vrijdag 2 juli 2010

Filmbespreking: City of Ember

Ik ben dit weekeinde hard bezig met mijn keuken, daarom dat ik wat recycle wat ik eerder heb geschreven in het tijdschrift Bodem, nu helaas niet meer bestaand. In mijn column Areopagus schreef ik in nummer 3 van de tweede jaargang over de film City of Ember, onder de titel: 'Weg uit de stad.' Niet alleen is dit een aardige film, hij is bovendien van toepassing op mijn besluiten van de afgelopen weken.

Wat moet je doen als je het gevoel hebt dat je gevangen zit, maar niet weet door welke deur je naar buiten kunt? Als je verlangt naar vrijheid, maar iedereen vertelt je tevreden te zijn met wat je hebt? Wat moet je doen als je ogen zijn opengegaan voor de waarheid, maar niemand wil je geloven? De tieners Doon en Lena leven in een stad die aan alle kanten wordt omringd door inktzwarte duisternis, een eeuwige nacht. Het enige licht komt van honderden gloeilampen, aangesloten op een kolossale generator. Die wordt nauwgezet onderhouden door een team van toegewijde technici. Iedereen in Ember heeft een eigen taak, aangewezen op basis van toeval, en wie zich aan zijn plicht onttrekt en zich buiten de stad waagt, kan rekenen op straf. Eens in het jaar komt iedereen bij elkaar om te zingen voor de mythische ‘bouwers’, die zichzelf echter nooit laten zien. De laatste luxeproducten zijn generaties geleden opgeraakt, de kassen leveren kleurloze groenten en er gaan geruchten over monsters buiten de grenzen, maar: de mensen zijn veilig. Hun leven is al tientallen jaren hetzelfde en zal ook in de toekomst niet veranderen. Die zekerheid geeft hen betekenis. Maar nu hapert de generator en branden de lampen door. De burgemeester zegt te werken aan een oplossing. Maar is hij wel te vertrouwen?
City of Ember (2008) is een film in dezelfde categorie als de Harry Potter-films. Bedoeld voor tieners, maar ook geschikt voor volwassenen met een levendige verbeelding. Hoewel deze avonturenfilm is gemaakt met de modernste technieken, ademt hij een ouderwetse sfeer uit. De maker heeft duidelijk inspiratie opgedaan uit de films van Steven Spielberg en Robert Zemeckis uit de jaren ’80 (dat blijkt ook uit zijn eerdere animatiefilm Monster House, een aanrader). De door lampen verlichte stad is goed uitgedacht en prachtig weergegeven en vooral de eerste helft van het verhaal is aangrijpend en onderhoudend. Helaas zakt de spanning tegen het einde wat in. Wat het geheim is achter Ember, wordt naar mijn mening te snel duidelijk, terwijl voor andere mysteries helemaal geen verklaring wordt gegeven. Verwacht dus geen cinematografisch hoogtepunt, maar gewoon een leuke film met een boeiend uitgangspunt en een interessante dubbele bodem.

Er zijn verschillende interpretaties mogelijk van de stad Ember, zoals dat geldt voor alle echt waardevolle symbolen, verschillende manieren om het verhaal te betrekken op onze eigen werkelijkheid. Je kunt Ember zien als een parabel over onze aarde, waar de olie opraakt, de economie wankelt en klimaatveranderingen ons voortbestaan bedreigen. Degenen naar wie we opkijken om onze problemen op te lossen, proberen zich ten koste van anderen te verrijken. Ondertussen steken hele groepen hun hoofd in het zand en negeren het gevaar.
Deze uitleg is interessant, maar ik moest bij dit beeld vooral denken aan religieuze organisaties. Ember begon namelijk als een manier om in een donkere wereld het leven door te geven aan volgende generaties. Maar door de eeuwen raakte dat doel vergeten. Nu gaat het alleen nog om het in stand houden van de structuur. De naam van de stad doet denken aan een gloeiend kooltje, waarin het vuur langzaam uitdooft, maar ook aan barnsteen of amber (de kleuren van de stad herinneren daar ook aan: geel en bruin). In dit fossiele hars blijven insecten, spinnen, zelfs hagedissen en kikkers bewaard voor de eeuwigheid. Hun vorm is perfect geconserveerd, maar elke beweging, elk leven is verdwenen. Net zo worden de bewoners van Ember in een keurslijf gedwongen, totdat ze hun hoop en verlangens zijn vergeten. Maar mensen horen niet thuis in het donker. En diep van binnen zijn ze zich daarvan bewust. Zo maakt Lena een tekening met een blauwe hemel, ook al heeft ze die nooit gezien. Ze weet dat ze iets mist, iets onontbeerlijks. “Graaf niet te diep”, krijgt ze echter te horen. Dat is gevaarlijk. Op een dag ontdekt ze echter onder in een kast een stoffig kistje. Het bevat een bericht van de ‘bouwers’: er is een weg naar buiten voor iedereen die bereid is hun aanwijzingen te volgen. En dat doen Doon en Lena. Op die tocht halen ze zich de hoon van sceptici en traditionalisten op de hals, ontsnappen ze aan doodsgevaar en overwinnen ze hun diepste angsten. En uiteindelijk vinden ze de werkelijkheid waar ze voor bedoeld zijn, de wereld waar ze altijd al naar verlangden: een jongen, een meisje en een kind, een nieuw begin, zonder muren, zonder de afhankelijkheid van haperende installaties en strikte schema’s, een ruim landschap waarin alles mogelijk is.

Ik geloof dat God ons heeft geschapen om met hem te wandelen in een tuin, niet ingesloten door regels en structuren, maar opgenomen in de realiteit van een relatie met de drie-eenheid. We zijn gemaakt voor vrijheid, voor vriendschap, voor schoonheid, voor avontuur. En Jezus heeft voor ons een boodschap achtergelaten: een oproep om ‘het kamp te verlaten, ons bij hem te voegen en te delen in zijn vernedering. Onze stad is immers niet blijvend …’ (Hb13:13,14). Hij vraagt ons het risico te nemen onze zekerheid achter te laten om hem te volgen naar buiten. Alleen zo vinden we onze ware bestemming.
Vanuit hun nieuwe omgeving sturen Doon en Lena een boodschap naar Ember. En als geleid door een hogere hand vindt die zijn weg naar de juiste mensen. ‘Nu was het pad vrij voor iedereen’, concludeert Doons vader, ‘voor elk  van ons die de vlam van Ember brandend had gehouden in de duisternis, zodat we opnieuw op de aarde konden wonen, in de open ruimte en het licht.’