maandag 27 februari 2012

Filmbespreking: Hugo

Ik heb het vaker betoogd op mijn blog: verhalen kunnen mensen veranderen. Na het lezen van een klassiek boek, of het kijken van een goede film, ben je nooit meer dezelfde. De toehoorder of filmkijker treedt met behulp van zijn verbeelding binnen in het verhaal. Het verhaal wordt daardoor heel even zijn eigen, persoonlijke verhaal. Hij hoort niet alleen over bijzondere werelden waar geen mens ooit geweest is, hij IS er. Hij leest niet alleen over vreugde, hij ervaart haar. En zo veranderen de verhalen die hij zichzelf vertelt, de beelden die in zijn hart zijn opgeslagen. De betekenis van mensen, voorwerpen, gebeurtenissen verandert. En zo verandert de persoon. Maar de film of het boek zelf veranderen niemand. Het boek is niet meer dan een stapel papier met inkt besprenkeld, die tot steun onder een kast kan dienen. De film is slechts een strak opgedraaid lint van gekleurd celluloid dat kan worden omgesmolten om als grondstof te dienen voor schoenhakken. De betekenis zit hem niet in deze voorwerpen. Boeken en film zijn middelen. Ze zijn techniek. Wat mensen verandert, is niet de techniek, maar het hart van de schrijver, de filmmaker. Het hart van de verteller.

Dit wordt heel mooi geillustreerd in de film Hugo. Hij was genomineerd voor elf oscars en heeft er vijf gewonnen, dus ik ben niet de enige die er enthousiast over is. De regisseur is niemand minder dan Martin Scorcese. Er spelen acteurs in mee als Ben Kingsley, Chloe Moretz, Jude Law en Christopher Lee (in een mooie bijrol als boekverkoper) en een hele zooi acteurs uit de Harry Potter-films. De wereld van de film is prachtig in beeld gebracht, met warme kleuren en veel oog voor detail. De derde dimensie hoort echt bij de film en wordt ook goed benut - dit is een film die je in 3D zou moeten zien (een van de weinige). Het is een kinderfilm die volwassen thema’s aansnijdt, maar kinderen tegelijk echt kind laat zijn, een film over de geschiedenis van de film, die geen saaie geschiedenisles wordt, een film over avontuur zonder onrealistisch spektakel, een film met mooie romances, maar niet zoetsappig. Een aanrader, vooral voor boeken- en filmliefhebbers. Ik hoop hem zelf vaker te zien - al was het maar om mezelf eraan te herinneren dat de verhalen waar ik zo nauwgezet aan werk, iets van mijn hart moeten bevatten om werkelijk anderen te kunnen genezen.

Hugo Cabret is een tienjarig jongetje dat woont in het Gare du Nord van Parijs, ergens in de jaren twintig van de vorige eeuw. Na de dood van zijn vader was hij daar binnengebracht door zijn oom, die de klokken van het station onderhield. Zijn oom is echter verdwenen. Maar zo lang Hugo er voor zorgt dat de wijzerplaten in het station de juiste tijd blijven aangeven, zal niemand zich afvragen wat er met het hulpje van de klokkenmaker is gebeurd, en kan hij in alle rust werken aan zijn grote project: een mechanische man. Zijn vader had die meegenomen uit een museum en geprobeerd op te knappen, tot nu toe tevergeefs. Hugo gelooft dat het zijn vaders bedoeling was dat hij dat werk zou voortzetten. Het is echter niet zo makkelijk om aan de juiste onderdelen te komen. Waar vind je de juiste tandwielen? Misschien bij de speelgoedzaak in het station. Georges, de oude, norse speelgoedverkoper, betrapt Hugo echter bij het stelen van een opwindmuis. Maar hij herkent het technische talent van de jongen en laat hem als straf helpen in de zaak. Daar ontmoet Hugo de pleegdochter van Georges, een veelbelezen dame in de dop, die ervan houdt haar zinnen te doorspekken met moeilijke woorden en obscure citaten (waar ken ik dat van?). Om haar nek draagt zij een hartvormige sleutel. Precies het laatste onderdeel dat Hugo nodig heeft voor zijn mechanische man. Samen met zijn nieuwe vriendin zet hij het apparaat in werking. En dat is nog maar het begin van hun avontuur. Wat de mechanische man produceert zet de twee op het spoor van een legende uit de beginjaren van de film en stelt ze in staat om een uitgebluste, depressieve man zijn passie weer te laten ontdkken. Als ze ten minste de stationwacht weten te ontlopen. Die vermoedt namelijk dat er een jonge dief tussen de muren van het station verblijft ...

Raderwerk speelt een belangrijke rol in deze film. Niet alleen in de vorm van de mechanische man, maar ook in het binnenste van het station waar Hugo zijn dagen slijt. De stationwachter vergelijkt niet alleen de uurwerken, maar het hele station met een goed geoliede machine. Mensen komen er aan, mensen vertrekken er. Dat is wat er moet gebeuren, niets anders. Machines verrichten een doel. Zolang ze dat doen, zijn ze functioneel. Zijn ze niet meer in staat de resultaten te leveren waarvoor ze gemaakt zijn, dan zijn ze kapot. Aanvankelijk trekt Hugo deze beeldspraak door naar mensen. Hij ziet de wereld als een machine, waarin elk radertje nodig is. Daar ontleent hij zijn betekenis aan: iemand is waardevol omdat hij een doel dient in de wereldmachine. Hugo ziet zijn doel als het repareren van machines. De mechanische man, maar ook de gebroken mensen die hij tegenkomt. En er zijn, zo na de eerste wereldoorlog, nogal wat gebroken mensen. Mensen die hun gevoel van betekenis kwijt zijn. Hugo vindt dat hij moet zorgen dat ze hun doel weer gaan dienen.
Maar dit mechanische wereld- en mensbeeld is wel heel beperkt. En beangstigend. Hugo heeft er zelf een nachtmerrie over. Hij droomt dat het horloge dat naast zijn bed hangt, is verdwenen. Toch hoort hij het nog tikken. Hij kijkt onder zijn pyama en ziet dat zijn borstkas is veranderd in een raderwerk. Hij verandert in de mechanische man, en wordt omsloten door tandwielen. Een radertje in de machinerie. Dit is natuurlijk niet een nieuw beeld in de filmgeschiedenis - er is een bekende film met Charly Chaplin die ook suggereert dat fabriekswerkers hun menselijkheid verliezen doordat ze steeds dezelfde handeling moeten verrichten. Geen greintje creativiteit is meer nodig, ze moeten niet afwijken van de voorschriften. Maar nu is creativiteit juist wat ons mensen maakt, onze scheppende kracht als beelddragers van God. Hierin ligt onze identiteit, onze betekenis. Geen wonder dat Hugo net als Charly Chaplin niet tot automaat gereduceerd wenst te worden.

De mechanische man kan echter alleen in werking treden na het gebruik van een sleutel in de vorm van een hart. Dat is nogal duidelijke symboliek! Net zo is het station, ondanks de visie van de stationswacht, geen zielloze machine. Het station is een gemeenschap van mensen. Niet mensen als radertjes die alleen maar een vast doel dienen, maar mensen die met elkaar in relatie staan, die elkaar helpen, die van elkaar houden. Niet voor niets ontstaan er in het station minstens twee romances. Deze mensen zijn het hart van het station. Zonder deze personen en hun relaties zou het station niet functioneren. En zo zit het natuurlijk ook met de mens. De mens is uiteindelijk geen machine. De mens heeft een hart. Wat een mens betekenis geeft is niet dat hij of zij een doel heeft, maar dat hij of zij liefheeft (en door iemand anders geliefd wordt). Hugo dacht dat hij betekenis had omdat hij apparaten kon herstellen (en probeerde mensen te herstellen). Maar zijn nachtmerrie liet zien dat hij ongelijk had. Hij ontvangt pas echte betekenis als er iemand over hem zegt: “Deze jongen hoort bij mij!” We krijgen geen betekenis door wat we doen of presteren. Betekenis wordt ons gegeven. En pas als we die betekenis ontvangen hebben komen we tot onze bestemming. Liefde is (om in de beeldtaal van deze film te blijven spreken) de sleutel die ons in werking zet, die ervoor zorgt dat we datgene doen waar we voor gemaakt zijn. Niets meer of minder dan lief te hebben, want elke creatieve activiteit van de mens (ook het maken van films en het schrijven van boeken, of het herstellen van machines) is een uiting van liefde.

Wat communiceert deze liefde? Hoe komt die betekenis tot ons? Op welke manier bereikt deze boodschap ons hart? Door middel van verhalen. Maar het vertellen van een verhaal gebeurt door middel van techniek. Verteltechniek. Of filmtechniek. Elk woord klopt, elk plaatje op het celluloid bevindt zich op zijn plek. Soms wordt er jaren gewerkt aan een verhaal dat in anderhalf of twee uur wordt geconsumeerd in de bioscoop. Tientallen, soms honderden mensen: schrijvers, acteurs, technici en cameramensen zijn op de set aan het werk, als een goed geoliede machine. En toch worden de toeschouwers in de bioscoop ontroerd. Ze zitten op het puntje van hun stoel. Hugo en zijn nieuwe vriendin gaan in deze film naar de film - en die ervaring doet iets met ze. Zoals het kijken naar deze film iets deed met mijn vriendin en mij: we lachten samen, herkenden iets van onszelf in de hoofdpersonen, en voor mij bevestigde de film dat er niets mis is met het houden van boeken. Wat dat betreft is een film dus te vergelijken met een goocheltruc en wel de meest bijzondere goocheltruc ooit: een techniek waarmee je iemands verbeelding kunt stimuleren, waarmee je iemand anders kunt laten kijken naar zijn leven en zijn omgeving, en waarmee je iemands liefde voor schoonheid, relaties en gerechtigheid kunt aanwakkeren. Een filmprofessor die de hoofdpersonen later in de film tegenkomen, is er een goed voorbeeld van: iemand wiens leven totaal is veranderd door zijn ontmoeting met een filmmaker en diens film. En het is het vertonen van een film, dat een verbitterd, teleurgesteld personage ertoe brengt om eindelijk eerlijk te zijn naar anderen, en zich te verzoenen met zijn verleden.
Dit is waarom films bestaan. Dit is waarom er boeken zijn. Dit is waarom we verhalen vertellen. De boekverkoper, gespeeld door Christopher Lee, geeft Hugo een boek, omdat hij het idee heeft dat het voor Hugo bestemd is. Hij heeft gelijk - verhalen zijn voor ons van levensbelang, verhalen maken ons tot wie we zijn. Verhalen vormen de taal van ons hart. Ze zijn de sleutel.

En zo komen we in de cirkel, het tandwiel zo je wilt, dat de kern is van het bestaan. Wij komen tot leven als de sleutel van de liefde in ons hart wordt omgedraaid. Als iemand over ons het verhaal vertelt: ‘Je hoort bij mij!’. Die boodschap zet de radertjes aan het bewegen, die doet ons scheppen, creeren, kortom: liefhebben. En dat is niet anders dan zelf verhalen vertellen aan anderen, door middel van techniek -film, woorden of letterlijk raderwerk- de boodschap doorgeven: ‘Je bent geliefd. Je hoort er bij!’. Die woorden kunnen de sleutel zijn voor het hart van onze medemensen, de boodschap die hen geneest, hen hun identiteit terugbrengt, en hen ertoe brengt om zelf lief te hebben, te scheppen, verhalen te vertellen. Dit is de kern van de wereld: geen kille machine die draait om productie, maar liefhebbende, scheppende mensen.
Ik weet niet of regisseur Martin Scorcese zelf de associatie zou maken met het Grote Verhaal. Hij komt oorspronkelijk uit de katholieke kerk en religieuze thema’s spelen een grote rol in zijn films. Het zou me dus niet verbazen. Het verhaal dat de sleutel is - ‘Je hoort bij mij’ - is namelijk de kern van het evangelie, het goede nieuws, de enige boodschap die ons kan herstellen en ons werkelijk mens kan maken.