopen, ben je als het ware veranderd in iemand die niet kan wachten om de schoenen aan te trekken en de straat op te gaan. Van iemand die niet aan de ijscozaak voorbij kon lopen zonder er binnen te stappen, ben je veranderd in iemand die geen trek meer heeft in wat voor zoetigheid dan ook. Van iemand die de radio uitzette zodra er muziek opkwam met een beat, ben je iemand geworden die ernaar verlangt te dansen. Je bent uit het rijk van de duisternis overgegaan naar het rijk van het licht. Het licht is nu je natuurlijke omgeving geworden, hetgene waar je in thuishoort. En daar ga je naar verlangen. 

En als je verlangen is veranderd, verandert je gedrag. De bijbel suggereert dat gedrag voortkomt “van binnenuit, uit het hart der mensen” (Markus 7:21). De toestand van je hart bepaalt de aard van je gedrag: “Doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? Kan soms, mijn broeders, een vijgeboom olijven of een wijnstok vijgen opleveren? Evenmin kan een zilte bron zoet water geven.” (Jakobus 3:11,12). Dit geldt voor slechte gedragingen, en voor goede. Het effect van verlangen op het menselijk gedrag kennen we uit ons dagelijks leven. Ik hou niet van schoonmaken in huis. Als ik dat moet doen, stel ik het zo lang mogelijk uit, en als ik een excuus heb om het over te slaan, doe ik dat. Hoe lang ik ook al op mezelf woon, ik ben schoonmaken nooit leuk gaan vinden. Soms probeer ik mezelf ertoe te dwingen met externe motivatiemiddelen zoals vaste schema’s, of beloningen, maar die tactieken hebben vaak niet lang effect. Maar met het schoonmaken van mijn aquariums is het heel anders: Dat stel ik niet uit, ik vind het vervelend om het over te slaan, ik maak er graag tijd voor vrij. Ik ervaar het niet als verplichting - ik doe het graag, omdat ik mijn hobby nu eenmaal zo leuk vind.
Net zo wordt het doen van de wil van God een vreugde voor wie werkelijk gelooft dat God de bron van alle vreugde is. De Amerikaanse filosoof Peter Kreeft beschrijft dit in zijn boek Everything you ever wanted to know about heaven: “The consequences of believing [that Christ is our joy and since we always have Him, therefor we always have joy] are inexpressibly revolutionary. This faith transforms the whole of our lives, especially the dimension of ethics, goodness, holiness. It becomes not just duty, but joy. Obeying God’s will is not the artificial, external, constricting, repressive straitjacket that it seems to those who do not do it; it is the path to joy ... Our work is not to gain salvation, to buy an entrance ticket to Heaven. No good works, care, or even earthly love can force God’s hand. The ticket is free. Our work is therefore also free, free of the burden of ‘making it’ to heaven, free of worry about not making it, free of performance anxiety before God. God is a loving Father and we are his toddlers; He delights in every teetering step and laughs when we fall out of wakness. Why other then? Why does a toddler want to learn to walk? To be like his father. God’s goodness is the supreme beauty and joy; the more we know it, the more we love it and want to be like that. We do not do good to get to Heaven; we do good because Heaven has already got to us. We do not work to make everything work together for good; we work because everything works together for good.”

Dit verandert hoe we de externe motivatiemiddelen zien. Als we echt zijn gaan verlangen naar ander gedrag, van binnenuit, dan passen we met vreugde elke methode toe die we kennen: schema’s, aansprakelijkheidspartners, discipline, methodieken. Dan achten we het enkel vreugde als God ons opvoedt. Wanneer wij verlangen naar Gods heiligheid omarmen we zijn tucht: “Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.” (Hebreeen 12:11).
En doordat ons gedrag verandert, en we steeds meer gaan liefhebben (God boven alles en onze naaste als onszelf), niet omdat het moet, maar omdat het ons diepste verlangen is, gaan we het beeld van God vertonen. We krijgen deel aan de goddelijke natuur, aldus 2 Petrus 1:4. Wat is Gods natuur? God is liefde. Greg Boyd zei het in een preek die ik van hem luisterde: “Gods glory is the radiance of his love on display.” Als wij liefhebben, tonen we daarmee Gods glorie aan de wereld. En dit zullen we tot in de eeuwigheid doen: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn geen beloning voor onze braafheid tijdens ons leven op Aarde. We worden niet in die nieuwe werkelijkheid opgenomen omdat we altijd zo goed en gehoorzaam zijn geweest, zodat we ons nu mogen ontspannen en genieten van al die dingen waar we ons zo lang van hebben onthouden. We krijgen geen wijn en maagden omdat we tegen onze zin hebben geploeterd voor de wet. Nee: in Gods eeuwigheid zullen we doen wat we ook nu al doen: werkelijk leven, werkelijk liefhebben, werkelijk delen in schoonheid, waarheid en intimiteit. Het is de voltooiing van ons leven als Gods kinderen, geen afsluiting ervan. Als we gaan liefhebben tijdens dit leven, laten we ons opnemen in de Goddelijke dans van liefde, en die gaat tot in alle eeuwigheid door. Alleen wie pertinent weigert te dansen, zal niet worden gedwongen er aan mee te doen. Voor de rest geldt dat God alles en in allen zal zijn, en dat aan de liefde en vreugde van Zijn werkelijkheid nooit meer een einde komt. Ze leefden nog lang en gelukkig ...