vrijdag 28 mei 2010

Aanstootgevende liefde

Sommige bijbelgedeeltes lijken soms gesneden koek. We hebben er vaak over horen preken, kennen de verhalen al uit de kinderbijbel, en kunnen de liedjes en liederen erover dromen en dus denken we dat we ze wel kennen. De storm op het meer, hoe kwam Mozes door de rode zee?, het verloren schaapje (in mijn versies altijd 'zwartkopje'), ga zo maar door. Een van die gedeeltes die we van buiten lijken te kennen is het verhaal van de 'verloren zoon' in Lucas 15. Ik denk dat de meeste lezers van mijn blog het wel kunnen dromen. Ik ook. Maar eigenlijk pas de laatste week realiseer ik me dat ik altijd een belangrijk aspect over het hoofd heb gezien, dat deze gelijkenis in een ander licht zet, en het verhaal pas echt 'aanstootgevend' maakt ...

Alleen al hoe we het verhaal noemen, laat echter zien dat we het niet begrepen hebben. We vertellen het namelijk als een verhaal over de zoon, die zo dom was om naar een ander land te gaan en daar tot armoede te vervallen, en hoe hij uiteindelijk toch weer thuis mocht komen. Maar de 'pointe' van het verhaal is niet het gedrag van de verloren zoon (of dat van zijn broer), maar dat van de vader. Het gaat om wat de vader doet. Hij is de hoofdpersoon. Het verhaal begint met hem: 'Iemand had twee zonen'. Het thema van het verhaal is de liefde van de vader, die niets te maken heeft met het gedrag van zijn kinderen.
En hoe dat aanstootgevend is voor het menselijke religieuze denken van 'voor wat hoort wat'.
Onze weergave van de gelijkenis neemt vaak (onbewust en waarschijnlijk ongewild) een deel van deze scherpte weg. Ons ingebakken morele kompas, onze innerlijke wetgeleerde, maakt de boodschap stiekem toch tot wat wij moeten doen. We moeten terugkeren naar God, als we merken dat we bij de varkens zitten. We moeten belijden dat we er verkeerd aan hebben gedaan bij hem weg te gaan. Ik ben de laatste die zal zeggen dat we dit niet moeten doen. Maar het is niet waar het in deze gelijkenis om gaat. Het gaat er juist om dat we helemaal niets hoeven doen. God heeft ons al alles gegeven. De verlossing is realiteit. Of we nu diep in zonde leven, of zo religieus zijn als de strengste Farizeeer, of we nu Adolf Hitler heten of Moeder Teresa, of we nu meer lijken op de jongste of op de oudste broer: God houdt van ons. Hij houdt van ons en heeft ons daarom alles gegeven dat Hij ons kon geven. We zijn gezegend met alle zegeningen van de hemelse gewesten, zegt Paulus in Efeze 1:3. Dat had helemaal niets te maken met iets dat wij waren of deden. Het was geen beloning voor goed gedrag, geen betaling voor verrichtte diensten, geen afkoopsom om ons goede gedrag te verzekeren. Het was 'een geschenk van God en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan' (Efeze 2:8). Er zaten geen touwtjes aan vast. We kunnen het geschenk niet verspillen door ons immoreel te gedragen, en we hoeven er niets voor terug te doen in de vorm van morele daden. We hoeven niet eens dankbaar te zijn! We zijn vrij. Het is onze eigen keuze of we het geschenk aannemen of niet. Maar je moet wel heel dom zijn of zo'n geweldig aanbod te negeren.

Het verhaal dat Jezus vertelt, maakt dat op een schokkerende manier duidelijk. Kijk maar wat er staat in het begin, als de jongste van de twee zoons om de helft van de erfenis heeft gevraagd: "De vader verdeelde zijn vermogen onder hen." Dit heb ik nooit (echt nooit!) gehoord in enige uitleg van deze gelijkenis. Of ik heb er altijd over heen gelezen. Alleen Robert Farrar Capon wijst erop. De vader gaf dus niet alleen de jongste zoon zijn deel van zijn bezittingen, maar hij gaf de andere helft aan de oudste zoon. Ze kregen allebei een grote zak geld (en meubels, en land, enzovoorts, enzovoorts). De man hield niets meer over. En vervolgens zijn de twee zoons vrij om te reageren. De jongste gaat weg van huis, doet alles wat God verboden heeft, maar ervaart al snel de gevolgen van zijn keuzes. Hij komt tot zichzelf als hij berooid, hongerig bij de onreine varkens zit. Zijn beslissingen hebben hem niet de vervulling gebracht waar hij op gehoopt had. Hij beseft dat hij beter af was geweest als hij bij de vader was gebleven. En hij gaat terug. Dan blijkt dat hij de liefde van de vader niet had verspeeld. Hij wordt ontvangen als een koningszoon, en het gemeste kalf (bestemd voor grote gebeurtenissen) wordt geslacht. De zoon kan het alleen maar laten gebeuren. Hij was nooit een slaaf van de vader, en zou dat ook nooit worden. Hij was een zoon en dat zou hij altijd zijn. En nu, voor het eerst, accepteerde hij dat als realiteit.

Zijn broer reageert heel anders. Hoe kan de vader die losbandige hoerenloper op een feest verteren?, briest hij. Hij heeft zijn geld verbrast, heeft onverantwoordelijk gehandeld, en nu mag hij zomaar terugkomen? Zo hoort het niet! De oudste zoon is eigenlijk stikjaloers! “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren." Hij ziet de vader niet als vader, maar als directeur. En hij meent dat het zijn taak als zoon is om hard te werken en te doen wat de vader hem opdraagt. Dat hij omdat hij dat doet, recht heeft op de gaven van de vader. Eigenlijk is hij zelfzuchtig. Hij geeft niet om zijn vader. (Zoals ik weinig opheb met de directeur van de organisatie waar ik werk, daar hoef ik niet echt een persoonlijke relatie mee, zolang ik mijn loon maar krijg uitbetaald). Wat de oudste zoon wil is feestvieren met zijn vrienden. Niet met zijn vader. Als hij met zijn vader wilde feestvieren zou hij wel naar binnen zijn gegaan bij het feest dat op dat moment aan de gang was. Eigenlijk wilde hij precies hetzelfde als wat zijn jongere broer had gedaan: weg bij de vader en er op los leven. Maar dat durft hij niet omdat hij denkt dat hij verplicht is te werken. Hij ziet zichzelf als een dienstknecht.
Maar wat is nou het schokkerende? Hij was altijd al vrij om te doen wat zijn jongste broer had gedaan. De vader zegt tegen hem: "Jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou." Nou zou ik nog aarzelen om zomaar een bokje te slachten dat van mijn vader was, of om ongevraagd zijn geld uit te geven. Zelfs als hij zoiets zou zeggen. Je zou er toch nog verantwoordelijkheid voor moeten afleggen. Maar wat is hier het geval? Alles wat van de vader was, was letterlijk van de oudste zoon. De helft van het bezit van de vader was namelijk naar de jongste zoon gegaan en de helft naar de oudste. De jongste had zijn deel verzilverd en was op reis gegaan. De oudste had het geschenk niet geaccepteerd. Hij was namelijk vrij om het ook te verzilveren en weg te gaan, zonder dat hij aan de vader verantwoording had moeten afleggen. Hij had zoveel feesten kunnen vieren met zijn vrienden als hij had gewild.  Hij had naar de hoeren kunnen gaan, net als zijn jongere broer. Hij had alles kunnen doen wat hij wilde! Al het bezit van de vader was hem als een geschenk gegeven. Wat hij er ook mee deed, dat zou daar niets aan veranderen. De liefde van de vader zou hetzelfde blijven. Maar hij weigerde het als een geschenk te ontvangen. Hij bleef het zien als het bezit van de vader, iets waar hij voor moest werken, waar hij zijn best voor moest doen, wat hij moest verdienen. Hij accepteert niet de realiteit. En omdat hij niet de realiteit accepteert, sluit hij zichzelf buiten van het feest en de relatie met de vader. Hij blijft in de duisternis achter. Hij heeft zichzelf buiten de deur gesloten.
Het ging de vader er nooit om dat zijn zoons voor hem zouden werken. Het ging hem niet om hun gehoorzaamheid. Het ging de vader kennelijk nooit om zijn bezit. Hij doet er zonder mopperen afstand van. Hij verdeelt het over zijn zoons, zonder zelf iets over te houden. Waar het de vader om ging was om een relatie met hen te hebben. Om met hen te leven en te feesten. Om hun vader te zijn.

Jezus gebruikt dit als een voorbeeld van de liefde van God. Die is een realiteit, waar niets wat wij doen iets aan kan veranderen. Het is een geschenk. Wil je zondigen? Doe dat dan, je bent vrij! Wil je toegeven aan verslavingen? Doe dat, in plaats van je verlangen uit religieus schuldgevoel te onderdrukken. Word je moe van al die activiteiten, het eindeloze bijbellezen en bidden? Doe het dan niet! Er is niemand die je ertoe verplicht, niets dat je ermee kunt verdienen. Ben je jaloers op mensen in de wereld die 'alles mogen'? Jij mag ook alles! Er is geen enkele reden om jaloers te zijn. Er is geen reden waarom je niet hetzelfde zou mogen als zij. De bijbel waarschuwt echter wel dat sommige keuzes gevolgen hebben. De jongste zoon (waar de oudste broer jaloers op was) eindigde in de goot, ver weg van huis. Toen hij thuis kwam stonk hij nog naar de varkens. Dat is niet wat de vader voor zijn kinderen in gedachten had. Net zo heeft God voor ons 'leven in overvloed' (Johannes 10:10) in gedachten, en waarschuwt hij ons voor keuzes die ons ons leven, onze vrijheid en onze persoonlijkheid ontnemen. Maar wat wij ook kiezen, wat we ook doen, welke gevolgen we ook bewerken voor onszelf en anderen, het verandert niets aan het feit van de onvoorwaardelijke liefde van God. Hij houdt van ons, en hoopt dat wij die realiteit uiteindelijk willen aanvaarden. Dat we ons door Hem willen laten liefhebben. Dat we willen binnenkomen bij het feest. Dat we zijn zonen willen zijn. Zijn geliefde kinderen. We zijn er zelf verantwoordelijk voor als we onszelf willen blijven zien als zijn werknemers, als we willen blijven vasthouden aan het principe van 'voor wat, hoort wat'. Als we gefrustreerd blijven verlangen naar een geitenbokje dat we ons niet hebben toegelaten te eten met onze vrienden, boven het gemeste kalf, de overvloeiende feestvreugde, dat al voor ons klaarstaat in het huis van God.

Dat is hoe veel God van ons houdt. Dat is hoe vrij hij ons maakt. Dat is aanstootgevende liefde.