vrijdag 8 april 2011

Blast from the past 3: ‘Knowing is half the battle’

Mijn broers en ik keken op zaterdagmorgen, terwijl mijn ouders nog sliepen, altijd tekenfilms op televisie. We waren vooral fan van het oer-Amerikaanse G.I. Joe - een serie over een team soldaten met een eigen basis die streden tegen de terroristische organisatie Cobra. Ons enthousiasme ging zo ver dat we eigen stripverhalen tekenden over deze karakters, en in het bos speelden dat we zelf de dappere avonturiers van G.I. Joe waren. Wees gerust, dit bericht wordt geen diepgravende analyse van deze (toch wel enigszins ‘cheesy’) tekenfilms, en ook geen onderzoek naar de onderliggende thema’s van de verfilming van twee jaar terug (zinkend ijs? echt?). De titel suggereert al dat deze bijdrage meer in de lijn ligt van twee erg persoonlijke ontboezemingen die ik in de afgelopen weken schreef voor deze blog. En ook deze bijdrage wordt weer behoorlijk persoonlijk, dus wie daar niet van gediend is, kan maar beter wachten op mijn meer filosofische (maar hopelijk niet droge) vierde artikel over de ‘pijl van de tijd’ later dit weekeinde. Maar om terug te komen op de bewuste G.I. Joe-tekenfilms: die eindigden altijd met een moraliserend segment, waarbij een van de hoofdpersonen een jongetje of meisje uitlegde dat ze braaf hun tanden moesten poetsen, geen lucifers in het bos moesten laten slingeren en niet kinderen op school moesten pesten omdat ze een andere huidskleur hadden. “Now you know”, zei de heldhaftige figuur dan aan het slot. “And knowing is half the battle.” Ik geloof dat dit ook geldt voor onze strijd om te leven ondanks de gebrokenheid die ons heeft vormgegeven: het toegeven van de verwonding helpt al er niet door gecontroleerd te worden. De andere helft van het gevecht ligt in het uitzien naar het herstel in de toekomst.

In de vorige twee berichten onder deze titel vertelde ik over een bezoek aan een oude vriend in Groningen, die driehonderd pagina’s correspondentie uit de periode van voor mijn overspannenheid had bewaard. Door deze samen met hem door te bladeren, realiseerde ik me dat de Johan van veertien, vijftien jaar geleden niet een andere persoon was dan de Johan van nu. Ik hoefde hem niet te verguizen of af te wijzen. Hij had zich alleen door wat hij had geleerd in de geloofsgemeenschap waar hij opgroeide, laten opjagen tot overdreven religieus gedrag: bijbellezen, bidden, bijbelstudieboeken lezen et cetera. Hij had zich ervan laten overtuigen dat hij zich enorm schuldig moest voelen, dat hij zich moest schamen voor zijn liefde voor verhalen en andere verlangens, en dat hij zijn uiterste best moest doen om voor God waardevol te zijn. En omdat Johan nu eenmaal de verwachtingen die aan hem worden gesteld serieus neemt, nam hij ook deze verwachtingen aan als harde eisen. Hij joeg zichzelf op, tot hij er overspannen van werd.
Ik besefte bovendien dat de Johan anno 2011 niet een andere persoon is dan de Johan van toen. Hij heeft nog steeds de neiging te veel hooi op de vork te nemen, te proberen aan alle verwachtingen (uitgesproken en onuitgesproken) te voldoen en zichzelf geen werkelijk vrij moment te gunnen (de uren gespendeerd achter internet zijn meer een vlucht dan echte ontspanning). Hij kan nog steeds niet accepteren dat hij goed genoeg is zoals hij is, heeft nog steeds het idee dat hij hard moet werken om betekenis te hebben, en voelt nog steeds een innerlijke leegte, die hij uit alle macht probeert te vullen. Het religieuze gedrag van al die jaren geleden was niet zelf het probleem, het was een symptoom. De ziekte is niet verdwenen, maar uit zich nu in andere vormen van opgejaagdheid. De bron van de problemen ligt dieper, in de non-verbale beelden op de bodem van het hart, die bepalend zijn voor het zelfbeeld, het wereldbeeld en het Godsbeeld. Deze beelden zijn gevormd door ervaringen, en bekrachtigd door emoties - en woorden en argumenten kunnen ze eigenlijk niet veranderen. Vooral omdat sommige van deze ervaringen dateren uit de vroegste kindertijd, toen de Johan van toen nog geen woorden kon verstaan.

De weken na mijn ontmoeting met mijn vriend dacht ik veel na over die diepe beelden in mijn hart, die na anderhalf decennium nog zo weinig veranderd lijken te zijn. En  over de vraag waar ze vandaan komen. En ik besefte dat ik de verhalen die mijn ouders me verteld hadden, serieus moest nemen. Er was iets gebeurd in mijn vroege jeugd dat mijn vertrouwen in mezelf en mijn omgeving ingrijpend had beschadigd. Het is altijd een beetje gevoelig om over deze dingen te schrijven op het internet, dus ik probeer het schetsmatig te houden. Het feit is dat ik ter wereld ben gekomen met een zogenoemde ‘vacuumextractie’. En in de jaren ’70 was de regel dat het kind dan eerst 24 uur rust moest krijgen voor het aan de moeder werd toevertrouwd. Bovendien had ik een andere bloedgroep dan mijn moeder, wat tot problemen leidde (in medische termen: een B0 antagonisme): haar afweerstoffen braken mijn rode bloedcellen af, en door de afbraakstoffen kleurde mijn huid geel. Om dit te verhelpen, moest ik onder een UV-lamp liggen. Zeven dagen lang. Ik weet nu hoe belangrijk de eerste momenten na de geboorte zijn voor dieren - denk aan kuikens, die achter het eerste bewegende voorwerp dat ze zien aanlopen alsof het hun moeder is, en van geen vervanging willen weten, of lammetjes, die je direct bij het schaap moet laten, anders moet je ze zelf de fles geven - en kan me dus voorstellen dat deze eerste levensdagen ook belangrijk zijn voor een kind, om zich gewenst, geborgen en veilig te voelen. Ik heb begrepen dat een tekort in deze eerste dagen bij mensen kan worden goedgemaakt in de maanden erna, maar ook toen heb ik het een en ander misgelopen. In mijn tweede jaar moest ik bijvoorbeeld twintig weken bij mijn opa en oma wonen omdat mijn moeder in het ziekenhuis lag (ik heb bij hen leren lopen). Later kwamen daar pestpartijen bij op de middelbare school, en op christelijke zomerkampen.
Ik weet pas sinds kort van het bestaan van bindingsstoornissen - het is bekend dat couveusekinderen bijvoorbeeld in hun latere leven tegen sociale en psychologische problemen aanlopen - en ik herken het een en ander uit de beschrijvingen ervan in mijn eigen leven. Bijvoorbeeld waar mijn problemen met grenzen vandaan komen en mijn angst voor aanraking (ik had een pathologische angst voor stickers op de basisschool en zal nog steeds niets op mijn hand schrijven). Maar ook de leegte in mijn binnenste - die niet gedempt lijkt te kunnen worden. Aandachtige lezers van mijn publicaties (op mijn blog en gedrukt) weten dat ik vaak schrijf over de onvoorwaardelijke liefde van God en hoe belangrijk het is die te ervaren. Misschien vind je dat wel wat overdreven - als je weet dat God van je houdt, kan je immers verder gaan met leven zoals Hij dat wil (dat was waar mijn vriend in Groningen van uitging - hij meende dat de liefde van God voor mij net zo vast stond als voor hem). Maar een lezer merkte laatst op dat hij in mijn werk een vorm van ‘wishful thinking’ bespeurde: een zekere wanhopige poging om mezelf te overtuigen dat het echt waar is wat ik schrijf. Want ik vind het nog steeds moeilijk mezelf te zien als iemand die echt door God geliefd is - gewoon zoals ik ben. Wat ik ook lees, en wat ik ook van Gods liefde ervaar, het lijkt nauwelijks door te dringen. Mijn ontvangstcapaciteit voor liefde is heel beperkt. Dat geldt voor alle vormen van liefde. Het idee dat mensen mij leuk vinden om wie ik ben, klinkt me nog steeds als iets vreemds in de oren. En dat ik zoals ik ben genoeg ben voor God lijkt nog altijd ongelofelijk.
Iets in mij is ervan overtuigd dat mezelf zijn niet genoeg is, maar dat ik iets moet doen om betekenis te krijgen. Maar wat ik ook doe, het is nooit genoeg. Dat was het niet voor mijn overspannenheid. Al las ik dagelijks tien hoofdstukken uit de bijbel, bad ik een uur in plaats van een half uur, en kende ik hele bijbelboeken uit mijn hoofd - ik zou niet geloven dat ik geestelijk genoeg was om waardevol te zijn voor God. En het is het nu ook niet. Al zou ik voor mijn 35ste al tien boeken hebben geschreven, ik zou mezelf nog steeds een mislukkeling vinden. Al zou ik een gezin hebben, een auto en een vrijstaand huis, ik zou nog steeds niet tevreden kunnen zijn met wie ik was. De leegte in mij, ontstaan in mijn eerste levensweken, laat zich niet zomaar opvullen. Ja, ik zei toch dat dit bericht persoonlijk zou worden? Ik hou me aan mijn woord!

Waarom is het zo belangrijk te weten waar je gedrag vandaan komt? Wat de beelden in je hart heeft gevormd, waardoor je jezelf, de wereld en God door een gekleurde bril bent gaan zien?
Omdat je door het verleden te kennen en te erkennen de gebrokenheid in je gedrag kunt identificeren, en ervoor kunt kiezen om in bepaalde situaties anders te handelen dan je zou doen op basis van je misvormde beelden. Het is zoals de helden van G.I. Joe het zeiden: “Knowing is half the battle.” Ik schreef er al over in mijn recensie van The Reader: wat geheim en verborgen blijft, kan je leven beïnvloeden en uiteindelijk zelfs vernietigen. Maar als je jouw verwonding, je vergissingen, je pijn en schaamte erkent en in het licht laat komen, als je er eerlijk over bent naar jezelf toen en naar anderen die je vertrouwt, verliest ze haar macht over je leven. Dat schrijft Paulus in Efeze 5: "Wat in het verborgene gebeurt, is te schandelijk voor woorden. Maar alles wat door het licht ontmaskerd wordt, wordt openbaar, en alles wat openbaar wordt, is zelf licht."
Als je niet weet dat je een gekleurde bril draagt, komt het niet in je op dat de werkelijkheid wel eens anders kan zijn dan je waarneming je vertelt. Maar als je beseft dat je waarneming gekleurd is, sta je open voor andere interpretaties dan de jouwe. Dan kun je er soms zelfs voor kiezen die bril af te zetten en de werkelijkheid te zien. Zolang je niet beseft dat je vaste gedragspatronen voortkomen uit een wond of tekortkoming die je in je hart hebt opgesloten, blijven ze natuurlijk aanvoelen en blijf je er in steken. Pas als je weet dat je vaste keuzes eigenlijk mechanismen zijn om te kunnen omgaan met de pijn, ben je bereid om te werken aan verandering en mensen het voordeel van de twijfel te gunnen. Paulus heeft het over een ‘wortel van bitterheid’ (Hebreeen 12:15) - om bitterheid te bestrijden, moet je de wortel opgraven. Alleen symptoombestrijding heeft weinig zin, dat laat de geschiedenis helaas keer op keer zien.

Maar het verleden kennen en het een plaats geven, is niet genoeg. Zelfs als je weet wat je tekort bent gekomen, zelfs als je bewust kiest om je op een andere manier te gedragen dan natuurlijk voor je is, blijft je verleden je keuzes bepalen. De pijn die je hebt opgelopen, kan immers niet meer ongedaan worden gemaakt, het tekort dat je hebt geleden kan niet meer worden aangevuld. Wat gebeurd is, is gebeurd. Het verleden staat vast, het kan niet meer worden veranderd. De pijl van de tijd beweegt maar een kant op. Alles wat je nu doet, hoe je nu reageert, wordt bepaald door je ervaringen van vroeger. Zelfs als je je ertegen verzet. Zelfs als je een ander reactiepatroon aanleert. Menselijk gesproken is echte genezing onmogelijk.
Ik geloof echter dat de pijl van de tijd zich niet van het verleden af beweegt, maar zich beweegt in de richting van de toekomst. Een heerlijke toekomst, waar Gods wil zal gebeuren op de Aarde, en in mijn leven, zoals hij gebeurt in de hemel. Een toekomst waar iedereen bij zijn ware naam genoemd zal worden, waar het leven de dood voor altijd heeft overwonnen, waar het menselijke verlangen naar schoonheid, waarheid en intimiteit volledig zal worden vervuld. Een toekomst waar God alles zal zijn en in allen, en alles de glans zal hebben van zijn aanwezigheid. Een toekomst waar niets en niemand zal zijn uitgesloten van de dans van de drie-eenheid. Een toekomst waar geen tranen meer zullen zijn, behalve tranen van blijdschap. Dit is waar de hele schepping naar uitkijkt. Dit is wat de bijbel noemt: het koninkrijk van God. Dit is waar God al sinds het moment van de schepping aan werkt. Dit is waar hij zich zonder ooit moe te worden voor inspant, waar hij zich voor opoffert (letterlijk), waar hij (ook weer letterlijk) alles voor over heeft, zelfs zijn eigen leven. En dit is ook onze toekomst. Dit is waar wij voor bestemd zijn. Waar alles wie we zijn en wat we doen werkelijk tot bloei komt, en de glorie waarmee we geschapen zijn als beelddragers van God eindelijk zichtbaar wordt, zonder vlek of rimpel. Dit is waar ons leven zich naar toe beweegt. Dit is ons doel.
En deze werkelijkheid kan ons leven nu al vorm geven. Jezus heeft ons immers gezegd dat we nu al delen in het leven van de eeuwigheid. We worden niet gedefinieerd door wat ons is overkomen, we zitten niet voor altijd gevangen in het keurslijf van onze ervaringen en verwondingen, ons gedrag is niet bepaald door het verleden. Onze blik is vooruit gericht, op de heerlijkheid die over ons zal worden geopenbaard. En als we zien wat we zullen zijn, hoe vrij, hoe liefdevol, hoe ongedwongen, hoe blij we zullen zijn, gaan we ernaar verlangen ook nu al op die manier te leven. En dat verlangen zal zich vertalen in nieuw gedrag. We doen de nieuwe mens aan, de mens die geschapen is om het beeld van God te weerspiegelen. De oude mens, de mens die bepaald werd door de pijn van het verleden, leggen we af als een oude jas. Daar verlangen we niet meer naar - die is saai, gescheurd, bevuild. We kijken naar wat voor ons ligt, en laten ons daardoor inspireren. Gods heerlijkheid die ooit helemaal door ons heen tot uiting zal komen, gaat nu alvast vrucht in ons dragen.
En de toekomst dringt zelfs door in ons verleden. We gaan de pijn van toen, de verwondingen, de verlating, leren zien door een nieuwe bril. We gaan herkennen dat niets ooit tevergeefs was. Dat God de pijn kende, er verdriet over had, en met ons meehuilde. Dat hij erbij was, en ons ook liefhad toen we ons door iedereen verlaten voelden. God kan het kwaad niet verdragen, hij wil het niet verdragen. We gaan ook zien dat zelfs de diepste wond en de grootste zonde niet voldoende zijn om zijn plan in gevaar te brengen. Liefdevol neemt hij de beschadigde plekken uit het verleden en geeft ze een plek in het weefsel van zijn bedoelingen. Hij trekt zijn lijnen er omheen, past zijn plannen aan, en uiteindelijk zullen we zelfs gaan begrijpen dat hij van die momenten gebruikmaakt om zijn koninkrijk te verwezenlijken. Ons verleden wordt door God verlost. En dus kan ook ons heden en kunnen ook onze keuzes van nu worden verlost. We kunnen werkelijk handelen uit liefde, in plaats van uit gebrokenheid. Dat is de hoop van het evangelie, het goede nieuws: de pijl van de tijd beweegt zich in de richting van de toekomst. En daarover gaat mijn volgende bericht.