zaterdag 10 juli 2010

Wie ben ik? 2: Ik ben omdat Hij is Ik Ben.

Het is eigenlijk veel te warm om te bloggen, maar ik ga het toch proberen. Ik heb nu eenmaal beloofd dat ik een vervolg zou schrijven op mijn bericht van eerder deze week, en dan ga ik dat doen ook! Het thema is namelijk erg belangrijk. In het vorige deel vroeg ik me af, naar aanleiding van een gesprek met een vriend, wat mijn 'ik' nu eigenlijk is. Mijn conclusie was dat ik het antwoord op die vraag niet kon vinden door bij mezelf naar binnen te kijken. Ik ben. Ik ben niet te ontleden in verschillende onderdelen, als een legobouwwerk of een modelbouwauto, zonder dat 'ik' verdwijn. Anders gezegd: ik kan niet buiten mezelf stappen en met een klinische blik mezelf analyseren. Dat is wat  'introspectie' eigenlijk is. Maar door de 'introspectie' brengen we als het ware al een scheiding aan in onszelf, en zijn we al minder onszelf geworden. En hoe dieper we in onszelf wroeten, hoe meer we proberen onze motivaties en drijfveren te ontwarren, hoe minder ons 'ware zelf' zichtbaar is. We verdwijnen in de afgrond van binnen.

Om een voorbeeld te geven: een paar jaar geleden was ik op het Flevo-totaalfestival (een christelijk muziekfestival) bij een optreden. Maar in plaats van te genieten van de muziek, was ik mezelf aan het beoordelen: wat de muziek me deed, waarom ik er wel of niet van zou kunnen genieten, en of die reacties van mij wel goed waren. Gevolg was dat de muziek geheel langs me heen ging en dat ik als het ware 'verlamd' was, en niet in staat om in dat moment gewoon mezelf te zijn en te bewegen op de muziek (of weg te gaan als de muziek niet mooi was). Op dat moment realiseerde ik me wat de Amerikaanse schrijfster Leanne Payne bedoelde met de uitdrukking: 'de ziekte van de introspectie'. Het is al vroeg beschreven in de geschiedenis van Narcissus, die zich concentreerde op zijn eigen spiegelbeeld. Maar door met zichzelf bezig te zijn verloor hij zijn zelf, en werd hij een bloem, en de ander, zijn geliefde Echo, stierf weg in de verte. Narcissus had zijn universum teruggebracht tot zichzelf alleen. En omdat zijn universum zo klein was, niet groter dan zijn eigen 'ik', was hijzelf ook heel klein geworden, een stip. Terwijl, als hij zich had gericht op zijn geliefde Echo, in plaats van op zichzelf, zijn universum groter zou zijn geweest dan zijn 'ik', en daardoor zou hij zelf ook zijn toegenomen. Hij zou echt hebben geleefd, hij zou vrij zijn geweest, hij zou interactie hebben gehad met anderen. Hoe groter het universum waar je in leeft, hoe groter je 'zelf' is. 
We hebben het hier niet over de fysieke grootte van het universum (hoewel die ook een rol speelt. Veel 'jonge aarde creationisten' leven volgens mij in een claustrofobisch universum.) maar over de metafysische grootte van het universum. Want het universum kan dan miljarden lichtjaren groot zijn, als het alleen maar bestaat uit materie, en aan de andere kant van het heelal gehoorzaamd aan dezelfde natuurwetten als hier, is het in metafysisch opzicht erg klein. Dan zijn wij mensen nog steeds aan onszelf overgeleverd. Om Chesterton aan te halen: "Het moderne universum is uitgestrekt, maar onvrij. Men betreedt grotere en grotere vensterloze ruimten, kamers met babylonische perspectieven, maar men kan nog niet het kleinste raam, of een fluistering van de buitenlucht ontdekken." Het materialistische wereldbeeld heeft voor mij altijd iets benauwends gehad en ik knikte van herkenning toen ik dit citaat van Chesterton las. Materie is namelijk nog steeds 'kleiner' dan mijn zelf. Als ik alleen materie ben, dode atomen, heeft mijn 'ik' geen betekenis. En dat is waar het om gaat in de zoektocht naar mijn zelf. Het is geen zoektocht naar een aanwijsbaar deel in de hersenen dat mijn 'ik' programmeert, het is een zoektocht naar betekenis. Ik zou helemaal niet verbaasd zijn als het 'ik'-bewustzijn blijkt te liggen in een bepaald gedeelte van de hersenen. Ik geloof zelfs dat al mijn gedachten, gevoelens en verlangens te beschrijven zijn in termen van neuronen, neuro-transmitters en elektrische signalen. Ik ben -natuurwetenschappelijk gezien- mijn hersenen. Ik ben materie: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Maar waar ik naar op zoek ben is wat dat 'ik' nu betekent, oftewel: waarom ben ik er? Waarom besta ik? Ben ik in de woorden van Shakespeare 'Sound and fury, signifying nothing'? Of heeft mijn bestaan zin (boven het doorgeven van mijn genen uit)? En het antwoord op die vraag is nu juist iets dat ik niet kan vinden door mezelf te analyseren, maar alleen buiten mijzelf. Want betekenis is iets dat aan je verleend wordt. Betekenis is niet iets dat je hebt, maar iets dat je ontvangt. Het is een kenmerk van relaties.

Wie ik ben, dat wil zeggen mijn betekenis, wordt bepaald door mijn interacties met de voorwerpen en personen buiten mij. Door zichzelf te isoleren van de wereld en de mensen om hem heen verloor Narcissus zijn betekenis; als hij een relatie was aangegaan met de wereld buiten hem in het algemeen, en met Echo in het bijzonder, had zijn leven betekenis gekregen. Zonder interacties kwam zijn leven tot stilstand, er was geen groei meer, geen ontwikkeling, alleen zijn eigen concentratie op zichzelf, wat eigenlijk betekende dat hij dood was. Was hij wel interactie aangegaan met de wereld en met andere mensen, dan was hij veranderd, dan was hij gegroeid, dan had hij avonturen kunnen beleven, pijn kunnen lijden, liefde kunnen ervaren, droefheid en extase. Dan had hij geleefd. Dan was hij mens geweest. Ik las bij de katholieke filosoof Peter Kreeft dat wij mensen verlangen naar extase, dat wil zeggen ek-stasis: buiten onszelf te staan (wat niet betekent het verlies van ons zelf, want de uitdrukking suggereert dat er wel een zelf is). Daarom (dit tweette Ronald vd Oever terecht) dat mensen zo opgaan in iets als het WK-voetbal. Ik geloof dat dit is omdat we het meest onszelf zijn als we volledig opgaan in de wereld en de personen buiten ons zelf.
Een eerste manier om dit te benaderen is vanuit het 'verhaal'. Betekenis wordt namelijk verleend door verhalen. Een fossiel in mijn collectie heeft voor mij betekenis omdat er een verhaal aan vast zit: ik kocht het als souvenir op een vakantie, of ik vond het toen ik klein was in het Gardameer, door me te bukken en de eerste de beste steen op te rapen die ik zag. Bepaalde boeken hebben voor mij betekenis, omdat ik ze op een bepaald moment in mijn leven las, of doordat ze tot veranderingen in mijn leven hebben geleid. Bepaalde mensen hebben voor mij betekenis, omdat we samen avonturen hebben beleefd, doordat er een 'verhaal' aan ze vastzit. De rol in het verhaal geeft betekenis. Dat geldt ook voor ons. Wat onze betekenis bepaalt, en dus ons 'ik', wordt bepaald door het verhaal. Nu kan dat een verhaal zijn wat we zelf bepalen, waarin we zelf de held zijn. Maar dat is een klein verhaal, dat maar een kleine betekenis kan geven. Het kan het verhaal zijn dat we puur materie zijn, een soort machine van atomen die zijn programma afdraait, onderdeel van een materieel universum dat afstevent op de uiteindelijke entropie. Dat is uiteindelijk ook een klein verhaal, waarin eigenlijk weinig gebeurt. Het is voorspelbaar, onvrij. Nogmaals Chesterton: "Niemand heeft ooit een verhaal geschreven over een klok die zich afwindt, of regendruppels die neervallen." Nee, wat ons betekenis geeft is als we leven in een verhaal dat groter is dan wijzelf, maar dat wel vrij is, persoonlijk. Dat wil zeggen dat wij niet het verhaal verzinnen, maar er in worden opgenomen, in een verhaal dat al aan de gang was voor wij er kwamen, dat niet van ons afhangt, maar waar wij wel een onmisbare rol in spelen, dat niet het zelfde zou verlopen als wij er niet waren. Zoals de Hobbits in het verhaal van Tolkien, die deel gingen uitmaken van een geschiedenis van vele eeuwen, van de strijd tussen goed en kwaad, en die daardoor betekenis kregen. “We are part of the tale! Don’t the great tales never end?” Het is niet voor niets dat de bijbel geen theologieboek is, maar de beschrijving van een geschiedenis: het verhaal van God en de wereld. Wij zijn deel van het grootste verhaal dat ooit verteld kan worden. Een verhaal waarvan God zowel de auteur is als de held, maar waarin wij een prachtige rol te vervullen hebben. Zelfs de identiteit van God hangt samen met een verhaal: de 'heilsgeschiedenis', de geschiedenis of het verhaal van het heil. Daarin ligt voor eeuwig en altijd besloten wie God is. En daarin vinden wij ook wie wij zijn, want wij zijn onderdeel van dat verhaal. Voor meer hierover, lees mijn bijdrage in het boek De opwindende laatste dagen.

Een tweede manier om dit te benaderen, en misschien nog mooier, is die van de liefde. Want als je zegt dat iets betekenis voor je heeft omdat er een verhaal aan vastzit, kan het nog een negatieve betekenis zijn. Meerkoeten hebben voor mij betekenis, vanwege het verhaal dat ze me als student 's nachts wakker hielden. Daarom heb ik een afkeer van ze. Maar mijn vriend Menno heeft voor mij betekenis, omdat we samen een geweldige vakantie in Amerika hebben gehad en daar elkaar beter hebben leren kennen. Hij heeft mij beter leren kennen door de avonturen die we hebben beleefd, en ik heb hem leren kennen. We zijn van elkaar gaan houden. (De relatie heeft nog wat meer betekenis dan mijn fossielen, want de verhalen die ik met die stenen heb meegemaakt zijn nou niet zo spectaculair). Niet alleen heeft Menno voor mij betekenis, maar ik weet ook dat ik voor Menno betekenis heb. Dat hij van mij houdt. En dat vertelt mij 'wie ik ben'. Wat ik verder ook ben, ik ben in elk geval Menno's vriend, iemand die voor Hem belangrijk is, die hij waardeert, en met wie hij samen wil koffiedrinken. Mijn identiteit vind ik in de relatie met de ander. Nog duidelijker is het bij de liefde tussen man en vrouw, in het huwelijk, waar man en vrouw 'een vlees' worden, een geheel. In deze relatie is in elk geval een deel van de identeit van de man het feit dat hij de geliefde is van de vrouw, en een deel van de identiteit van de vrouw is dat zij de geliefde is van de man. Daarin is een stuk zekerheid te vinden. Je kunt aan jezelf twijfelen, maar wat blijft staan is: ik ben de geliefde.
Nu is het een feit dat mensen feilbaar zijn, dat hun liefde en waardering kan afbrokkelen, dat ze dingen kunnen zeggen of doen die de relatie verraden en beschadigen. Dit geldt voor alles in onze materiele wereld. De schepping is aan de vergankelijkheid onderwerpen. 'IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker. IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid.' Wie zijn hele identiteit vindt in zijn relatie met zijn geld, verliest zijn identiteit als hij zijn geld kwijtraakt. Wie zijn betekenis ontleent aan zijn relatie met zijn werk, verliest zijn betekenis als hij ontslagen wordt. Wie zijn eigenwaarde ontleent aan de liefde van een ander, wordt onherroepelijk teleurgesteld. Want de ander kan niet volmaakt liefhebben. Daarom geloof ik dat werkelijke betekenis, werkelijke identiteit, het ware zelf, pas te vinden is in de relatie met God. Het antwoord op de vraag 'Wie ben ik?', luidt: 'Ik ben de geliefde van God'. Ik ben Gods geliefde kind, in wie Hij welbehagen heeft. Ik ben zijn oogappel. Hij heeft alles voor mij over gehad. Ik ben de bruid van Christus.' Dit is een onwankelbare basis. De IK BEN (de God die het bestaan zelf is) houdt van mij. Daarom ben ik. De gospelband The Waiting zingt: "I am because you are I am." Ze hebben gelijk. Dat is vanaf Genesis 1 de identiteit van de mens. Mens zijn is de geliefde te zijn van God. (En dat was de tragiek van de val: dat de mens als God wilde zijn, en zijn identiteit wilde ontlenen aan iets anders dan de geliefde van God te zijn, zelf zijn identiteit wilde bepalen. Niet voor niets zei God: als je van die boom eet zul je sterven, want de mens wilde zelf het centrum van het universum zijn, keek bij zichzelf naar binnen om zijn identiteit te vinden (net als Narcissus) en verloor zo zijn vrijheid en zijn 'ik').
Dit is de basis van al het bestaan. Bestaan is geliefd zijn. Daarom is de bijbelse leer van de drie-eenheid zo betekenisvol. Die alleen suggereert al dat bestaan is geworteld in relaties, in liefde. Want de God die IS, is voor eeuwig liefde. Drie personen, Vader, Zoon en Geest, die elkaar liefhebben, zich aan elkaar geven, elkaar van eeuwigheid tot eeuwigheid zoeken, die elkaar (dit is speculatief, en moet worden gezien als een 'zoekende bewoording') betekenis geven. De Zoon is de geliefde van de Vader en de Geest. De Vader is geliefd door de Zoon en de Geest. De Geest komt voort uit de liefde van de Vader en de Zoon. En deze liefde maakt dat God tegelijk ondeelbaar, onscheidbaar een is, zichzelf is. Dit is niet te bevatten voor mij, maar ik geloof wel dat deze drie-eenheid, deze eeuwige uitstorting van liefde en betekenis, de God die liefde IS, de basis is voor al het bestaan. Het is waarin ikzelf, mijn 'ik' zijn oorsprong vindt. Ik word mezelf door op te gaan in de Grote Ander, in de relaties van de drie-eenheid. Dit is de ware extase, het ek-stasis waar we naar verlangen, want dit geeft ware identiteit. Wat ik ook ben, ik ben de geliefde van God. Dat ontdek ik niet door in mezelf naar binnen te kijken, of naar de materiƫle werkelijkheid om mij heen. Ik ontdek het door het door van God te ontvangen. Daarover gaat het volgende en laatste deel van dit serie-tje. Want liefde is niet iets dat je zelf ontdekt, maar iets dat je moet ontvangen. Identiteit is een geschenk, een openbaring.