zaterdag 16 oktober 2010

Boekbespreking: Jonathan Strange & Mr. Norrell

De vraag achter de beste fantasy- en sciencefictionboeken is altijd ‘Wat als ...?’. Wat als Engeland bijvoorbeeld ooit eens echt magisch was? Wat als die magie al eeuwen geleden verdwenen was? Wat als de verbinding met de feeënwereld dan weer hersteld zou worden? Dat zijn de vragen in Jonathan Strange & Mr Norrell, van Susanna Clarke. In recensies wordt hij ook wel ‘Harry Potter voor volwassenen’ genoemd. Die omschrijving schiet op meerdere punten tekort. Ten eerste zijn vooral de laatste delen van de Harry Potter-serie al geen kinderboeken meer en zijn deze minstens even duister als dit boek. Ten tweede heeft dit boek een totaal andere structuur en schrijfstijl. Ja, het gaat over tovenaars, ja, het is erg Engels, en ja, het is het debuut van een schrijfster, maar wie de spanning, actie en humor van Harry verwacht komt bedrogen uit. Maar er is een punt waarop ik de vergelijking gepast vindt. Ook dit boek lijkt aan de oppervlakte te handelen over tovenaars en magie, maar heeft, als je goed oplet, een christelijke thematiek.

In het begin van de negentiende eeuw is er al meer dan tweehonderd jaar geen magie bedreven in Engeland. Er zijn nog wel genootschappen van magiërs, maar zij zijn ‘theoretische magiërs’. Ze bestuderen de overgeleverde teksten, discussiëren over de bewoordingen van spreuken, en schrijven de biografieën van de ‘gouden magiërs’ uit de middeleeuwen. Elke suggestie dat ze zouden moeten zoeken naar praktische magie doen ze als lachwekkend van de hand. Iedereen weet dat sinds de grote magiër John Uskglass, die ooit driehonderd jaar lang over Noord-Engeland regeerde, spoorloos verdween, de toverspreuken hun kracht hebben verloren. Maar een enthousiaste jonge magiër geeft de moed niet op. Hij komt op het spoor van Mr. Norrell, een teruggetrokken oudere man, die wel degelijk de praktische magie blijkt te beheersen.
Norrell blijkt hoogstpersoonlijk de magie in Engeland te willen herstellen, en stelt zich ten dienst van de regering, die hem graag wil inzetten in de oorlog tegen Frankrijk. Om de toepasbaarheid van zijn magie te bewijzen, wekt hij de vrouw van een edelman op uit de dood. Iedereen is onder de indruk en Norrell wordt al snel beroemd. Maar wat de mensen niet beseffen, is dat Norrell voor deze spreuk de hulp heeft moeten oproepen van een wezen uit de feeënwereld, de heer met het distelpluishaar, en zaken doen met feeën blijkt niet wijs te zijn.
Bovendien komt er een tweede magiër naar Londen, de getalenteerde Jonathan Strange. Hij komt in de leer bij Mr. Norrell, maar het komt onherroepelijk tot een botsing vanwege hun verschillende visie op de magie. Strange wil namelijk in contact komen met de ravenkoning, John Uskglass, die volgens hem niet voor altijd uit Engeland is weggegaan, iets wat Mr. Norrell tegen elke prijs wil voorkomen ...

Jonathan Strange & Mr Norrell lijkt een boek uit de negentiende eeuw. Niet alleen speelt het zich af in die periode, het is ook geschreven als een boek uit die periode, bijvoorbeeld van Jane Austen. En dat niet alleen in wat de zinsopbouw en de spelling van woorden betreft, maar ook de wat kabbelende, anekdotische vorm van het verhaal, en het gebruik van voetnoten (met extra uitwijdingen en verwijzingen). De daadwerkelijke magie wordt vrij zakelijk beschreven, eigenlijk zonder sensatie. Ook is er veel aandacht voor de sociale conventies van die tijd, discussies tussen de dames en heren van hoge stand en beschrijvingen van het landschap. Het grote voordeel ervan is dat je als lezer helemaal wordt ondergedompeld in een vervlogen wereld, maar het creëert ook een zekere afstand. Ik genoot van het boek, maar ik vond het ook soms wat langdradig. Het is dan ook een boek van bijna duizend pagina’s. Ik kan het van harte aanbevelen, maar je moet je wel voorbereiden op een paar avonden stevig doorlezen.

Ik had bij een discussie op de Internetmonkwebsite al eens het commentaar gelezen van iemand die dit een ‘christelijk’ boek noemde. Anderen betwistten die uitspraak, dus ik was nieuwsgierig naar hoe de vork in de steel zat. Het is in elk geval geen christelijk boek in de zin dat God of Jezus er in voorkomt. Ja, de kerk wordt genoemd, als een sociaal instituut, maar heeft geen echte inhoudelijke rol. Ongeveer zoals kerstfeest en bijbelteksten op grafstenen voorkomen in de Harry Potter-boeken. Maar voor mij is dit niet het criterium om een boek als ‘christelijk’ te bestempelen, zoals ik ook muziek niet beoordeel op het aantal keren dat de woorden ‘God’, ‘Jezus’ of ‘Bijbel’ erin voorkomen. Wat belangrijker is, ligt dieper, beneden het niveau van oppervlakkige allegorieën en makkelijke bekeringsverhalen. Het gaat om de ‘diepe magie’ uit de Narnia-verhalen, de glimp van een realiteit achter onze wereld, een plotselinge straal van buiten het raamwerk van het verhaal, die iets aanraakt in het hart. En dat vond ik wel degelijk in Jonathan Strange & Mr Norrell. Susanna Clarke hoeft het niet eens zo bedoeld te hebben, maar volgens mensen als George MacDonald en Lewis komt het vaker voor dat het werk van kunstenaars meer bevat dan zij zelf bedoelden, want echte creativiteit vindt haar oorsprong in de gedachten van iets dat hoger is dan de mens zelf. Boeken, films en muziek kunnen dus onopzettelijk toch christelijk blijken te zijn.
Als dit verhaal begint is de wereld ‘onttoverd’. De magiërs houden zich alleen bezig met het bestuderen van oude teksten en het daarover discussiëren. Magie is verworden tot gespeel met woorden, een hobby voor excentriekelingen. De inhoud, de werkelijkheid is verdwenen. En eigenlijk is men daar blij mee ook. Want magie is zo onvoorspelbaar, niet veilig. Liever gezellig bij elkaar komen en erover praten dan proeven van de echte magie. Ik denk dat we als christenen vaak ook tevreden kunnen zijn met het praten over God en Jezus en de Bijbel, met het interpreteren van bijbelteksten en het weerleggen van afwijkende meningen. Dat is een veilige bezigheid. De echte God, het echte Leven, zou ons alleen maar storen bij onze discussies. Maar gelukkig zijn er, net als in dit verhaal, mensen die verlangen naar meer, die niet tevreden zijn met de woorden, maar een ontmoeting willen hebben met de werkelijkheid.

In de magie van Strange en Norrell wordt iets van die werkelijkheid zichtbaar. Er gebeuren wonderen, een andere wereld dringt door in de onze, en dat leidt tot ontzag. Maar de magie is nog niet hersteld. Norrell is bang dat mensen de magie verkeerd gebruiken, en onderwerpt het gebruik van magie aan zeer strenge regels (bovendien verzamelt hij alle boeken, zodat niemand anders zich in de magie kan verdiepen). Strange wil zich aan die regels onttrekken, en in contact komen met de feeën, maar zonder zich echt te realiseren hoe gevaarlijk dat werkelijk is. En tegelijk is er de mysterieuze bediende van Mr. Norrell, Childermass, die zichzelf niet beschouwt als dienaar van Norrell of Strange, maar van de ravenkoning, John Uskglass.
Er is een tragedie voor nodig om Strange en Norrell bij elkaar te brengen. Samen gaan ze uiteindelijk op zoek naar de bron van de Engelse magie, John Uskglass zelf. En pas dan realiseren ze zich dat ze niet van doen hebben met energieën die ze met spreuken kunnen controleren, maar met de macht van een persoon, die ver boven hen uitgaat. En als de ravenkoning naar hen kijkt, beseffen ze hoe klein ze zelf eigenlijk zijn. Dan blijkt bovendien dat zij het niet waren die de magie van Engeland herstelden, maar dat het altijd al John Uskglass was die de echte wereld liet doorbreken. Zoals een van de karakters zegt: “Norrell en Strange zijn de spreuk die hij gebruikt.” Het waren deze woorden die me ervan overtuigden dat dit een christelijke roman is. Want dit is de boodschap van de bijbel. Wij denken dat we heel wat zijn met onze religieuze plichtsbetrachting. We denken dat wij de waarheid moeten beschermen, dat het onze taak is regels op te stellen en dogma’s te formuleren. Of we denken dat we wonderen moeten verrichten en grote daden doen voor God. We denken dat het onze taak is het koninkrijk van God tot stand te brengen. En ondertussen verketteren we elkaar, zoals Norrell en Strange. Maar in werkelijkheid is er niets dat wij kunnen controleren. We hebben te doen met een Persoon die oneindig ver boven ons uitgaat. En dat koninkrijk van God waar wij ons voor inzetten, is een Persoonlijke realiteit, die alleen door God zelf tot stand kan worden gebracht.

Deze Persoon wordt door onze religie niet beïnvloed, er zijn geen spreuken waarmee we hem voor onze kar kunnen spannen, en tegelijk kunnen onze dogma’s en leringen zijn wezen en werkelijkheid niet omvatten of veilig maken. Hoe wij ons ook inspannen, hoe wij ook discussiëren, God doet wat Hij wil. En het koninkrijk van God, het herstel van de diepe magie van de schepping, de komst van de volle glorie en heerlijkheid, wordt alleen door Hem tot stand gebracht. Maar hij kiest ervoor ons daarbij te gebruiken. Wij zijn de spreuk, het instrument, waardoor hij handelt. Daarop mogen we vertrouwen. Het is niet iets dat wij kunnen bewerken, waar wij ons van kunnen verzekeren door onze inspanning, het is iets dat wij alleen kunnen ontvangen. En als we dan zien dat door ons, door onze woorden of handelingen, iets doorbreekt van het grote Koninkrijk, worden we er niet trots van, maar worden we juist nederig. We zien onszelf zoals we werkelijk zijn. En vervolgens kunnen we, net als Strange en Norrell doen in dit verhaal, onze handen ineen slaan en ons verlangen volgen en tot onze bestemming komen.
En in dit verhaal wordt de magie van Engeland hersteld. Op een andere manier dan Norrell en Strange hadden kunnen dromen. Want John Uskglass heeft een boek achtergelaten ... Niet een droog boek in een bibliotheek, niet een studieboek dat in de kast blijft staan, maar een levend boek. Ook daarbij knikte ik instemmend - de bijbel is het woord waardoor wij het levende Woord ontmoeten, niet een dood boek, maar een levende openbaring - maar waar het hier precies over gaat, zal ik niet verklappen. Er moet voor jullie ook nog iets te ontdekken overblijven.