zaterdag 15 oktober 2011

Terug naar de basis (5): de ware haven

De vrienden bij wie ik logeerde in de Verenigde Staten zijn behoorlijke filmliefhebbers, net zoals ik. We grepen dan ook de kans aan op een avond een film te kijken: de jongste Disneyfilm, Tangled. Het is een prachtige film, de eerste sprookjesfilm die volledig met de computer is gemaakt maar niet de charme van een sprookjesfilm verliest. Het is ook een mooi verhaal, met sterke karakters, goede liedjes en veel humor. De film bevat scènes van een adembenemende schoonheid - bijvoorbeeld als duizenden schijnende lampionnen worden opgelaten boven een meer. De opbloeiende relatie tussen de held en de heldin is ontroerend. Er is een werkelijk slechte heks, maar haar manipulatieve technieken worden ontmaskerd. En aan het slot van het verhaal offert een van de hoofdpersonen zich op voor de vrijheid van de ander. Het lijkt een tragisch moment. Maar als het overgebleven karakter alles verloren lijkt te hebben waar ze het hele verhaal door op had gehoopt, gebeurt er iets wonderlijks: een plotselinge omwenteling, een glimp van hoop van buiten de grenzen van de wereld. Wat Tolkien zou noemen: ‘Eucatastrofe’.
Dit is echter geen filmbespreking, dit is deel vijf van een steeds langer wordende serie (al zijn we na dit deel wel zo ongeveer op de helft, gelukkig). Waar het me om gaat, zijn de woorden die mijn vriend Peter en ik na afloop van de film met elkaar wisselden. We waren allebei namelijk diep geraakt. De film wekte iets in ons op: verlangen naar een groot avontuur, werkelijke intimiteit, en een wonderlijke schoonheid. We voelden ons hart opzwellen. Diep van binnen hoopten we dat ons leven ook zo betekenisvol zou zijn als dit verhaal. En we vroegen elkaar: “Wat voelen mensen met een materialistisch wereldbeeld, als ze zo’n film zien? Als ze niet geloven dat hun leven betekenis heeft, wat doen ze dan met die diepe verlangens die door zo’n verhaal worden opgewekt?”
Peter suggereerde dat deze mensen het wel ervaren, maar die ervaring wegdrukken of vergeten als ze de bioscoop uitlopen - op dezelfde manier als sommigen na een kerkdienst de deur uitstappen en hun leven niet laten veranderen door wat ze hebben gehoord. Wat ze meemaken als ze zo’n film kijken - een ervaring van transcendentie: opgenomen worden in een wereld van avontuur, schoonheid en intimiteit die het zelf overstijgt - brengen ze niet in verband met hun dagelijkse leven van slapen, werken en seks - van eten en gegeten worden, van de kleine verhalen.
Maar echt vergeten kunnen ze de ervaring niet: daarom zoeken ze hem opnieuw op. Er is een reden dat sommige films tot in de miljarden dollars opbrengen - en dat zijn vooral de films met zo’n mythisch karakter, met romance, avontuur en schoonheid (Avatar, Titanic, Lord of the Rings, Harry Potter, Pirates of the Caribbean, et cetera, et cetera ...). Deze films voldoen aan het belangrijkste criterium waarop meesterverteller J.R.R. Tolkien verhalen beoordeelde. “Ze waren geslaagd als ze verlangen opwekten en bevredigden, terwijl ze het vaak ondraaglijk aanscherpten.” Maar ik geloof dat, wil een verhaal een verlangen daadwerkelijk kunnen bevredigen, het iets moet bevatten dat waarheid is. Het moet een aspect bevatten van het Ware Verhaal.

Mensen zijn -ik heb het eerder gezegd - notoire verhalenlezers, -kijkers en -vertellers. We verlenen voortdurend betekenis aan de werkelijkheid waarin we leven. We kunnen niet zonder. Zelfs de meest overtuigde atheist kan niet volledig functioneren alsof zijn ‘ik’ een illusie is en het leven zinloos. Het idee dat ons zelfbewustzijn, onze creativiteit en onze liefde voor anderen, volledig kan worden gereduceerd tot de toevallige bewegingen van atomen en subatomaire deeltjes, kunnen we eenvoudig niet accepteren.
Ik las deze week toevallig het boek Patience With God van Frank Schaeffer (recensie volgt), waarin de schrijver beschrijft hoe hij de voetjes van zijn vijf maanden oude kleindochter masseert. Hij houdt van haar. Maar materialisten verklaren die liefde uit productie van oxytocine en andere hormonen. Hoewel dat misschien op basis van waarnemingen van buitenaf het ‘hoe’ van de liefde beschrijft, verklaart het volgens Schaeffer niet hoe de liefde er ‘van binnenuit’ uitziet, het ‘waarom’: “Genes may push me to love, but why does it hurt so much to contemplate the idea that my love for my family might be a chemically induced delusion? Why do we all struggle against the idea of meaninglessness? Surely our all-knowing and powerless genes could make us seamlessly accept our fate!” Hij trekt hieruit de volgende conclusie: “Maybe, if wanting meaning IS the way people ARE, and we are PART OF NATURE, then those feelings, however they express themselves, might indicate something true ABOUT THE REALITY OF NATURE and the way it actually IS, rather than just signaling an emotional need for religious therapy.
C.S. Lewis heeft ooit gesteld dat als een mens een verlangen heeft, er ook iets moet zijn dat het verlangen vervult. Als je een slot ziet (geen kasteel), ga je er immers ook van uit dat er een sleutel bestaat die er op past. Dus, zegt Lewis, als ik in mij een verlangen waarneem dat door niets op deze wereld vervuld kan worden, bestaat er iets buiten de wereld dat het kan vervullen. Het feit dat we bijna universeel als mensen verlangen naar schoonheid, intimiteit en avontuur, suggereert dus dat schoonheid, intimiteit en avontuur werkelijkheid ZIJN. Het feit dat wij zo hardnekkig verlangen naar betekenis, suggereert dat de werkelijkheid daadwerkelijk betekenis HEEFT. Het feit dat wij niets anders kunnen dan verhalen vertellen over de werkelijkheid, suggereert dat de werkelijkheid een verhaal IS.
Maar het blijft een suggestie, geen bewijs. De hoofdpersonen in een boek of TV-programma kunnen zelf onmogelijk ontdekken dat ze onderdeel zijn van een verhaal. Hun blik is beperkt tot de wereld die de auteur voor hen verzonnen heeft. Net zo kunnen wij onmogelijk wetenschappelijk aantonen dat ons vermoeden juist is en dat de werkelijkheid een verhaal IS. Betekenis is niet een eigenschap van atomen en moleculen. Je kunt er geen test voor opzetten, je kunt het niet isoleren in een reageerbuis. Het is als met onze woorden: je kunt de trillingen van iemands stembanden meten, je kunt de golven in de lucht in kaart brengen. Je kunt zelfs meten welke hersencellen actief worden nadat de trommelvliezen van degene die luistert in beweging komen. Maar dan weet je nog steeds niet wat er gezegd wordt. De betekenis van de woorden is geen eigenschap van de geluidsgolven, en zelfs niet van de activiteit van de hersencellen.
Atomen en moleculen zijn het enige dat je kunt waarnemen met behulp van de wetenschappelijke methode, dus is het geen wonder dat de wetenschappelijke methode tot de conclusie leidt dat er alleen atomen en moleculen worden waargenomen. De gevolgtrekking dat er dus ook alleen maar atomen en moleculen zijn en dat de interactie daartussen de werkelijkheid afdoende verklaart, is niet de werkelijkheid zelf. Het is een verhaal dat mensen elkaar vertellen over de werkelijkheid.  Het materialisme is dus net zo goed een mythe als de godenverhalen die de materialistische wetenschapper zo stellig als onzin bestempelt. Het Verhaal van de werkelijkheid is niet van binnenuit te lezen.

Dat wil niet zeggen dat onze verhalen geen waarheid kunnen bevatten. Wij zijn zelf namelijk deel van het Verhaal, dus bevatten onze verhalen echo’s daarvan. Onze verlangens zijn gevormd door het Verhaal, ook al kennen wij het Verhaal zelf niet. Maar als wij verhalen vertellen die overeenkomen met die diepe menselijke verlangens, zullen ze vaag de contouren ervan vertonen. Dat verklaart ten eerste de opmerkelijke overeenkomsten tussen verhalen uit allerlei culturen,. Hierbij zijn de inzichten van Joseph Campbell erg interessant. Hij wijst in De Held met de Duizend Gezichten talloze overeenkomsten aan tussen heldenverhalen en mythen uit verschillende culturen - ze beginnen bijvoorbeeld met een roep om het avontuur aan te gaan, de held ontvangt bovennatuurlijke hulp, wordt geconfronteerd met zijn vader, sterft (letterlijk of figuurlijk) en keert terug na het behalen van zijn doel. Verhalen die deze elementen bevatten, spreken vaak veel mensen aan (George Lucas maakte hier handig gebruik van bij het schrijven van de eerste Star Wars-trilogie). De grote mythen hebben volgens Campbell dit effect omdat ze overeenkomen met iets waarachtigs en permanents in de mens zelf.
Het verklaart ook waarom deze verhalen ons zo diep kunnen raken. C.S. Lewis was onder de indruk van de verhalen uit de Noorse mythologie. Als hij het idee van een offer in de mythologie van een heidense godsdienst tegenkwam, bewonderde hij het en werd erdoor ontroerd. Het idee van de stervende en herlevende godheid had, sinds hij het verhaal van de Noorse god Balder had gelezen, altijd tot zijn verbeelding gesproken. Maar hoewel het verhaal die uitwerking op hem had, weigerde hij het als waarheid te zien. Mythen waren volgens hem leugens, “al zijn het leugens die door zilver worden geblazen.” Zijn vriend J.R.R. Tolkien sprak hem echter tegen -vertelt Humphrey Carpenter in Het Leven van J.R.R. Tolkien - volgens hem hadden mythen hun effect juist omdat ze leken op de waarheid: “Wij zijn afkomstig van God en het is onvermijdelijk dat de mythen die wij gemaakt hebben, ook al bevatten zij fouten, ook een versplinterd fragment van het ware licht weerspiegelen, de eeuwige waarheid die bij God berust ... onze mythen mogen dan op een dwaalspoor geraakt zijn, zij koersen, zij het vaak zigzaggend naar de ware haven.”
Tolkien geloofde echter niet dat mensen altijd moesten blijven tasten naar de waarheid, dat ze voortdurend over zee zouden blijven zwalken zonder die ware haven te ontdekken.  Het was -meende hij- mogelijk het Ware Verhaal te kennen, omdat het werkelijkheid was geworden. De Ware Mythe was ook daadwerkelijk waar gebeurd. De verteller die het heelal tot aanschijn had geroepen met zijn woorden, had de mensen deelgenoot gemaakt van zijn verhaal.

Betekenis wordt altijd door iemand gegeven, een verhaal heeft altijd een verteller. De geluidsgolven die door de instrumenten worden waargenomen, krijgen hun betekenis van degene die de woorden uitspreekt. De personen in een verhaal krijgen hun betekenis van de auteur. Dat geldt ook voor de werkelijkheid. Als die betekenis heeft, is die door iemand aan de werkelijkheid gegeven. Als de werkelijkheid een Verhaal is, is er een Verteller. En de Verteller is de enige die de personen in het verhaal kan vertellen wie ze zijn, wat ze betekenen. De enige manier waarop wij het verhaal van de werkelijkheid kunnen leren kennen, is als het ons wordt geopenbaard.
Het is als met de film The Matrix (ik zei toch dat die films een rode draad door deze serie zouden vormen?). De meeste mensen in dit verhaal menen dat ze leven in een grote, drukke stad. Ze doen hun werk, koken hun eten, slapen, drinken et cetera. Ze denken dat dit alles is. Sommigen hebben het vermoeden dat er iets anders aan de hand is, dat er een ander Verhaal is. Het knaagt aan ze, als een splinter in hun gedachten. Maar ze kunnen er onmogelijk achter komen wat het Verhaal dan is. Ze bevinden zich immers in de werkelijkheid, in het Verhaal, en kunnen het dus nooit van buiten zien. Totdat iemand de werkelijkheid binnenkomt die er geen deel van is, en ze vertelt dat er meer is dan ze ervaren, dat hun vermoeden waar is, dat ze niet leven in het ware verhaal. Hij gebruikt er voorbeelden voor, vergelijkingen, en bij zijn toehoorders vallen allerlei waarnemingen op hun plek. Het klikt. Ze willen nu ook in de ware Werkelijkheid gaan leven. Ze gaan ernaar verlangen. “Unfortunately”, zegt Morpheus tegen Thomas Anderson, “No-one can be told what The Matrix is, you have to experience it for yourself.” De verteller die in de werkelijkheid is binnengedrongen kan alleen in beelden en metaforen over het Verhaal spreken tot mensen die het nog niet kennen. Om werkelijk te weten wat het ware Verhaal is, moet je er deel van worden, net als de verteller zelf. Daartoe legt de Verteller zijn toehoorders een keuze voor: het vereist een beslissing om in het ware Verhaal te stappen. Maar als je die beslissing hebt genomen, gaan je ogen open. Sterker nog, het is voor het eerst dat je ze gebruikt. En je ziet voor jezelf dat de mensheid gevangen is in roze cocons, gekoppeld aan buizen en draden, in de macht van machines die ze in een simulatie laten geloven. En je kiest ervoor hetzelfde te doen wat je bevrijder deed: de mensen die nog gevangen zijn vertellen over het Ware Verhaal.
Om dat samen te vatten: het blijft niet bij woorden, het verhaal moet daadwerkelijk gebeuren. De Verteller van het verhaal moet er niet alleen mooi over vertellen, hij moet het verhaal werkelijkheid laten worden, oftewel: het uitleven. En mensen uitnodigen deel te worden van het uitleven van dat verhaal, zodat het ook in hun leven werkelijkheid wordt. Het leven van de Verteller is dus het verhaal dat hij vertelt, en vice versa. Ze zijn niet van elkaar te scheiden.

Dit geldt voor het leven van Jezus. Hij is God die in de schepping binnenkomt. En hij vertelt over het Ware Verhaal, wat hij noemt: het koninkrijk van God. Hij geeft geen theologielessen, hij onderwijst geen theorie. Hij geeft voorbeelden, gelijkenissen. “Het Koninkrijk van God is als ...” Zijn wonderen zijn net zo goed voorbeelden, gelijkenissen. Hij schept met zijn woorden en zijn daden als het ware een wereld, waar de toehoorders met hun verbeelding in kunnen binnentreden. Als ze dat doen, wordt hun hart veranderd. Ze gaan verlangen naar de wereld die Jezus hen voor ogen schetst, ze gaan hopen dat het koninkrijk van God inderdaad zo is, dat het inderdaad het mooiste is dat ze kan overkomen. Hun ogen worden geopend: dit zijn woorden van eeuwig leven. Aan dit Verhaal willen ze deel krijgen.
Als Jezus een verhalenverteller was als alle anderen, een wonderdoener van dertien in een dozijn, was het hierbij gebleven. Maar Jezus vertelde niet alleen OVER het ware Verhaal. Hij IS het Ware Verhaal. Lees Johannes 1 maar eens. Jezus gaf niet alleen de woorden van God door, hij WAS het Woord dat bij God was, en dat God zelf was. Dat wat Jezus vertelde over het Koninkrijk van God, was wat zichtbaar werd in Hem. In zijn geboorte, in zijn leven, in zijn dood, in zijn opstanding en in zijn hemelvaart. Jezus’ leven WAS het Verhaal van het Universum. Waar Jezus in voorbeelden en metaforen over sprak, gebeurde ook echt in zijn leven. De mythe die hij vertelde, werd werkelijkheid. Het verhaal werd tastbaar. Op een concrete plek, op een concrete tijd. Dat wat iemand als C.S. Lewis raakte in een verhaal over opoffering van een Noorse God, was  opeens niet alleen een fijn gevoel, maar een natuurlijke, echte reactie op het tastbare, concrete offer van de Ware God. De mythen hadden hun zigzaggende koers voltooid en hadden de ware haven bereikt.
En wij kunnen hier deel van uitmaken, wij kunnen het verhaal van Jezus gaan leven. Hem navolgen, noemt de bijbel dat. Het verhaal van het universum dat werkelijkheid werd in Jezus, wordt dan ons verhaal. De hoop van vernieuwing voor het hele universum, die zichtbaar werd in Jezus’ opstanding, is een belofte voor ons. Dat is wat ‘redding’ inhoudt. We zijn niet gered door iets wat Jezus vertelde, of door een bepaalde daad van Jezus, maar door Jezus. Punt. Hij IS het verhaal. Niets meer, niets minder. Je kunt er niet iets van scheiden of het losmaken.

Het Verhaal van de werkelijkheid, het concrete leven van Jezus en ons eigen leven zijn dus EEN ongescheiden verhaal. Als wij luisteren naar zijn woorden over het Koninkrijk en daar naar gaan verlangen, IS dat tegelijk het nieuwe leven waarin wij delen door zijn dood en opstanding. Als wij iemand anders liefhebben en waarde hechten aan iets of iemand buiten ons, IS dat de liefde van God die in ons zichtbaar is.
Frank Schaeffer geeft daar in zijn boek Patience with God een mooi voorbeeld van. Als tiener woonde hij op een kostschool. Samen met een andere jongen pestte hij een klasgenoot, die de neiging had om in woede uit te barsten. Het hoofd van de school riep hen bij zich. Hij laat hen iets ervaren van wat ze hun klasgenoot hebben laten ervaren, de onzekerheid die hij moet hebben gevoeld. Maar in plaats van hen vervolgens de straf te geven waar ze recht op hebben, laat hij ze vrij. Maar hij geeft ze de opdracht hun klasgenoot nu ook genade te schenken. Hem niet meer onzeker te laten voelen, maar hem welkom te heten. Volgens Schaeffer deden zij dit vervolgens ook, niet omdat het hoofd van de school hen op basis van argumenten ergens van overtuigd had, maar omdat het hoofd van de school zelf een genadige, goede man was. “The wisdom and mercy of our headmaster was what I followed, not a theory. He did not try to convert me to a better way. He WAS the better way. His teaching me didn’t depend on my believing what he believed. It depended on his setting an example for me to follow - an example that cost him a night’s sleep.” Het leven van de meester WAS het verhaal, en het werd ook hun verhaal toen ze het zelf gingen uitleven. Ze werden zelf ook genadig en liefdevol. En ik geloof dat dit een voorbeeld is van de genade en liefde die zichtbaar werden in Jezus. De echte mythe, de ware haven.