dinsdag 29 november 2011

Filmbespreking: Babette's Feast

Vorige week had ik een boeiend gesprek met een vriend. Die wees erop dat als christenen  met elkaar over de bijbel gaan praten, ze al snel verzanden in ‘welles-nietes’-gesprekken. De gemoederen lopen hoog op en iedereen wil zijn of haar gelijk halen. Dit is goed te zien op christelijke websites en blogs. De vraag van die vriend was, hoe ik de bijbel las. Want ik ben opgegroeid in een geloofsgemeenschap met een nogal stellige eigen bijbeluitleg. Daardoor kreeg ik een verwrongen beeld van wie God was en wat hij van me wilde, en mede daardoor werd ik overspannen. Toch -zei mijn vriend- was het in alles wat ik schreef duidelijk dat ik nog steeds gegrepen ben door de bijbel. Meer dan toen ik nog zoveel bijbelstudie deed, denk ik zelfs. Waardoor heb ik mijn liefde voor de bijbel weten te behouden? En hoe zou je als christenen op zo’n manier met elkaar in gesprek kunnen over de bijbel dat die echt de kans krijgt te spreken, zonder dat er loopgraven worden aangelegd en stellingen worden betrokken, zonder dat christenen andersdenkende gelovigen veroordelen? Ik moest aan deze vragen denken toen ik in het weekeinde de Deense film Babette's Feast keek.

De film, gebaseerd op een verhaal van Karen Blixen (onder de schuilnaam Isak Dinesen),vertelt over twee zussen die leven in een uithoek van Denemarken, ergens halverwege de negentiende eeuw: Martina, genoemd naar Martin Luther, en Philippa, genoemd naar Philip Melanchton. Zijn zijn de dochters van een protestantse dominee, die een eigen strenge religieuze groepering heeft opgericht. Na zijn dood nemen de zussen de leiding over de groep over. Ze leven heel godsdienstig. Hun eten is eenvoudig, ze leven zonder luxe, ze zorgen voor de armen. Geen van beide is ooit getrouwd, hoewel ze de knapste vrouwen van het dorp waren, omdat volgens hun vader aardse relaties niet belangrijk waren vergeleken met het hemelse goed. En geen van beide heeft haar zangtalent ontplooid en ontwikkeld, hoewel ze talentvol waren. Ze hebben zich volledig toegewijd aan de religieuze erfenis van hun vader.
Maar zelfs die droom lijkt uiteen te vallen. Aan de vooravond van de honderdjarige geboortedag van de dominee zijn er spanningen ontstaan in de religieuze groepering. Mensen beschuldigen elkaar, oude koeien worden uit de sloot gehaald, er wordt met de vuisten gezwaaid. Als er niet iets gebeurt, vrezen Martina en Philippa, spat het kleine kerkje uit elkaar.
Er gebeurt echter geen wonder, maar een in hun ogen nog grotere ramp vindt plaats. Hun huishoudster Babette, een vrouw die vijftien jaar geleden uit Frankrijk gevlucht was, heeft een prijs gewonnen in de loterij. Daarvan wil zij een echt Frans diner koken voor op de feestbijeenkomst. Een diner met wijn! De blik in de ogen van de zussen zegt genoeg: dit zijn vleselijke lusten, die de gelovigen afleiden van het dienen van Jezus. Het is de overdaad van een heksensabbat. Eensgezind besluiten de kerkleden dan ook om bij het eten te zwijgen en niets over de gerechten of het drinken te zeggen. Ze zullen er niet van genieten. “Het zal zijn alsof we geen smaakpapillen hebben.” En zo geschiedt. De sfeer aan tafel is kil. Religieuze dooddoeners zijn de enige woorden die klinken. De gasten eten alsof het een straf is.
De enige die de gaven van Babette op waarde weet te schatten is een generaal, die toevallig met zijn tante is meegekomen. Hij heeft maar een keer eerder zoiets goeds gegeten, in het Parijse restaurant, het Cafe Anglais, waar ooit een vrouwelijke chefkok stond. Als ze zien hoe de generaal ervan geniet, durven de anderen zich langzaam maar zeker ook open te stellen voor de maaltijd. En voor elkaar ...

Ik had voordat ik de film keek, al vaker gelezen over dit verhaal, en wel in het boek Genade, wat een Wonder van Philip Yancey. Op basis van zijn beschrijving had ik al een mentale voorstelling van hoe de film zou zijn. Maar die bleek niet overeen te komen met de waarheid. De film was minder grimmig en somber dan ik me hem had voorgesteld, en ook de religieuze sekte-achtige omgeving was minder onderdrukkend dan ik in gedachten had. Dat een deel van het verhaal gaat om het karakter van de generaal, en een Parijse zangdocent, had daar zeker invloed op. De film maakt veel gebruik van ‘voice over’. Dat geeft aan het verhaal nog wat meer het karakter van een fabel, een sprookje. Het is het plot dat het belangrijkst is. De karakters blijven afstandelijk, in elk geval in mijn eigen beleving. Het verhaal had daar wat mij betreft meer ruimte voor mogen nemen. Ik vond zelf ook sommige dialogen niet zo duidelijk, maar dat kan komen door de Nederlandse vertaling. De muziek is eenvoudig, maar wel aangrijpend. De vreugde van een kok in haar element is goed in beeld gebracht. En ik denk dat de film genoeg gelaagdheid bevat om nog een keer te kijken. Absoluut een aanrader, vooral voor filmkijkers die een beeld willen krijgen van hoe extravagant ware genade is.

Want dat is het thema van dit verhaal - de titel van het boek waarin de film werd aangehaald, suggereerde het al. “De genade kwam naar Norre Vosburg, zoals zij altijd komt: gratis, zonder voorwaarden”, zegt Philip Yancey. Babette zet haar hele fortuin in om een enkele overdadige maaltijd klaar te maken. Kosten noch moeite worden gespaard. Ze laat zelfs een zeeschildpad aanrukken. En het blijkt dat ze niets heeft overgehouden, niets om een eigen leven op te bouwen, niets om terug naar Parijs te gaan. Ze heeft alles gegeven. En daar heeft ze geen enkele spijt van. Haar werkgeefsters hadden er niet om gevraagd. Ze hadden zelfs aanvankelijk Babettes aanbod niet willen accepteren. Ze vonden dat zij zelf voor het eten zouden moeten betalen. Maar Babette bleef onvermurwbaar. Zelfs al had ze kunnen vermoeden dat deze eenvoudige mensen die leefden van ‘bierbrood’ haar gave niet op waarde konden schatten, zelfs al kon ze wel weten dat deze boeren niet het verschil tussen een wijn uit 1840 en een uit 1860 konden proeven (‘Het lijkt wel limonade’ - zegt er een in de film), toch zet ze zich volledig in: ze maakt in een simpele keuken een zinnenprikkelend diner, overstelpend goed, zoals dat geserveerd wordt in het Cafe Anglais. Een andere wereld treedt binnen in het simpele vissersdorp. Waarom ze zoiets doet? Het is een geschenk dat ze zelf heeft besloten te geven. ‘Throughout the world sounds one long cry from the heart of the artist: Give me the chance to do my very best.’.  Niet omdat iemand er om had gevraagd, niet omdat iemand er recht op kon laten gelden. Ook hoefde niemand er iets voor terug te doen, eraan mee te betalen of er zelfs maar dankbaar voor te zijn. Ze kon het niet meer terugnemen. Eenmaal gegeven, altijd gegeven. En het geschenk dat ze gaf was alles dat ze had.
Het is een beeld van Gods extravagante genade, genade die niet in verhouding staat tot wat wij hebben gedaan of hebben verdiend. Goedheid en schoonheid en liefde en betekenis die God over ons uitstort, gewoon omdat Hij dat wil. Zelfs al kunnen wij het niet bevatten, zelfs al waarderen we het nauwelijks, zelfs al beschikken we niet over de mentale capaciteiten om haar te ontvangen, God geeft ons niet zomaar genade maar ‘zelfs genade op genade’ (Johannes 1:16). Wat hij ons schenkt is buitensporig. Als een ver familielid dat een neefje dat twee wordt, een eigen huis met tuin en auto kado geeft, of een koning die een zwerver bij de poort het koninkrijk schenkt en een kroon opzet. Het is aanstootgevend. Zoveel genade, daar moet toch iets achter zitten? Daar moet Hij toch iets voor terug willen? Maar nee: geen addertjes onder het gras. Hij geeft ons alles wat Hij is, zonder iets achter te houden, omdat Hij nu eenmaal zo is.
De generaal heeft het door: “There comes a time when our eyes are opened and we come to realize that mercy is infinite. We need only await it with confidence and receive it with gratitude. Mercy imposes no conditions. And lo! Everything we have chosen has been granted to us. And everything we rejected has also been granted. Yes, we even get back what we rejected. For mercy and truth have met together, and righteousness and bliss shall kiss one another.”

En deze compleet uit verhouding staande genade kan zelfs christenen veranderen. Wat is het ironisch dat de twee zussen om wie het verhaal gaat, zijn genoemd naar twee hervormers. En wel naar een hervormer die de exorbitante genade van God predikte. Soli gratia, alleen maar genade, zei Luther. En die aan een vriend schreef dat deze als hij zo twijfelde over zijn zondigheid, ‘moedig moest zondigen, om de duivel beschaamd te laten staan’. Niet dat hij bewust kwaad moest doen, maar hij moest zich niet door zijn geweten teneer laten drukken. De genade van God was immers de overstelpende realiteit - daar kon de duivel niet tegenop. Luther kende de genade. Maar, zoals deze film laat zien, zijn volgelingen kenden niet de genade zelf, maar alleen de woorden over de genade. Ze zingen er wel over in hun liederen, en ze halen er teksten over aan uit de bijbel, maar ze beleven de genade niet. Ik moest denken aan de gemeente waar ik opgroeide. Waar zoveel bijbelkennis aanwezig was, waar mensen met gemak allerlei gedeeltes konden citeren, waar de broeders zich elke week samen bogen over het woord, maar waar geen genade was.
De groep die in deze film in beeld wordt gebracht, deed me er sterk aan denken. Ze zaten in hun donkere kleding elkaar maar aan te kijken, deden religieuze uitspraken, en vonden zich heel wat beter dan andere mensen. Ze minachtten het Aardse leven en aardse geneugten, want het ging hen om de hemel. Ze gingen niet alleen in het zwart gekleed, ze maakten elkaar zwart. Met scherpe woorden en pijnlijke beschuldigingen maakten ze elkaar klein. Het geloof werd een beklemmende omgeving, en in die beklemmende omgeving werden mensen beknot. Martina kreeg nooit een relatie, Philippa kreeg nooit zangles. Pijnlijk herkenbaar: mensen begraven hun eigenheid en talenten om de idealen van de groep te dienen.
Maar deze groep baseerde zich op dezelfde bijbel als waar Maarten Luther zich op baseerde toen hij predikte over de genade. De gemeente waar ik opgroeide baseerde zich op dezelfde bijbel - met overgave: deze kerk staat bekend om haar bijbelkennis - dezelfde bijbel waar iemand als Philip Yancey zich op baseert. Dezelfde bijbel die ik nog steeds aanhaal in mijn artikelen op mijn blog. Hoe kan het mogelijk zijn dat diezelfde basis leidt tot zo verschillende mensenlevens? Iemand vertelde me laatst dat zij een gesprek had gehad met collega’s over het christelijk geloof, en dat die collega’s horrorverhalen vertelden over hypocrisie en intolerantie, met het voorbeeld van een vrouw die op haar bruiloft in een zwarte bruidsjurk naar het altaar moest kruipen omdat ze zwanger was geworden voordat ze trouwde. Het is mensonterend! Maar deze gelovigen lezen dezelfde bijbel als ik. En ze zouden mij waarschijnlijk precies kunnen uitleggen aan de hand van citaten waarom wat zij zo’n vrouw aandoen, is wat God bedoelt. Zoals ik met de bijbel in mijn hand precies kon uitleggen waarom onze kerk gelijk had en andersdenkenden ‘het licht niet hadden’.
De oplossing kan niet komen uit de bijbel zelf, niet door die te bestuderen, niet door die aan te halen. De bijbel is slechts een communicatiemiddel, niet de boodschap zelf. Wat ons verandert is een ervaring van de overstelpende genade van God, die is verschenen ‘heilbrengend voor alle mensen’ (Titus 2:11). Het is niet genoeg om over genade te praten, het is niet genoeg er een bijbeluitleg over te kennen en het is ook niet genoeg om erover te zingen. Woorden zijn dood. Kennis maakt opgeblazen, alleen de liefde sticht. Maar de genade is, zoals de maaltijd in deze film, geen concept, maar realiteit. Het is iets tastbaars, iets goeds. Het komt binnen in dit leven. We ervaren het geschenk van Gods liefde in de schoonheid van de natuur, in de relatie met onze medemensen, in onze betekenisvolle bijdrage aan de wereld. In al die goedheid wordt Gods liefde concreet. En al die goedheid is maar een fractie van wat God ons wil geven.
Genade wordt voor ons realiteit, als we ons ervoor open stellen. De gemeenteleden in deze film sluiten zich af voor het geschenk van Babette, omdat ze hun eigen gelijk willen beschermen. Gelukkig is de generaal er, die er wel van weet te genieten. Die de maaltijd ontvangt als een verrassing en zich erdoor laat veranderen. En de twee zussen en hun mede gelovigen volgen uiteindelijk zijn voorbeeld. Ze beginnen daadwerkelijk te proeven. En hun gezichtsuitdrukking verandert. Ze gaan lachen. Mensen vergeven elkaar, de waarheid wordt uitgesproken, relaties worden hersteld. En iemand roept uiteindelijk tot de sterrenhemel: ‘Hallelujah’.

Mijn antwoord op de vraag van mijn vriend zou dus zijn dat bijbelstudie niet moet beginnen met de bijbel - hoe geestelijk dat ook lijkt. Zelfs als we zeggen dat we alleen de bijbel laten spreken, en de schrift recht snijden, ontsnappen we niet aan onze ik-gerichtheid. We passen de bijbel in in ons eigen kleine verhaal, we ontlenen onze betekenis aan onze bijbeluitleg, we beoordelen anderen naar de mate waarin ze het met ons eens of oneens zijn. Net als in de rest van ons leven moeten we ook voor onze bijbeluitleg onze plaats innemen in het verhaal van God. Dat verhaal dat draait om God die met zijn liefde leven schept uit het niets van de dood. Is er een betere definitie van genade? Het leven is het grootste geschenk, gegeven aan wie er niets voor kan terugdoen omdat die dood is. Wij geven toe dat we zwak zijn, dat we ongeneeslijk religieus zijn, dat we uit onszelf geneigd zijn te kiezen voor het oordeel en de wet boven de genade en het leven. We geven onze eigen zekerheid en trots op en vertrouwen op de levenbrengende goedheid van God. We openen onze handen om het geschenk van God te ontvangen. Dan schept God leven in de van zichzelf dode bijbelse woorden (woorden die ertoe kunnen leiden dat gelovigen anderen vernederen als ze voor hun huwelijk zwanger zijn). Dan ontmoeten we in de tekst deze liefdevolle, genadige God, die ons in Jezus alles heeft gegeven wat Hij is. Dan raken onze harten brandende in ons, zoals bij de Emmausgangers. En dan delen we uit wat we ontvangen hebben, niet uit religieuze plicht, maar zoals de generaal in de film, die niet anders kon dan zijn enthousiasme over het eten delen met zijn tafelgenoten. Dan wordt het bijbellezen een feest.

maandag 28 november 2011

Amerika: Onder water in Minnesota

En zo zijn we aan het einde van de reis gekomen. De laatste bestemming die we aandeden op onze rit door de verenigde staten was Maple Grove, in de buurt van Minneapolis, in Minnesota. We brachten een geweldige tijd door bij vrienden daar. Een van de bezienswaardigheden waar zij ons mee naar toe namen was de Mall of America. Een enorm winkelcentrum met 700 winkels, rondom een pretpark. Met bioscopen en zelfs een zee-aquarium. En nog een mooi zee-aquarium ook! Ik maakte er onder andere onderstaande foto's (vooral foto's van koralen, omdat die in de meest fel verlichte aquaria groeien).




Dit is natuurlijk geen koraal, maar een bijtschildpad.

En dan nog als toegift een zonsondergang boven een meertje bij Maple Grove, Minnesota in de buurt.

P.S. Mocht je mijn fotografie kunnen waarderen, kijk dan ook eens naar het boek Het Boek van de Natuur. Hierin staan dertien foto's van mijn hand, met daarbij korte overdenkingen over schoonheid, God, de natuur en genade. De overige bijdragen in deze bundel zijn overigens ook de moeite en het geld meer dan waard.

zondag 27 november 2011

Terug naar de basis (14 en slot): Niet zien en toch geloven

Why do my eyes hurt?”, vraagt Neo in The Matrix. Zijn mentor Morpheus buigt zich over hem en zegt met gevoel: “Because you’ve never used them before.” Neo had zijn hele leven lang in een illusie geleefd. Hij had de wereld en de mensen om hem heen niet gezien zoals ze werkelijk waren, had niet hun werkelijke betekenis gekend. Hij had alleen valse weergaven gezien, schijnbeelden, valse betekenissen. De leugens hadden hem afgeschermd voor de waarheid, zodat hij niet in opstand zou komen tegen het systeem, zodat hij niet zou vechten voor zijn eigen vrijheid en die van andere mensen. Het gevolg was dat Neo geestdodend werk deed, waarbij hij werd afgerekend op zijn productie, niet op wie hij was als persoon. Hij verbleef bovendien in een saaie, grijze omgeving, zonder inspiratie. En hij had geen werkelijke relaties, geen vrienden, alleen de rollende cijfers en letters op het internet. Hij kende geen werkelijke liefde. Tot hij door Morpheus en de zijnen uit het systeem wordt verwijderd. Hij leert het ware verhaal kennen, hij ontdekt wat de werkelijke betekenis is, niet alleen van zijn leven, maar ook dat van de andere mensen. Hij heeft nu een taak waar hij vervulling aan ontleent, omdat hij iets doet dat echt waardevol is. Hij vecht voor de schoonheid van individuen en de wereld. Hij leert anderen werkelijk liefhebben, om wie ze zijn. Hij heeft ontdekt dat de wereld, andere mensen en hijzelf een onuitwisbare betekenis hebben. Maar daarvoor heeft hij wel op een nieuwe manier moeten leren kijken.

Dit is wat met ons gebeurt als we afscheid nemen van onze eigen, kleine verhalen, waarin alles draait om onszelf, en elke betekenis alleen aan ons belang wordt afgemeten, en gaan leven in het Verhaal van de Werkelijkheid, het koninkrijk van God. Er vindt een proces plaats van ‘hersymbolisering’ - de wereld van onze verbeelding wordt vernieuwd. 
Ik geloof dat de Joodschristelijke geloofstraditie uniek is in het feit dat deze betekenis toekent aan voorwerpen en mensen buiten het individu. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij oosterse godsdiensten en de daarvan afgeleide ‘new age’-denkbeelden. Volgens die zienswijzen is de wereld van van elkaar gescheiden voorwerpen en individuen een illusie en niet de werkelijkheid. Jouw echte ‘ik’ is niet het ‘ik’ dat zichzelf ziet als onderscheiden van andere mensen, maar een ‘ik’ dat een is met het universum. Het beeld wordt gebruikt van golven op de oceaan. Volgens het oosterse wereldbeeld is het individuele ‘ik’ een golf op die oceaan, een expressie van het echte ‘ik’ - de oceaan. De golf (het ‘ik’) is beperkt en tijdelijk, de oceaan (het ‘al’) is onbeperkt en eeuwig. Deze uiteindelijke werkelijkheid is een eenheid, zonder vorm, puur potentieel, en puur bewustzijn. Maar dit betekent dat relaties tussen mensen ook een illusie zijn en niet werkelijk betekenis hebben, want een relatie bestaat alleen tussen twee (of meer) van elkaar gescheiden personen. En dus is liefde een illusie, want liefde is een relatie.
Een van mijn favoriete auteurs, Greg Boyd, legt uit hoe deze visie verschilt van het Joodschristelijke wereldbeeld: “To christians love and plurality are not pen-ultimate realities: they are ultimate reality! The biblical worldview affirms that the teaching that "God is love" is not only “absolutely correct” but is the most important and correct truth there is (1 John 4:8). In the biblical worldview, God IS an eternal, perfect, loving relationship! As Father, Son and Holy Spirit, God IS eternal, perfect love shared between a plurality of "persons." Not only this, but out of perfect love, God created a world filled with ultimately real individuals with the hope that they'd share in and reflect the joy and ecstasy of his eternal, perfect, and ultimately real love. The goal of life, therefore, is not to dissolve all individuality into oneness but to eternally affirm individuality in loving relationship with all other individuals and with God. The goal is not to realize you are God, but to be eternally related to God with a love that participates in the perfect love that God eternally is.
Als wij door deze bril gaan kijken, krijgen wij zelf een unieke, onvervangbare betekenis: wij zijn -elk van ons- de geliefden van God. En zo mogen wij onszelf ook gaan zien. Maar we gaan niet naast onze schoenen lopen, want tegelijk krijgen de individuen en voorwerpen buiten ons voor ons betekenis. Een betekenis die niet van ons afhankelijk is, die los staat van ons eigen belang, een unieke, onvervangbare betekenis, die hen door God gegeven is, omdat Hij ze heeft gemaakt. Hij vertelt het verhaal over ze, niet wij. En dat betekent dat we kunnen genieten van hun intrinsieke schoonheid en eigenheid. Het betekent dat we echte relaties met ze kunnen aangaan en ze kunnen leren kennen als individuen. Het betekent dat onze inzet en ons werk voor hen echt waardevol is en niet slechts verspilling van tijd en energie. Het betekent dat we ze gaan liefhebben om wie ze zijn, zoals God al zijn unieke schepselen liefheeft.

Als we leven in het Grote Verhaal verandert dus onze blik op de schepping en op onze medemensen. We gaan ze zien als waardevol en betekenisvol, niet om wat ze voor ons betekenen, maar puur en alleen om het feit dat ze bestaan. We gaan van ze houden, zonder ze te willen controleren en manipuleren, omdat we ze zien in het licht van Gods Verhaal. Maar hierdoor stellen we onszelf wel open voor pijn en verdriet. Het is namelijk een feit dat die voorwerpen en die mensen van wie we zo zijn gaan houden, ons zullen verlaten. Tijd en toeval treffen allen, volgens de Prediker (9:11). Dit is een realiteit waar iedereen die een relatie heeft zich van bewust is. Mijn vader heeft het afgelopen decennium zijn beide ouders verloren. En ik weet dat ik ook een keer mijn ouders zal verliezen. Ze zullen de dood niet ontglippen. Ik weet ook dat mijn boeken zullen vergelen, dat mijn harddisk zal verslijten, dat mijn aquariums lek zullen raken, dat bloemen vergaan en dat zelfs mooie landschappen volgend jaar niet meer hetzelfde zullen zijn. De schepping is ten prooi aan zinloosheid, bevindt zich in de slavernij van de vergankelijkheid. ‘De hele schepping zucht en lijdt nog altijd als in barensweeen.’ (Romeinen 8:22). We raken onherroepelijk datgene en diegenen kwijt van wie we zo hielden. Hun onvervangbare betekenis gaat voor altijd verloren.
Dit is de vloek van het menselijke bestaan. De dood maakt de liefde belachelijk. Waarom zou je schoonheid nastreven als die toch verslijt? Waarom zou je investeren in relaties, als je elkaar toch kwijtraakt? Waarom zou je je inzetten voor gerechtigheid en waarheid, als zowel de schurken als hun slachtoffers sterven? “Geen mens ontvlucht het slagveld van de dood. Ben je een rechtvaardige of zondaar, goed en rein of onrein, offer je wel of offer je niet ... alle mensen treft hetzelfde lot.” (Prediker 9:2,3). En zelfs als we houden van minder vergankelijke of sterfelijke zaken - als we kijken naar de sterren, of houden van de bergen, dan nog worden we ervan gescheiden door de dood. We sterven namelijk zelf ooit - ik geloof niet dat het de wetenschap gaat lukken ons het eeuwige leven te geven. En zelfs nog voor we sterven zullen we door het falen van onze zintuigen worden afgesneden van alles wat we liefhadden. Niet voor niets zegt de bijbel dat de dood een vijand is (1 Korintiers 15:26).
Wie werkelijke schepselen en individuen gaat liefhebben, zal dat gaan beseffen. En gaan wanhopen. Als dit het onontkoombare lot is van wat wij liefhebben, is het dan niet makkelijker om niet lief te hebben? Is het dan niet logisch dat ik mezelf op de eerste plek zet, en probeer zoveel mogelijk te genieten, zoveel mogelijk geluk te ervaren in de paar jaren die ik heb? “Laten we eten en drinken, want morgen sterven we!” (1 Korintiers 15:32).  Ja, de dichters zeggen dat het beter is om te hebben liefgehad en verlies te hebben geleden, dan om nooit te hebben liefgehad. Maar als je nooit hebt liefgehad, weet je ook niet wat je mist. En ‘ignorance is bliss’ - zoals Cypher in The Matrix zegt (daar is de rode draad van deze serie weer!). Cynisme is de zelfbescherming die nodig is om niet de pijn van het ultieme verlies te hoeven ervaren.
Gelukkig eindigt het Verhaal van God niet met cynisme, het eindigt niet met de dood. Deze laatste vijand wordt vernietigd. “De dood is opgeslokt en overwonnen. Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?” (1 Korintiers 15:54,55). Het Grote Verhaal belooft de tijd ‘waarin alles zal worden hersteld’ (Handelingen 3:21). Wij zien uit ‘naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.’ (2 Peterus 3:13). Ik heb over deze belofte uit de bijbel al meerdere malen geschreven, onder andere in mijn boek Indrukwekkende Vrijheid. (Als ik even reclame mag maken: meerdere lezers hebben me verteld dat het slothoofdstuk van dit boek ze meer naar Gods toekomst heeft laten verlangen - koop het boek snel, voor het uit de handel is!). Ik heb ook op deze blog uitgelegd hoe uniek de hoop is die dit verhaal ons biedt: Gods belofte dat de dood ons nooit definitief zal scheiden van de mensen en de wereld waar we van houden. Geen enkel afscheid is definitief, geen enkel verval is onomkeerbaar. “Het sterfelijke wordt door het leven verslonden” (2 Korintiers 4:4). De schepping zal ‘zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt’ (Romeinen 8:21). Wie zijn leven ziet in het licht van het Verhaal van God hooft nooit meer bang te zijn dat zijn liefde zinloos is, of dat zijn inspanning tevergeefs is. “We vreesden ernstig voor ons leven”, geeft Paulus toe. “Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op Hem hebben we onze hoop gevestigd. Hij zal ons altijd redden” (2 Korintiers 1:9,10).

Maar er moet een reden zijn om aan deze belofte geloof te hechten. Je kunt niet maar gokken dat er ooit een opstanding of herstel zal plaatsvinden. Daarvoor is het te belangrijk. Paulus heeft een solide basis voor zijn overtuiging. Hij baseert zijn geloof op de opstanding van Jezus uit de dood. “Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen.” (1 Korintiers 15:20). Dit is de hoeksteen van het Christelijke geloof. “Als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos ... dan bent u nog een gevangene van uw zonden en worden de Doden die Christus toebehoren niet gered” (v14,17). Hier draait het dus om: de vraag of het verhaal dat Jezus vertelt inderdaad het Verhaal van de Werkelijkheid is, of schoonheid, intimiteit en avontuur werkelijk betekenis hebben, of liefde zin heeft, hangt ervan af of Jezus uit de dood is opgestaan.
De opstanding van Jezus is echter niet wetenschappelijk te bewijzen. Als deze inderdaad plaatsvond, was het een eenmalige gebeurtenis waar geen video-opnames van bestaan, geen foto’s of andere tastbare aanwijzingen. Trouwens, die zouden vervalst kunnen zijn. Wat we hebben zijn de verhalen die zijn opgetekend in de vier evangeliën. Die zijn opgeschreven als ooggetuigenverslagen. De opgetekende details komen overeen met wat bekend is uit andere bronnen, de stijl is vaak zakelijk en niet opgesmukt, en de discipelen (latere leiders uit de kerk) worden niet als heiligen afgeschilderd: het lijken dus betrouwbare documenten. Als je ze zo ziet lijkt er inderdaad iets bijzonders gebeurd te zijn: het graf waar Jezus begraven was, was leeg, en er waren mensen die de gekruisigde na zijn dood hebben gezien en zo van zijn werkelijkheid overtuigd waren dat ze bereid waren daarom te sterven. En de voorgestelde alternatieve verklaringen voor deze historische feiten zijn niet bevredigend. Maar dit bewijst niets. Het vraagstuk van Jezus’ opstanding omvat dus de historie, maar overstijgt deze tegelijk. Op dit gebied kan onze gebruikelijke manier van kennen - de wetenschappelijke kenmethode - ons niet verder helpen. Er zullen geen feiten boven tafel komen die onomstotelijk het wonder zullen aantonen.
Gelukkig is de ratio, het verstand, niet de enige manier om de wereld te bezien. Een andere manier van kennen is de liefde. De Britse theoloog N.T. Wright schrijft in zijn geweldige boek Surprised by Hope: “Love is the deepest mode of knowing, because it is love that, while completely engaging with reality other than itself, affirms and celebrates that other-than-self reality.” Wie mensen is gaan liefhebben als individuen, wie de uniciteit van de schepping is gaan waarderen, weet dat deze mensen en voorwerpen een eigen, onvervangbare betekenis hebben. Die weet dat ze eeuwigheidswaarde hebben. Dat weet hij op een manier die niet wetenschappelijk te omschrijven is, maar die net zo zeker is als de zekerste wetenschappelijke theorie. Zekerder zelfs, want theorieën verdwijnen. Ons kennen schiet tekort, zegt Paulus, maar “de liefde zal nooit vergaan” (1 Korintiers 13:8). En omdat we liefhebben, weten we dat de prachtige mensen met wie we omgaan, en de schitterende wereld waarin we leven, niet voor altijd verloren kunnen gaan, maar dat God ze nieuw leven zal geven. Zoals God zijn zoon van wie hij hield, niet in het graf achterliet, maar hem opwekte uit de dood.
Stefan Paas stelt zich in het boek De Crux de vraag waarom de ene persoon een bepaald argument voor God sterk vindt, maar de ander niet. Zijn antwoord: “Wij WILLEN allemaal graag dat sommige dingen waar zijn en andere niet. Ten diepste worden mensen dus christen omdat ze VERLANGEN dat het waar is. En andersom. De grote Augustinus zei het al: wij zijn niet zozeer denkende wezens, als wel liefhebbende wezens. Dat ik een christen ben, heeft meer te maken met liefde dan met argumenten.” N.T. Wright citeert de filosoof Wittgenstein, die ditzelfde zegt: “It is love that believes the resurrection.” Als we werkelijk liefhebben, weten we plotseling hoe we het lege graf en de verschijningen van Jezus moeten interpreteren. Dan is de verklaring dat Jezus werkelijke leefde de enige die nog overtuigingskracht heeft. Dan krijgen we opeens hoop dat er werkelijk verandering mogelijk is, dat de machthebbers van deze wereld niet het laatste woord hebben en dat de laatsten de eersten zullen zijn. We krijgen opeens het vertrouwen dat God ook ons niet aan de dood zal overgeven, maar dat we zullen leven, ook al sterven we. En we blijven daaraan vasthouden, ondanks alle teleurstellingen in de kerk en andere gelovigen, of in ons eigen falen, of in de wereld om ons heen. Op deze manier, doordat we liefhebben, kunnen we ‘niet zien en toch geloven’ (Johannes 20:29). De christelijke geloofszekerheid is geworteld in de liefde.

Uiteindelijk zien we opnieuw dat het Verhaal zich afspeelt op drie niveaus. Het Grote Verhaal dat Jezus kwam vertellen - het goede nieuws van het Koninkrijk van God - doet ons verlangen naar werkelijke schoonheid, werkelijke intimiteit en werkelijk betekenisvol leven. Het doet ons verlangen naar liefde. Doordat we daarnaar zijn gaan verlangen, zien we het Verhaal van Jezus - de ultieme ‘underdog’ die tot in de dood afdaalt, maar door God wordt gered en nieuw leven krijgt - als de realiteit, als de Waarheid. Jezus IS het Verhaal van God. En daardoor krijgen we hoop en vertrouwen voor het verhaal van ons leven. We accepteren onze zwakheid, en durven zelfs de dood in de ogen te kijken “omdat we geloven en weten dat Hij die de Heer Jezus heeft opgewekt ook ons, net als Jezus, zal opwekken en ons ... naar zich toe zal voeren.” (2 Korintiers 4:14).

vrijdag 25 november 2011

Twee jaar bloggen

Waar blijft de tijd! Het is vandaag al weer twee jaar geleden dat ik deze blog begon. Een hele prestatie, al zeg ik het zelf. 495 berichten (helaas net geen 500, dan was het feestje helemaal compleet geweest). En ondertussen staan er in de balk rechts van de tekst 33 volgers van mijn blog, en wordt er op bijna elk bericht wel door iemand gereageerd. Ook via Twitter komen er wel eens reacties op mijn stukken. Genoeg motivatie om voorlopig ermee door te gaan!

Ik begon mijn blog op 26 november 2009 met het bericht over de verschijning van het boek Hete Hangijzers, een bundel essays over vragen bij het christelijke geloof, waaraan ik een aantal columns had bijgedragen. Toevallig kan ik deze 26e november 2011 berichten over de verschijning van een ander boek waar ik mijn medewerking aan heb verleend: Het Boek van de Natuur. Dit is een prachtig boek over een onderwerp dat mij na aan het hart ligt: de natuur en hoe wij daar als christenen mee omgaan. Ik heb dit keer geen essay aangeleverd, en geen columns, maar dertien foto's. En bij die foto's korte overdenkingen over schoonheid, natuur, God en genade. Ik heb nog niet alle andere bijdragen gelezen, maar er staan interessante stukken in over het lijden in de natuur en hoe dat past bij een goede schepper, over sluipwespen, de grootte van het heelal, de werking van cellen, of christenen vegetarier zouden moeten worden en over de vraag of de mens de natuur en zichzelf met behulp van technologie mag modificeren. Het boek bevat zelfs wandelroutes en handreikingen voor gesprekken. Volgers van mijn blog die in dit boek geinteresseerd zijn, kunnen het op het internet bestellen.

Mijn blog is genoemd naar mijn boek Indrukwekkende Vrijheid, dat in maart 2010 uitkwam. Daarover heb ik helaas iets minder positief nieuws te melden. Mijn uitgever deelde mij mee dat er van de 1500 gedrukte exemplaren maar 500 verkocht zijn. (Nou ja, dat zijn er toch wel 500 - ik vind het niet niks!). In verband met de magazijnruimte moet nu het restant worden verwijderd. Indrukwekkende Vrijheid zal daarna niet meer verkrijgbaar zijn. Het wordt een verzamelobject. Wie van mijn lezers het boek nog niet heeft, kan het nu nog bestellen. Of als je het al wel hebt, misschien wil je het wel aan iemand geven in verband met Sinterklaas of Kerst. Nu kan het nog! Grijp je kans! Bijvoorbeeld hier.

Maar goed, ik ga gewoon door met schrijven. Ik werk nog steeds aan een bundel met science fictionverhalen. De inspiratie begint weer te komen, en ik hoop binnenkort de laatste twee ontbrekende verhalen te kunnen afmaken. En ik heb ook nog ideeën voor andere korte verhalen. Ik wil een paar daarvan onder andere proberen aan te bieden voor publicatie bij het SF/Fantasy-tijdschrift Pure Fantasy.  Verder hoop ik een volgend non fictie boek te gaan schrijven op basis van mijn recente serie berichten 'Terug naar de basis'. Ik wil daar volgend jaar aan gaan werken. En in mijn computer staat nog het onafgemaakte begin van een fantasyboek - waar ik ook na jaren nog steeds niet van los kan komen.

Maar ik ga ook door met schrijven op mijn blog. Ik vind het namelijk leuk om al schrijvend mijn gedachten te ordenen, de films die ik kijk en de boeken die ik lees te analyseren, en mijn ervaringen een plaats te geven. En het zou natuurlijk fijn zijn als anderen zich er in kunnen herkennen en er zelfs door geïnspireerd worden. Ik blijf ook doorgaan met het plaatsen van foto's (die blijkens de statistieken behoorlijk populair zijn). Tot een paar maanden geleden plaatste ik ook berichten met links. Daar ben ik mee opgehouden toen het even wat minder met me ging, en ik weinig energie had. Ik heb deze rubriek niet nieuw leven in geblazen. Maar ik denk dat deze berichten wel zorgden voor een mooie afwisseling met de nogal lange essays en boek- en filmbesprekingen, en dus zou het kunnen dat ik jullie weer naar allerlei film-, wetenschaps- en theologienieuws ga verwijzen. In verband met mijn andere schrijfactiviteiten (verhalen of boek), zou het kunnen dat ik op mijn blog bijdrages ga plaatsen die ik eerder heb geschreven, of dat ik berichten van mijn vorige blog (Tol Eressea) opnieuw ga publiceren. Ook als ik dat doe, wil ik wel doorgaan met het schrijven van in elk geval filmrecensies.

Ondertussen zou ik het leuk vinden van mijn vaste lezers te horen welk bericht (of berichten) van mij hen het meest is (zijn) bijgebleven uit de afgelopen twee jaar. Welk stuk heeft je aan het nadenken gezet? Welke film ben je gaan kijken naar aanleiding van een recensie? Waar heb je jezelf in herkend? Beschouw dat maar als een verjaardagscadeautje aan mijn blog...

Amerika: Leven in de woestijn

Wie door de Verenigde Staten trekt ontdekt al snel dat het een land is van uitersten. Het ene moment sta je in Noord-Californie in een gematigd regenwoud, vervolgens sta je in de sneeuw in Yellowstone, en even later ben je in een woestijnlandschap. Misschien niet officieel een woestijngebied, maar eerder prairie, maar tussen de kale rotsen blijkt dat verschil academisch. Maar woestijnen zijn op hun eigen manier mooi.





donderdag 24 november 2011

Boekbespreking: Beautiful Outlaw

Hoe wij de werkelijkheid ervaren wordt niet in de eerste plaats bepaald door de werkelijkheid zelf - die IS gewoon - maar door de betekenis die wij aan de werkelijkheid toekennen, oftewel: het verhaal dat wij over de werkelijkheid vertellen. We verzamelen ervaringen uit het verleden, waarschuwingen of aanbevelingen van anderen, en de heersende normen en waarden uit de cultuur, en koppelen die aan mensen of voorwerpen in de wereld om ons heen. Deze beelden vormen als het ware ‘labels’ waarmee we wat we zien of ervaren kunnen interpreteren. Het gaat hierbij niet om de manier waarop we rationeel over de werkelijkheid denken, of over wetenschappelijke beschrijvingen. Mensen zijn niet in de eerste plaats rationele wezens, maar verbeeldende wezens. We zijn wezens die betekenis creeren, scheppers gemaakt naar het beeld van de Schepper. Ik kan daardoor bijvoorbeeld weten dat er in de Middellandse Zee geen gevaarlijke haaien zwemmen. En toch kan ik bang worden als ik bij het snorkelen het melodietje uit ‘Jaws’ neurie. Doordat ik die film heb gezien, associeer ik het blauwe water zonder bodem met haaienaanvallen. Ik heb er het beeld bij van bloed en gevaar. En ik zwem snel terug naar waar ik de rotsen wel onder me kan zien. Dit is dus geen rationele gedachte, maar een beeld dat ik zelf heb gevormd, of in me heb laten vormen. Ik vertel voortdurend verhalen over wat ik zie en hoor (of herhaal de verhalen die mij door de cultuur verteld worden). Dit is de basis van bijvoorbeeld vooroordelen en discriminatie, maar ook van fobieen en dwanggedachten. Verhalen kunnen, zoals wordt geillustreerd in de film Inception, hardnekkig zijn - ze kunnen ons hele leven op de kop gooien.

Ook hoe wij mensen ons geloof beleven, is voor een groot gedeelte afhankelijk van de beelden die wij in ons hart hebben van het voorwerp van ons geloof. Mijn serie blogberichten ‘Terug naar de basis’ is aan dit idee gewijd. We geloven niet in de eerste plaats omdat we verstandelijk overtuigd zijn van een set theologische dogma’s, we geloven ook niet omdat we een kortstondig goed gevoel hadden tijdens een samenkomst. We geloven omdat we om de een of andere reden WILLEN geloven. We WILLEN dat dit verhaal waar is - omdat we verlangen naar de nieuwe werkelijkheid die erin wordt aangekondigd, omdat we hopen beloond te zullen worden, of omdat we bang zijn voor straf als we er niet in geloven. Ons geloof is een keuze, we maken keuzes op basis van onze verlangens, en onze verlangens worden gevormd, niet door hoe we over dingen denken, maar door de betekenis die we eraan hechten, het verhaal dat we erover vertellen. We kunnen dus redeneren tot we een ons wegen, we kunnen mensen onderdompelen in warme emoties, maar we zullen niemand tot geloof kunnen brengen tenzij we hem of haar naar het geloof kunnen laten verlangen. Dan moet hij of zij in het hart zulke verhalen gaan koppelen aan God, Jezus, de hemel of de kerk, dat hij of zij deze dingen gaat zien als iets goeds, iets waardevols en iets begerenswaardigs. Daardoor zal het individu vanzelf op weg gaan, en de verstandelijke onderbouwing vinden voor zijn keuze, en de emoties ervaren die eruit voortkomen.
Andersom, als mensen verstoorde en verwrongen beelden met zich meedragen van God, van Jezus, van de hemel of de kerk, zullen ze deze dingen nooit zien als ‘goed’ als ‘waardevol’ of als ‘begerenswaardig’. Zelfs als ze intellectueel instemmen met de dogma’s, zelfs als ze door alle emotionele hoepels springen, zullen ze zich nooit met hun hele hart en ziel aan God kunnen overgeven. Ze zullen zich houden bij gedragingen en uiterlijkheden. Ze zullen een moreel leven leiden, ze zullen vallen in de Geest of demonen uitdrijven, ze zullen meewerken in bedieningen en de wereld overtrekken, of te vuur en te zwaard dwaalleren bestrijden - allerlei dingen waar ze zichzelf met behulp van externe motivatie als angst en beloning toe kunnen zetten. En ze zullen dat wellicht verwarren met wat het werkelijk betekent te geloven, zodat ze hun eigen uiterlijke tekenen gaan verwachten van anderen of aan hen gaan opleggen. Maar ze zullen God, Jezus, de hemel en de gemeenschap van de heiligen niet liefhebben.

Maar dat is waar het om gaat. Het gaat erom dat we we van God gaan houden. Het is als met een relatie tussen man en vrouw - ook die is niet in eerste plaats gebaseerd op een verstandelijke afweging, of op een kortstondig fijn gevoel. Nee, we gaan een relatie met iemand aan, omdat we naar die persoon zijn gaan verlangen. We zijn betekenis aan hem of haar gaan toekennen, een betekenis zo groot dat we heel graag bij die ander willen zijn, hem of haar beter willen leren kennen, en onszelf uiteindelijk aan hem of haar willen geven. Tot geloof komen is dus te vergelijken met verliefd worden - we worden verliefd op God, omdat we zien dat hij zo goed is, zo liefdevol, zo glorieus, dat we niets anders willen dan dicht bij Hem zijn, Hem kennen en door Hem gekend worden. En we ontdekken deze dingen over God in de persoon van Jezus. In Hem is de goddelijke volheid zichtbaar geworden. Hij is de incarnatie van de Schepper zelf, tastbaar, voelbaar, zichtbaar. Toen ze hem ontmoetten, lieten Jezus’ discipelen hun vissersspullen achter en volgden hem. ‘Naar wie zouden wij anders gaan? U spreekt woorden van eeuwig leven!’. Hun hart was door Jezus gewonnen, en ze hadden er alles voor over om bij Hem te horen.
Nu is het echter tweeduizend jaar later, en is Jezus niet meer onder ons. We moeten het, zo lijkt het, doen met de verhalen die al die jaren in de kerk over Hem zijn verteld. Jezus’ volgelingen lieten vier boeken en een heleboel brieven achter over hun belevenissen met hem, en later zijn er nog veel meer verhalen verteld al de eeuwen door. Maar de realiteit is dat die verhalen bij elkaar op dit moment een beeld scheppen van Jezus dat helemaal niet zo uitnodigt om Hem te volgen. Jezus is niet meer iemand voor wie wij alles zomaar achterlaten. Ons hart is niet meer brandende in ons, als we over Hem horen, we kijken er niet meer naar uit Hem te ontmoeten. Want wij kijken naar Hem door een bril die is gekleurd door religie, of anders gezegd: we zien hem door een mist van vooroordelen en interpretaties. We zien Hem als een religieus concept, een idee. Of als een man die lang geleden leefde. We zien hem als een serieuze asceet, die voortdurend ernstig om zich heen keek. Of als een activist, die altijd werkte. Of we zien hem als een slachtoffer, iemand die over zich heen liet lopen.
Kijk naar hoe Jezus wordt afgebeeld in onze kunst. “All the famous works of Him were ... of a wispy, pale Jesus, looking haunted, a ghostlike figure floating along through life making strange gestures and undicipherable statement. The Nativity scenes were particularly ridiculous. The classic art ... portrays a rather mature baby, very white, radiantly clean as no baby is ever clean, arms outstretched to reassure the nervous adults around him, intelligent, without need, halo glowing, conscious with an adult consciousness. Superbaby. This infant clearly never pooped his diapers. He looks ready to take up the prime ministership.” Dit is geen Jezus van wie we kunnen houden. De beelden die we van hem hebben meegekregen, de verhalen die we over Hem vertellen, moeten dus veranderen.

Het citaat hierboven is van John Eldredge, uit zijn boek Beautiful Outlaw, waarin hij een pleidooi houdt om Jezus opnieuw te leren kennen als de levende, passionele en intentionele persoon die hij is, of zoals de ondertitel zegt: ‘Experiencing the playful, disruptive, extravagant personality of Jesus’. Eigenlijk zou je dit boek kunnen zien als de logische conclusie van de vorige boeken van Eldredge. Ik zal maar gewoon toegeven dat ik een fan van hem ben. Niet alleen heb ik de meeste van Eldredges boeken in de kast staan en meerdere malen gelezen, ik ben ook actief geweest op een internetforum over zijn werken, ben op twee mannenconferenties geweest van zijn organisatie, in Amerika en in Australie, heb twee keer een mannengroep geleid naar aanleiding van Wild at Heart en heb verschillende lezingen gegeven over zijn werk. Dat is in de eerste plaats vanwege zijn manier van schrijven. Hij heeft een vrij dichterlijke manier van uitdrukken (hij heeft een tijd in het theater gewerkt, dat kan meespelen), waarbij hij prachtige beschrijvingen geeft van omgevingen en ervaringen. Hij is open en eerlijk over zijn eigen worstelingen, en maakt zichzelf niet groter dan hij is. Hij geeft voorbeelden uit films (voor mij als filmliefhebber een plus) en boeken (Dallas Willard, George MacDonald, Buechner et cetera). Maar vooral schrijft hij over onderwerpen die mij na aan het hart gaan.
Volgens John Eldredge zijn verhalen zo belangrijk voor mensen, omdat we daadwerkelijk in een groot, episch verhaal leven. En de kenmerken van onze verhalen zeggen iets over dat grote verhaal. In elk episch verhaal ontdekt de held bijvoorbeeld dat er een grotere wereld is, waarvan hij het bestaan daarvoor hooguit had vermoed. Deze grotere wereld is de bovennatuurlijke werkelijkheid van God, die ons op het oog heeft. Eldredge noemt dit de ‘heilige romance’. Wij zijn bedoeld om in een innige relatie met God te leven. De held ontdekt in epische verhalen ook dat er een oorlog aan de gang is. Er is een strijd om ons hart gaande, een kosmische strijd. We zijn leugens gaan geloven over onszelf, over de wereld om ons heen en over God. Daardoor zijn we niet de personen zoals God ons bedoeld heeft, maar leven we uit een valse identiteit, we doen alsof. Maar de held van het liefdesverhaal laat het daar niet bij. Hij komt voor ons tussenbeide, om te redden wat verloren was: ons hart, onze identiteit. Hij gebruikt alles in ons leven om onze aandacht te trekken en ons voor zich te winnen. En de hoofdpersonen in de epische verhalen ontdekken dat ze zelf een rol hebben te vervullen. God heeft ons gemaakt met een bedoeling. Wat die bedoeling is, ontdekken we door te kijken naar onze verlangens. Die zijn niet slecht, ze zijn geen afleiding van waar het werkelijk om gaat, maar ze laten zien waar God ons voor geschapen heeft. Ons verlangen naar schoonheid, naar intimiteit, naar avontuur, maar ook onze individuele verlangens, weerspiegelen Gods beeld. Ook de verlangens die samenhangen met onze mannelijke of vrouwelijke identiteit. Door al wandelend met God onze verlangens tot leven te laten komen, vervullen we Gods bedoeling met ons en worden we helemaal onszelf. Dit is totaal iets anders dan puur religieuze plichtsbetrachting, dit is een leven dat voortkomt uit het door God herstelde hart. Onze keuzes winnen zo aan betekenis, we kunnen ‘mindere minnaars’ achter ons laten, en de tegenstander weerstaan. En voor ons ligt het ‘happy end’ - onze blijde hereniging met de held, aan het eind van de geschiedenis.

In dit alles bleef tot nu toe een belangrijke vraag onbeantwoordt, namelijk wie is die held van het verhaal nou eigenlijk. Oh ja, hij heet Jezus, en we weten wat hij heeft gedaan. Maar hoe is hij? Hoe is zijn karakter? Hoe ziet hij er uit? Hoe gaat hij met ons om? Dit zijn belangrijke dingen om te weten, als we inderdaad leven in een ‘heilige romance’. Als ons verhaal ten diepste een liefdesverhaal is, moet Jezus iemand zijn van wie wij kunnen houden. Niet alleen maar om wat hij ons geeft, of wat hij voor ons doet. Nee, om wie hij is als persoon. Een man kan een vrouw nog zoveel kadootjes geven, of zoveel klusjes voor haar opknappen, als hij niet echt is, als hij niet vriendelijk is, een gevoel voor humor heeft, als hij niet eerlijk is, en niet slim, zal ze niet werkelijk van hem gaan houden. Volgens John Eldredge heeft de religie van de held van het verhaal een saai karakter gemaakt, een tweedimensionaal iemand, uit karton gesneden, een cliche, geen mens van vlees en bloed. Van cliches kun je niet houden - die zijn onpersoonlijk. Daarom wil Eldredge de held van het verhaal opnieuw aan ons voorstellen. Maar nu niet door een bril van religieuze vooroordelen. Hij wil hem nu vooral laten zien als ademend, zwetend, levend mens - als een echt persoon. Als iemand van wie wij zouden kunnen gaan houden. Hij vertelt daarom een heel aantal verhalen en anecdotes uit de Evangelien na, maar nodigt ons uit om er eens anders naar te kijken.
Dan zien we hoe speels Jezus met zijn discipelen omgaat, hoe hij hen benadert op een frisse, humoristische wijze in plaats van streng en saai. Bijvoorbeeld als hij Petrus -de visser- een muntstuk laat halen uit de bek van een vis, of als hij doet alsof hij niet met de Emmausgangers mee naar binnen wil gaan om te eten. “Well, nice talking to you chaps. So sorry for your loss. Hope things turn out. But I’ve got to get going ... Oh, all right, if you insist, I’ll dine with you.” Jezus die doet alsof! Als hij niet iemand was geweest met wie mensen konden lachen, zou hij waarschijnlijk geen vriend van tollenaars en hoeren zijn geweest.
Maar tegelijk gaat Jezus doelgericht te werk. Hij weet wat zijn missie is, en hij handelt ernaar, bijvoorbeeld bij de reiniging van de tempel. “Can you picture Gandhi or Buddha storming into the polling place of a local election, shouting, overturning tables, sending the participants fleeing? Now throw a small carnival into the mix, which they also need to rout. Impossible. Whoever did this would have to be really committed to clear the building. Fierce and intentional.”
Jezus was daarnaast extravagant vrijgevig. Hij was scheutig met zijn tijd en met zijn gaven, zoals bij de bruiloft te Kana of zijn genezingen. Hij is scheutig met zichzelf. “Jesus doesn’t only give his life for mankind, he also gives his life to mankind. It is showered upon us daily like manna.
Tegelijk is Jezus ongelofelijk eerlijk. Hij zegt waar het op staat, tegen de Farizeeen, tegen Martha en Maria, tegen zijn discipelen. Hij maakt niks mooier dan het is. Zo voorspelt hij zijn volgelingen dat ze zullen lijden. “Maybe this is just what they need to hear. Consider the alternative - what if he told them: ‘Everything is going to be fine. Just love, and everyone will love you’. Then when reality hit and they found themselves bitterly hated and persecuted, they would feel betrayed.
Maar daarbij is Jezus schandalig vrij, als hij praat met een Samaritaanse vrouw bij een waterput, of de wetten van de Sabbat breekt, of een melaatse aanraakt. “Now, Jesus is defiled. At least, in the eyes of all the proper authorities he is ... this would be the social equivalent of a rising priest or pastor giving their most important message of the year, then stepping outside onto the front porch of the church, lighting a cigarette, and taking a good long shot of tequila straight from the bottle as the congregation files past. Metaphorically speaking. Jesus doesn’t seem to care. Or better, he cares very deeply about the RIGHT things.
Jezus gebruikte zijn vrijheid echter niet onbezonnen, nee, hij was slim, zelfs sluw. In zijn dialogen met de Farizeeen vangt hij ze in hun woorden, en laat hij ze sprakeloos achter. Maar hij gaat ook zo te werk met de vrouw bij de put: “Jesus is setting a trap. She throws one verbal jab after another, like a waitress in a rough cantina. He has the deftness of a bullfighter. She’s snarky, then defensive; he’s gracious and engaging ... Jesus takes the inirect approach. Playful and cunning. Very cunning.
Hij zet die slimheid niet in voor zijn eigen gewin, maar toont juist oprechte nederigheid. Als hij de voeten van de discipelen wast, en als hij voor Pilatus staat. “If Jesus was pretending to be a man, then his life is so far beyond ours it can’t really be a model for us to follow ... But what we are witnessing when Jesus ‘disciples’ his followeres, is something like the emperor stepping down in the arena to face the lions with us, show us how it’s done, using only the tools available to us. Staggering. And so hopeful.
Hij handelt daarnaast uit oprechte motieven. Hij is altijd zichzelf. Alles wat hij deed, deed hij uit liefde! “In this forest of fig leaves, where you are never sure you are getting the true person, there is nothing false about Jesus.’
Kortom, Jezus is prachtig, mooi, indrukwekkend. “He is the playfulness of creation, scandal and utter goodness, the generosity of the ocean and the ferocity of a thunderstorm; he is cunning as a snake and gentle as a whisper; the gladness of sunshine and the humility of a thirty mile walk by foot on a dirt road. Reclining at a meal, laughing with friends, and then going to the cross. That is what we mean when we say Jesus is beautiful.’

Deze levende, ademende Jezus uit de evangelien, is iemand van wie wij kunnen gaan houden. Hij is een persoon, hij is echt. En zijn persoonlijkheid is niet veranderd. Dit is wie hij ook nu nog is. Hij is ook nu humoristisch, doelgericht, vrijgevig, eerlijk, vrij, slim, nederig, oprecht en mooi. Dit is het karakter van de held van het verhaal, die ook de held wil zijn van ons verhaal. Hij is niet beperkt tot de pagina’s in een 2000 jaar oud boek, we kunnen hem op dit moment op deze manier ervaren. Hij wil namelijk ook zo met ons omgaan, zoals hij met zijn volgelingen omging in zijn leven op Aarde. John Eldredge geeft hiervan veel persoonlijke voorbeelden, en voorbeelden van zijn vrienden. Als wij ons voor hem openstellen, als we hem vragen echt zichzelf aan ons te laten zien, zullen we zijn speelse benadering gaan opmerken, zullen we merken hoe hij doelgericht dingen in ons leven aanpakt, zullen we veel van hem krijgen, maar zal hij ons ook de waarheid zeggen. We zullen soms naar adem happen als we zien hoe vrij hij ons wil maken, maar tegelijk merken dat hij altijd bereid is van zijn glorie af te zien. We zullen zijn slimheid, zijn oprechtheid, zijn schoonheid ervaren. 
En daardoor zullen we gaan veranderen. We zullen zelf ook deze eigenschappen, deze kwaliteiten gaan vertonen. Als we genieten van de relatie met Jezus, als hij echt zichzelf mag zijn in zijn omgang met ons, zullen ook wij onszelf worden. Dan zullen ook wij gaan leven. “Jesus is not merely a model - that would be unreachable, crushing. He is the MEANS by which God is restoring our humanity. This is what Christianity is supposed to do to a parson. This happens as his life invades ours. You get to live his life. Or what is salvation after all?

Ik merkte dat dit boek mijn verlangen om Jezus als persoon te kennen in mijn leven deed toenemen. Binnenkort wil ik het een tweede keer lezen, nog aandachtiger. En vervolgens de Evangelien lezen zonder de religieuze interpretaties automatisch op de tekst te leggen. Mijn hoop is dat ik nog meer onder de indruk kom van Jezus, van zijn persoon, van zijn karakter. Dat de beelden die ik in mijn hart van hem meedraag, gaan veranderen. Dat ik hem beter wil leren kennen, vaker met Hem wil omgaan, zijn stem wil horen. Dat ik ernaar ga uitzien hem te ontmoeten in Zijn koninkrijk. Dat ik van Hem ga houden.

woensdag 23 november 2011

Amerika: bloemen uit de Badlands

De 'Badlands' zijn als je ze van wat dichterbij bekijkt helemaal zo slecht nog niet. Tussen het prairiegras staan talloze bloemen. Ik kon het natuurlijk niet laten die op de foto te zetten.






maandag 21 november 2011

Terug naar de basis (13): het mooiste einde

Of een verhaal een goed verhaal is, hangt in grote mate af van het einde. De dialogen kunnen nog zo goed zijn, de actie spannend, de karakters realistisch - als het einde niet ‘klopt’ stelt dat allemaal weinig voor. Dan loopt de filmkijker teleurgesteld de bioscoop uit, en legt de lezer teleurgesteld zijn boek weg. In het einde van een verhaal komen de lijnen in het plot tot hun conclusie, het mysterie wordt opgelost, het kwaad wordt bestraft, het complot wordt ongedaan gemaakt, de geliefden vallen elkaar in de armen. De spanning die in het plot is opgebouwd - waar de dialogen, de actie en de karakters deel van uitmaken - wordt opgelost. En vaak op een verrassende manier, die de lezer of kijker niet had kunnen voorspellen. Dit wordt ‘denouement’ genoemd. Dan Allender schrijft in To Be Told: ‘Denouement is the rest that comes when all the disparate plot lines of a story, gnarled and taut, have been untied, and an order comes has come about that brings a new moment of shalom ...
Een goed verhaal kan niet zonder denouement. Als ik een verhaal schrijf, verzin ik daarom eerst het einde. Sterker nog, het eerste idee dat ik heb voor een verhaal, is vaak de ontknoping. Het enige dat ik dan nog hoef te verzinnen is hoe ik die ontknoping inleidt. Als ik schrijf werk ik toe naar dat moment dat ik mijn eerste idee kan uitwerken, als mijn karakters op het punt zijn dat ik ze eindelijk kan laten meemaken wat mijn oorspronkelijke bedoeling voor ze was. Ik vind dat eigenlijk een van de leukste momenten van het schrijven - ik kijk er echt naar uit. Het is leuk om ook echt te kunnen opschrijven wat je altijd al van plan was. Een goed einde maakt een verhaal niet alleen de moeite waard om te lezen, maar ook om te schrijven.

Dat geldt natuurlijk ook voor de verhalen waar wij in leven: ons persoonlijke verhaal, het verhaal van Jezus, en het Verhaal van de Werkelijkheid. Eerder in deze serie beschreef ik dat deze drie verhalen eigenlijk een enkel geheel vormen. Zoals bij de wiskundige figuur van de fractal kun je op verschillende niveau’s kijken, en toch dezelfde vorm herkennen. De Bijbel zegt bijvoorbeeld dat de Goddelijke Volheid in Jezus aanwezig was (Kolossenzen 1:19). Het Grote Verhaal kwam volledig tot expressie in hem, wie Hem zag had de Vader gezien. Maar de Bijbel zegt ook dat Jezus in ons aanwezig is. Zijn verhaal komt tot expressie in ons, het is zijn leven in ons dat ons verandert en ons vrucht doet dragen. En andersom: de Bijbel zegt dat wij samen het lichaam van Christus zijn - dat wij Jezus zichtbaar maken in de wereld, dat wij zijn handen en voeten zijn. Dat door ons heen zijn bedoeling werkelijkheid wordt. En een stap hoger: dat door Jezus’ dood en opstanding het Koninkrijk van God verschijnt, dat zijn leven het begin is van de verwerkelijking van Gods Verhaal, dat alle dingen zijn in Hem, door Hem en tot Hem. Kortom - het is een en hetzelfde verhaal. En ook dit verhaal staat of valt met het einde.
Wat het einde is van Gods verhaal, blijkt uit de verhalen die Jezus daar over vertelt: het is de volledige verschijning van Gods koninkrijk - waarin alle mensen en alle dingen van God hun ware naam ontvangen, en uitleven welke betekenis ze van God hebben gekregen. Het is de tijd van de wederoprichting van alle dingen, de vernieuwing waar de profeten al over spraken, waarbij alles zijn oorspronkelijke plek terugkrijgt. De plek waartoe het bedoeld was als schepsel, namelijk een positie als geliefde van God. Scheppen is immers liefhebben, en bestaan is geliefd zijn door God. En God heeft alles en iedereen op een unieke manier lief. Daaraan ontlenen wij onze identiteit. En omdat Gods liefde eeuwig is, zal ook onze identiteit eeuwig zijn. We zullen zijn geliefden zijn, voor eeuwig en altijd. Elke smet die op ons lag, elke leugen waardoor we Gods liefde betwijfelden, elke vorm van haat en zelfzucht waarmee we ons eigen verhaal centraal stelden, zal oplossen als sneeuw voor de zon. Alleen het ware, het echte zal overblijven. Voor de namaakglorie van alternatieve verhalen zal geen plek zijn. Het is niet afhankelijk van onze inspanning of onze prestaties. God zal alles zijn en in allen.
Deze kosmische overwinning van de waarheid op de leugen, van het licht op de duisternis, van glorie door zwakheid heen, wordt zichtbaar in het verhaal van Jezus. Zijn opstanding is - in een enkel persoon, op een enkele plek in de wereld, in een specifieke tijd - een expressie van het einde van het verhaal dat in God al ‘ja en amen’ is. Hij onderging de gevolgen van het kwaad tot het uiterste, en accepteerde de vernedering tot in de dood. Maar op dat duisterste moment werd hij gered door de God in wie hij vertrouwde. Op het punt waar hij zelf niets meer kon bijdragen aan zijn toekomst, waar hij geen enkele invloed meer kon uitoefenen, waarbij alleen verval en afbraak nog mogelijk waren, blies God hem nieuw leven in. Hij had tijdens zijn leven afgezien van het gebruik van zijn macht ten gunste van zichzelf, hij zag daar ook in de dood van af. Hij stond niet uit het graf op door eigen kracht, zoals we bij ons in de kerk wel eens zongen (‘Daar juicht een toon, daar klinkt een stem ...’), maar door de kracht van God. Hij kon het nieuwe leven alleen maar als geschenk ontvangen.
En het einde van Jezus’ verhaal, zijn opstanding en verheerlijking, blijkt vervolgens ook het einde te zijn van onze levensverhalen. Als we toegeven dat wij dood zijn in onze overtredingen en misdaden, als we erkennen dat we uit eigen kracht niets kunnen bijdragen aan de voltooiing van Gods bedoeling in de wereld, zullen we met Jezus uit de dood opstaan. Volgens de kerkvaders roofde Jezus de hel leeg. Doordat Jezus mens werd, en zich met ons identificeerde, tot in de dood, werden wij voor eens en altijd met hem verbonden. Hij nam onze levensverhalen op in het zijne. En wat God voor Hem deed door hem nieuw leven te geven, doet God ook voor ons. We worden hersteld. We worden wie God al voor de eeuwigheid had gezegd dat we zouden zijn. We leven, ook al sterven we. We bevinden ons nu nog voor het einde van het verhaal, en de donkerste dalen, de zwaarste strijd en de moeilijkste beproeving moeten misschien nog komen. Maar omdat het Verhaal van Jezus nu ook ons verhaal is geworden, weten we waar we naar uit kunnen kijken. Dit is de belofte van de opstanding, de zekerheid dat ons verhaal niet eindigt in een tragedie, maar in een ‘eucatastrofe’ - een plotselinge wending ten goede, die niet door ons tot stand kon worden gebracht. En soms zien we al hier en nu glimpjes van dat ‘happy end’. Alles waar we nu van genieten, elk voorbeeld van schoonheid, intimiteit en avontuur dat nu op ons pad komt, is een voorproefje van de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden.

Ook voor ons geldt echter dat wij het einde van het verhaal alleen als geschenk kunnen ontvangen. Het hangt niet van ons af. Het ‘happy end’ komt er - daar kunnen wij niets aan veranderen. Het is namelijk niet ons verhaal, maar Gods verhaal. God speelt geen rol in ons verhaal. Hij is er zelfs niet de regisseur van. Wij zijn opgenomen in het verhaal van God. Hij is de held, hij behaalt de overwinning. Wij zijn bijrolspelers. Wij zijn de geliefde van de held, die zich alleen maar hoeft te laten redden. Die niet anders kan dan haar hand uitsteken en zich uit het moeras te laten trekken. Die niet zelf de vijand hoeft te verslaan, maar aan het eind zich opgelucht in de armen van haar redder kan storten. En met hem de zonsopgang tegemoet kan rijden, zonder zich ooit nog zorgen te maken over haar levensonderhoud en haar veiligheid. Ons leven is ten diepste een liefdesverhaal. Zoals G.K. Chesterton zegt: ‘Romance is the deepest thing in life; romance is deeper even than reality’. Wij zullen door de held worden gered. Hij zal ons het hof maken, ons voor zich winnen. Hij achtervolgt ons, ook als wij hem afwijzen. Hij geeft alles wat hij heeft, zelfs zijn eigen leven, om ons te overtuigen van zijn liefde. Hij bekleedt ons met de witte klederen van de gerechtigheid, als we alleen nog maar gescheurde vodden droegen. En hij neemt ons mee naar het huis van zijn vader, met de vele woningen, dat hij voor ons heeft toebereid. En ze leefden nog lang en gelukkig. Niet alleen wij kijken naar dit gelukkige einde uit - de hele schepping is als in barensweeen, terwijl ze uitkijkt naar de openbaring van de kinderen van God in al hun vrijheid en luister. De Vader, de Zoon en de Geest begeren vurig om het paasmaal te delen met hun geliefden. De held zelf verlangt naar de bruiloft aan het eind van de tijd, het huwelijk van het lam. Het einde van het verhaal wordt, zoals dat van de beste verhalen, gekenmerkt door de vreugde van de bruidegom. Aan dit glorieuze feest zal nooit meer een einde komen. Het zal zo mooi zijn dat het al onze verhalen, hoe grimmig ook, uiteindelijk de moeite van het leven waard maakt.

Er is voor ons dus niets om bang voor te zijn. Ik las vroeger wel eens zogenaamde evangelisatietraktaatjes waarin werd betoogd dat wij uiteindelijk de film van ons leven te zien zouden krijgen. Dan zou tot in detail zichtbaar worden op welke punten we tekortschoten, waar we toegaven aan verleiding, op welke punten we niet Gods plan voor ons leven vervulden. Alle fouten, alle schijnheiligheid zou openbaar worden gemaakt. En niet alleen voor ons, de film zou publiekelijk worden vertoond. Onze diepste zwarte geheimen zouden voor iedereen bloot komen te liggen. De gedachte erachter was dat we nu dus ons best moesten doen om goed te leven, zodat we ons in de eeuwigheid niet zouden hoeven schamen. Maar tegen de tijd dat ik die foldertjes las, was ik me al genoeg bewust van mijn tekortkomingen, om te weten dat mijn verhaal een teleurstellende vertoning zou worden. Ik zou mijn handen voor mijn ogen moeten slaan en zou de hele eeuwigheid lang niemand meer onder ogen durven komen. Als het verhaal van mijn leven van mij afhangt, is het een tragedie.
Maar de schrijvers van dit evangelisatiemateriaal hadden het bij het verkeerde eind. De film die in de eeuwigheid vertoond zal worden is niet die van ons leven. Het gaat niet om ons verhaal. Wat op het hemelse bioscoopscherm te zien zal zijn, is het Verhaal van de Held. Het is het verhaal van Christus, die grote, epische romance, waar onze verhalen stuk voor stuk in zijn opgenomen. En dat verandert de zaak. Want van dat verhaal weten we dat het goed afloopt. We weten dat het een glorieus einde heeft, dat alle losse draden op een bevredigende manier bij elkaar brengt, en dat de held en zijn geliefde bij elkaar brengt in een bruiloft. En onze verhalen, ongeacht onze fouten, onze tekortkomingen, onze schaamte, zullen aan dat gelukkige einde bijdragen. Hoe dan ook. Ons falen zal alleen maar het succes van de held indrukwekkender maken. Ons ongeduld zal alleen maar laten zien hoe geduldig de hoofdpersoon is. Ons verraad illustreert alleen maar hoe vergevingsgezind de bruidegom is. Onze zwakheid biedt onze redder alleen de gelegenheid zijn zorgzaamheid te laten zien. En onze ontrouw stelt de vergevingsgezindheid van Jezus alleen maar in een sterker daglicht.
Ik moet denken aan de verfilming van The Fellowship of the Ring, die deze winter tien jaar geleden uitkwam. In de film bezwijkt Boromir voor de verleiding van de ene ring. Maar het verraad van Boromir maakt de film niet slechter. Dat komt omdat Boromir niet de held is. De toekomstige koning Aragorn is de held. En waar het verhaal om draait is dat hij Boromir vergeving schenkt, in een van de prachtigste scenes uit de trilogie. Het verraad van Boromir laat het karakter van Aragorn nog beter uitkomen. Sterker nog, zonder deze duistere episode zou het een veel oppervlakkigere film zijn geweest. Het einde, dat moment van vergeving, geeft het falen van de bijrolspeler een heel andere betekenis. Wat eens slecht, duister en beschamend leek, werd een bron van glorie. Hetzelfde geldt voor onze levens. Het einde van het Verhaal van Jezus, de heilige romance, is wat onze levens betekenis geeft. Het is niet ons falen, onze zwakheid, onze mislukking, dat de betekenis van ons leven bepaalt. Gelukkig niet. Wij zijn niet de held. Jezus is de held. De film die tot in eeuwigheid getoond zal worden, is de zijne. Dat betekent niet alleen dat wij ons dan niet zullen hoeven schamen, nergens voor, het betekent dat wij ons nu ook al niet hoeven schamen. Onze betekenis wordt ons nu al, op dit moment, gegeven door het Grote Verhaal waarin we leven. Het Verhaal van God. Dus kunnen we met Paulus zeggen: “Ik laat mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt. Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk” (2 Korintiers 12:9,10).

Is dit niet het beste einde dat mogelijk is? Is dit niet een slot om naar uit te kijken? Is dit niet een verhaal om in te willen leven? In het laatste deel van deze serie wil ik terugkomen op het thema van het verlangen.

woensdag 16 november 2011

Amerika: Slecht land

Zo noemden de kolonisten dit stukje aarde, waar de erosie een helling heeft veranderd in een doolhof van ravijnen, rotsen en prairie. Er groeide weinig en de mensen die hier gingen wonen leidden een bestaan onder de armoedegrens. Maar ik vond het Badlands national park prachtig.








dinsdag 15 november 2011

Terug naar de basis (12): Het patroon van de liefde

Ik ben zoals lezers van mijn blog hebben gemerkt, behoorlijk fan van de films in de The Matrix-serie. Deze films zijn niet alleen knap gemaakt, met indrukwekkende stunts en overtuigende ‘special effects’, ze zijn ook goed geacteerd, met dialogen die erom vragen geciteerd te worden. En het verhaal heeft meerdere lagen, en scenes die prima als metafoor voor filosofische concepten kunngen dienen. Ik ben niet de enige die zijn theologische gedachten doorspekt met voorbeelden uit deze serie.
Een behoorlijk indrukwekkende scene in de tweede film (The Matrix Reloaded) komt tegen het eind van de film. Een leger van robots staat op het punt tot de vrije mensenstad Zion door te dringen. Om hun opmars te stuiten moet Neo toegang krijgen tot de Architect van het computerprogramma de Matrix. Dit is niet eenvoudig. Hij heeft een sleutel in handen gekregen, maar voor hij die kan gebruiken, moet de elektriciteitsvoorziening van de virtuele stad worden uitgeschakeld, en moeten veiligheidssystemen worden omzeild. Dit vereist de inzet van meerdere mensen in de computerwereld. In het plan hebben ze allemaal een rol. Als een van hen faalt, bereikt Neo niet zijn doel. Voordat ze op weg gaan om hun taak te vervullen spreekt mentorfiguur Morpheus ze ernstig toe: “This is a war and we are soldiers. Death can come for us at any time, in any place ... What if the prophecy is true? What if tomorrow the war could be over? Isn't that worth fighting for? Isn't that worth dying for?” Er is een kans dat ze sterven. Maar hun dood zou de vrijheid van de rest van de mensheid kunnen veiligstellen. Daarom vervolgt Morpheus: “Tonight is not an accident. There are no accidents. We have not come here by chance. I believe this night holds for each and every one of us, the very meaning of our lives.” Om het doel te bereiken is de opoffering van elk van hen noodzakelijk. En het is precies hun bereidheid hun leven te verliezen, waardoor hun levens betekenis kunnen hebben.

In onze bereidheid anderen te dienen, vervullen wij onze rol in het Grote Verhaal van de werkelijkheid. Daarin komt de liefde van God in ons tot expressie. Want Gods liefde gaat gepaard met het nemen van risico. Denk aan de manier waarop God het heelal schiep. God verleende onvervangbare, onreduceerbare betekenis aan atomen, planeten, olifanten, bacterien en mensen. Een betekenis die ze bezaten als eigen identiteiten, gescheiden van hemzelf. Om te scheppen, om lief te hebben, moest God zich dus terugtrekken. Hij moest ruimte maken zodat degene die hij liefhad kon bestaan. Scheppen en dus liefhebben, is dus een daad van zelfgekozen zwakheid, van ruimte maken in jezelf voor het voorwerp van je liefde. Wie schept, wie liefheeft, is niet een meester, maar een dienaar.
Zonder te weten dat ik hierover nadacht, stuurde een Amerikaanse vriendin mij gisteren een e-mail, waarin ze onder andere het volgende schreef: “There is a community that can only be entered into by the road of suffering. It is not the community anyone would choose, and yet our Lord chose it, and blessed it by His glorious presence. Our own struggle with the inner darkness and His precious presence in our suffering has hollowed out a place from which we can uniquely love one another.” Die woorden raakten me. Ook hier is het fractalpatroon zichtbaar. Ook hier worden de contouren van het Grote Verhaal, van Gods keuze om de minste te willen zijn, om niet te heersen, maar om te dienen en zijn leven te geven voor velen, herhaald in het verhaal van onze levens. Zolang we vol zijn van onszelf, kunnen we alleen onszelf liefhebben. Alles draait om ons. Maar als we onze zwakheid toegeven, als we onszelf niet meer zien als de belangrijkste in de wereld, als we de strijd om de beste te willen zijn opgeven, ontstaat er ruimte in ons leven voor anderen. We zijn opeens in staat om aan voorwerpen en personen buiten ons betekenis toe te schrijven, ze te zien als waardevol in zichzelf, zonder dat we ze hoeven bezitten. We kunnen het object of de persoon liefhebben, zonder te hoeven oordelen. We zien anderen niet meer als ‘beter’ of ‘slechter’ dan wij, we ‘beoordelen vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van deze wereld’ (2 Korintiers 5:16).

Wij bepalen niet iemands betekenis, dat doet God. En wij volgen Gods oordeel over zijn schepselen, omdat we Gods oordeel over onszelf accepteren. Namelijk dat wij niet zelf onze betekenis kunnen genereren, niet door hard te werken en niet door te falen, maar dat onze betekenis ons wordt gegeven door God. We zijn geneigd om onszelf langs allerlei maatstaven van succes af te meten, en aan de hand daarvan onze waarde te bepalen. Onze oordelende blik verkleurt zelfs onze herinneringen. In plaats van de wereld te zien zoals die werkelijk is, passen we onze waarnemingen aan zodat ze ons oordeel over onszelf bevestigen. We herinneren ons onze successen, en verdoezelen onze mislukkingen om te bevestigen dat we heel wat waard zijn. Of we herinneren ons onze stommiteiten, en denken niet aan onze geluksmomenten, om aan onszelf te bevestigen dat we gedoemd zijn te mislukken. Beide zijn even egocentrisch. Maar als we accepteren dat God ons zo waardevol vond dat hij zelf bereid was te sterven, kunnen we eerlijk naar ons verleden kijken - zonder te oordelen. We kunnen onszelf eindelijk accepteren zoals we zijn. En we zijn vervolgens vrij om anderen waardevol te vinden, zoals ze zijn, zonder te oordelen of te vergelijken, en ons eigen comfort of belang op te offeren om hen te dienen. We denken niet meer aan onszelf.
Dit wordt door Jezus inzichtelijk gemaakt in zijn gelijkenis van de schapen en de bokken. Deze gelijkenis wordt soms nogal wettisch uitgelegd, alsof alleen diegenen behouden worden die goede werken doen, die tegen heug en meug zieken verzorgen en gevangenen bezoeken. Als je dit niet doet, wordt je net als de bokken veroordeeld. Maar dat is niet het punt van de gelijkenis. Waar het om gaat is dat de ‘schapen’ - degenen die zonder oog voor hun eigen decorum zich vereenzelvigden met gebroken, zieke en zondige mensen - dat nu juist niet deden om in de hemel te komen of in de gunst van God te komen. Ze vragen: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?’ (Mattheus 25:37-39). Ze waren er helemaal niet mee bezig dat ze deze goede werken voor Christus deden, ze probeerden er niets mee te verdienen, ze deden het omdat ze die andere mensen liefhadden. Ze waren niet bezig met hun eigen ego, ze hadden ruimte in hun eigen hart gemaakt voor hun medemens, ook als die het uitschot van de maatschappij was. Precies zoals Jezus niet gaf om zijn eigen heerlijkheid, maar zich met ons identificeerde, tot in de dood.
Het ‘sterven aan jezelf’ waar de bijbel over spreekt, het opnemen van het kruis van Christus, is dus geen negatieve weg (de ‘via negativa’ waar ik eerder over schreef, waarbij alles en iedereen zijn of haar waarde verliest, waarbij de wereld een illusie is, net als de liefde, en het doel is op te gaan in het niets), het is een positieve weg, een ‘via positiva’ - waarbij we juist aan anderen, aan de schepping, aan onze medemensen, zoveel waarde toekennen dat wij bereid zijn voor hen te sterven.

Dat is wat het betekent een christen te zijn, een volgeling van Christus. Dat je gaat liefhebben wat en wie Hij liefheeft. Nogmaals: een christen is niet iemand die de juiste vinkjes heeft gezet op een lijst met dogma’s. Niet iemand die in zijn intellect een aantal aannames voor waar houdt, en die in discussies met andersdenkenden kan verdedigen. Een christen is ook niet iemand die de juiste gevoelens toont, die op de gevoelige momenten tijdens een aanbiddingsdienst een traan laat, of die in de geest valt van enthousiasme. Of iemand een christen is, is niet te beoordelen aan enige prestatie, of dat nu intellectueel is of in het gevoelsleven. Een christen is iemand die aan God, anderen en zichzelf een onschatbare waarde toekent, en dus bereid is voor hen door het vuur te gaan, precies zoals Jezus dat deed. Een christen is iemand die liefheeft. En wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld (Romeinen 13:8). Daarom kan Johannes zeggen: “Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God” (1 Johannes 4:7).
Of iemand thuishoort in het Koninkrijk van God hangt niet af van wat zo iemand allemaal weet, of hij de juiste bijbelteksten kan aanhalen. Het hangt ook niet af van wat iemand voelt, of hij met de handen in de lucht staat tijdens een aanbiddingsdienst. Het hangt ook niet af van iemands prestaties. “Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!” (Matteus 7:22,23). Iemand hoort thuis in het koninkrijk van God als hij de weg van Jezus volgt, als hij ‘wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan’ (Filippenzen 3:10,11).
Iemand hoort thuis in het koninkrijk van God als hij liefheeft. Jezus zei: "Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn." (Johannes 13:35). Ik heb hier op mijn blog al eerder uitgebreid over geschreven. Dit is radicaal. Het betekent dat we niet meer over elkaar hoeven oordelen (wie hoort er wel bij, wie niet?). We hoeven niet te discussieren over wie wel of niet behouden zijn, en wat het minimale is dat iemand moet geloven om in de hemel te komen. We hoeven niet de poort van het koninkrijk te bewaken en mensen om hun toegangsbewijzen te vragen. We hoeven alleen maar elkaar lief te hebben, zoals Jezus ons liefheeft. En als we elkaar liefhebben, zullen wijzelf veranderen, maar dat niet alleen, dan veranderen ook onze medemensen. Dan leven we het verhaal van God uit in onze omgeving, dan doen we de wil van God, dan verschijnt in ons en om ons heen het Koninkrijk van God. Elke daad van liefde, hoe klein ook, maakt onderdeel uit van dat ene Rijk dat het heelal zal vervullen. Gods nieuwe wereld is opgebouwd uit miljarden kleine onderdeeltjes - onze levens, onze liefde. Wie een van Gods kinderen een beker koel water geeft, draagt daarmee al bij aan de openbaring van Gods geheim (Matteus 10:42).

Dit is de bijna onbegrijpelijke kern van het mysterie. Het Grote Verhaal krijgt niet alleen vorm in steeds kleinere verhalen - die van culturen, volken, kerken, individuen, boeken en films - het Grote Verhaal wordt zelf gevormd uit al die kleine verhalen. Het groeit organisch uit de kleinste zaadjes. Zoals God koos om door Jezus heen de mensen om ons heen te veranderen, zal God door ons heen de wereld om ons heen veranderen. De geringste opoffering, de geringste vergeving, wordt een bron waaruit de totale werkelijkheid van God kan opspringen. Het zijn onze keuzes, onze woorden, onze verlangens, die in Gods Koninkrijk ontkiemen en overvloedig vrucht dragen.
En ook op een niveau kleiner dan dat van onze levens wordt het patroon van het Koninkrijk zichtbaar. Het verhaal van God speelt zich namelijk ook af in onze handelingen. De rituelen die Jezus ons heeft gegeven, van doop en avondmaal, zijn beide handelingen waarmee we elke keer als we ze doen, het Verhaal van God uitleven. In het dopen, en in het breken van het brood, beleven we het Geheim van God, het verhaal van de ‘underdog’, die zijn leven aflegt voor anderen, en zonder er zelf aan bij te dragen, door het scheppend Woord van God levend en heerlijk wordt gemaakt. Deze handelingen zijn niet maar symbolen, als we eraan meedoen participeren we daadwerkelijk in een expressie van het Grote Verhaal. En omdat we daaraan meedoen, erin delen, wordt dat Grote Verhaal een onderdeel van ons leven.
Ook wat dit betreft zijn fractals een mooie illustratie van Gods geheim. In de natuur ontstaan fractals als iets groeit. Dit geldt voor ijskristallen, die langzaam uitgroeien tot sneeuwvlokken. Maar het is het mooist zichtbaar in een boom. Die begint als een enkele stengel, met misschien twee blaadjes. Maar vervolgens komen er takken aan. Die groeien door, terwijl de stengel zelf ook doorgroeit. En de takken krijgen zijtakken. De zijtakken groeien en krijgen zelf ook zijtakjes, maar ook de tak zelf groeit nog steeds uit. Op die manier ontwikkelt de boom een steeds dichtere bladerkroon. En op dezelfde manier waaiert een varenblad aan alle kanten uit, en wordt daarbij steeds fijner en gedetailleerder.  Op een blog las ik het volgende citaat over fractals: “They are made by a simple formula, yet they have such beautiful and complex designs.” Deze woorden zouden zo kunnen slaan op het koninkrijk van God. Het eenvoudige thema van de zwakheid en de opstanding, brengt prachtige patronen tot stand van schoonheid, intimiteit en avontuur, die uiteindelijk de hele wereld zullen vervullen.
Over die toekomst wil ik schrijven in het volgende deel van deze serie.