zaterdag 6 februari 2010

Zwakheid 7 en slot: Gemeenschappen van genade

Als een van de belangrijke thema's van de bijbel, eigenlijk de kernboodschap, het goede nieuws, is dat wij niet onszelf kunnen redden, maar afhankelijk zijn van God, als dat Gods grote en geheime wijsheid is, dan moet dat gevolgen hebben voor de manier waarop we als christenen met elkaar en met anderen omgaan. Ik schreef in mijn vorige bijdrage al dat wanneer we de boodschap van onze zwakheid omarmen, als we 'sterven aan onszelf', onze houding naar anderen zal veranderen. We zullen niet beter meer willen zijn dan anderen, we zullen bereid zijn de minste plaats in te nemen, we zullen elkaar willen liefhebben en dienen, in de verwachting dat Gods kracht zichtbaar wordt door onze zwakheid. Het is mijn overtuiging dat een gemeenschap van mensen die dit werkelijk geloven en in praktijk brengen, een gemeenschap is waarvan Jezus zegt: 'Hieraan zullen allen weten dat jullie mijn discipelen zijn, dat jullie liefde hebben onder elkaar.'

Maar de realiteit is dat het in onze christelijke gemeenschappen (voor het gemak onder de noemer 'kerk' geschaard) er vaak niet zo aan toegaat. Ik schreef in het eerste deel van deze serie hoe ik opgroeide in een behoorlijk strenge, conservatieve kerk, de 'vrijgemaakten onder de evangelischen' genoemd. Oh, we waren op andere punten streng dan de zogenoemde 'zwarte kousen kerken', maar streng waren we. We hadden hoogstaande maatstaven, en wisten die vaak ook nog te halen. We meenden dat we wisten wat de bijbel van ons vroeg, en brachten dat ook in praktijk. Daar waren we behoorlijk trots op. Wij identificeerden ons met de gemeente Filadelfia in Openbaringen 3, die na de losbandigheid van Laodicea het vuur had weten te bewaren ondanks haar kleine grootte. Ik heb een broeder wel eens horen uitleggen dat het avondmaal het centrum is van de gemeente, het altaar waar we om samenkomen. Er was een tekening, een cirkel, met in het midden dat altaar. Vervolgens tekende hij een aantal andere cirkels (die de grote cirkel overlapten, dat gelukkig wel), met in het midden elk een eigen altaar. Dat waren de kerken, die niet met ons 'in gemeenschap aan de avondmaalstafel' waren. De witruimte tussen deze cirkels, die nog wel om het ware altaar verzameld waren, dat waren wij. Mensen in andere kerken 'hadden het licht niet'. Ik weet ook nog wel hoe ik in mijn gebeden bad voor die gelovigen, dat zij het licht zouden zien en ook op onze manier zouden gaan samenkomen. Wij hadden tenslotte gelijk. En daar waren we trots op ook. We deden dus ons uiterste best om onze positie te behouden. Mensen die het niet met ons eens waren werden veroordeeld. Mensen die beweerden dat onze regels te streng waren werden zwartgemaakt. Ikzelf deed nog het hardst mee. Ik had weinig begrip voor leeftijdsgenoten die niet zo fanatiek de bijbel bestudeerden als ik, laat staan die heavy metal luisterden of house, of die ... Vul maar in. (En er waren verhalen over sommige strenge broeders die er een dubbelleven op nahielden. Als je een maatstaf moet halen is het makkelijk te faken). Uiteindelijk ontstond er zelfs binnen deze kerk een scheuring tussen de broeders van de voorste rijen (die met de armen over elkaar gingen zitten als er iets gebeurde dat hen niet zinde) en de rest. De gemeente ging in drieën uiteen. We hadden geen concept van zwakheid. We wilden uit eigen kracht aan de door ons ontdekte eis van God voldoen. En dat leidde tot wetticisme, en tot veroordeling, en zo tot ruzie, scheiding en dood van een gemeente.

Nu ga ik al vijf jaar naar een evangelische gemeente in Delft en dat is een verademing. Maar ook daar zie ik deze principes werken. Van de kansel wordt een maatstaf gepreekt. Bidden, bijbellezen, evangeliseren, dingen die je moet doen. Ik zit soms op mijn stoel te draaien. Misschien ben ik overgevoelig geworden vanwege mijn eigen ervaringen. Maar als je overgevoelig bent voor huisstofmijt, betekent het niet dat er geen huisstofmijt is. Je merkt het alleen eerder. Tegelijk wordt er weinig gepreekt over zwakheid, genade, je openstellen voor God, en de dood en opstanding van Jezus. Een van de sprekers die dat wel deed, mag niet meer komen. Ik vraag niet eens dat iedereen het in de gemeente met deze dingen eens moet zijn, of dat de preek er altijd over moet gaan. Ik erken dat mensen verschillen en dat wat ik voor waar houd mij niet het recht geeft anderen voor te schrijven wat waar moet zijn voor hen. Maar als dit zo'n belangrijk thema is, dan zou het toch minstens een paar keer moeten terugkomen ...
Hoe belangrijk dat is, merk je als je de boodschap zelf brengt. Ik had een keer het voorrecht om te mogen spreken. Ik sprak inderdaad over dit thema, namelijk dat God wil dat we op hem vertrouwen. Dat we niet onszelf kunnen veranderen, maar dat Hij dat wil doen als wij ons voor hem openstellen. En ik vertelde eerlijk over een verleiding waar ik mee worstel en hoe ik daar ondanks een getuigenis dat ik een paar maanden eerder had gegeven in de gemeente, toch weer aan had toegegeven. Ten eerste kwamen na de preek een heel aantal mensen op me af die me zeiden hoeveel ze eraan hadden gehad. En dat ze het zo goed vonden dat ik zo open was geweest over mezelf. Wauw! Maar er kwam ook iemand terug op mijn opmerking over die verleiding, die vroeg of ik er al voor had laten bidden. Natuurlijk had ik ervoor laten bidden. Maar ik was daardoor niet volmaakt geworden en ik zei dat ik ook niet verwachtte dat ik tijdens mijn leven op dit terrein volmaakt zou kunnen worden. Maar de ander hield vol: dat kon wel. Als ik maar genoeg geloofde kon ik op dit moment zo volmaakt worden dat ik niet meer voor de verleiding zou vallen. Ik voelde me veroordeeld. Kennelijk geloofde ik verkeerd of niet genoeg, en was het mijn eigen schuld als ik nog kwetsbaar was. De verleiding wordt natuurlijk in zo'n situatie om te gaan zeggen dat je wel volmaakt bent. En dan kom je in de cyclus die ook in mijn eerdere gemeente speelde.

Ik vertelde in deze serie ook al een paar keer over situaties op mijn werk. Ik ben al een keer ontslagen geweest omdat ik de doelen die mij werden opgelegd niet kon halen. En nu zitten we weer met een planning and control-cyclus. Met verbeterplannen. Met functiewaardering. Met eisen waaraan ik moet voldoen. En let op: van een bedrijf verwacht ik eigenlijk niet anders (dat we onze non profit-organisatie runnen als bedrijf ligt iets anders, maar is ook begrijpelijk). Een bedrijf bestaat namelijk om een doel te halen, namelijk om winst te genereren. Er kan dan ook weinig ruimte zijn voor zwakheid en genade in een bedrijf, want dat gaat ten koste aan de omzet en de winst. Wie niet functioneert, wie niet bijdraagt aan het halen van het doel, die kan maar beter vertrekken. Zo werkt ons economische systeem nu eenmaal, en ik ben niet deskundig genoeg om een alternatief voor te stellen.
Maar de Gemeente van God is geen bedrijf. Toch functioneren kerken soms wel zo. Ik kan onze eigen gemeente voor het voetlicht stellen en wijzen op zuiloudsten, middenkader, plannen en doelen, maar ik denk dat het voorbeeld wel duidelijk is. Op de een of andere manier zien wij een kerk als een instantie die een bepaald doel moet behalen.  Die aan een maatstaf moet voldoen. Die efficiënt moet zijn. Al was het enige doel alleen maar: verandering in de levens van de kerkbezoekers. Daarom al die preken die aandringen op meer van dit en meer van dat. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat mensen zonder nieuwe motivatie en discipline de kerk verlaten, want dan zouden we ons doel niet hebben behaald. Als kerkbezoekers zien we het ook zo: we gaan er op zondag heen om iets te krijgen: geestelijk voedsel, energie, een goede sfeer, en stellen zo onze eigen maatstaven. Het wordt een productie: een team dat vanaf het podium iets probeert te bewerkstelligen, wat wij van ze verwachten en eisen. Bij ons in de kerk is zelfs sprake dat er een groepje mensen tijdens de kerkdienst bidt voor de dienst, dat die effect mag hebben.
Maar de kerkdienst is niet iets dat wij organiseren om een resultaat te behalen. Het is niet iets dat effect moet hebben. De kerk is er niet om voor God een doel te bereiken of maatstaven te behalen. De kerk is de gemeenschap van gelovigen, die samenkomen om God te prijzen en elkaar lief te hebben, en zich openstellen voor het werk dat God in hun midden wil doen. De kerk zijn de twee of drie die samenkomen vanwege Jezus, zonder doel om te bereiken anders dan zich open te stellen voor Hem. De kerk weet van zichzelf dat ze zwak is, dat ze uit zichzelf het koninkrijk van God niet kan bewerkstelligen en dat dit haar taak ook niet is. En de kerk bestaat uit mensen die zichzelf niet kunnen redden, maar die dankbaar zijn voor Gods genade en zich willen openstellen voor wat God in hun leven wil doen. En vanuit die basis hebben ze elkaar en de wereld om zich heen lief. De kerk hoeft een doelen te halen, de kerk hoeft geen functiewaarderingstraject in te stellen, de kerk hoeft geen jaarplannen te hebben en te evalueren. De kerk mag gewoon zijn, zoals wij gewoon mogen zijn. Leven zoals wij mogen leven. En God zal de vruchten geven, op zijn tijd. Als Johannes tegen een van de kerken in Openbaring 2/3 schrijft: U heeft weinig kracht, is dat geen veroordeling, maar een bemoediging. Alleen wie weet dat hij zelf weinig kracht heeft, kan door God gebruikt worden. Wie er karig vanaf kwamen waren de Laodiceers. Niet omdat ze zo weinig kracht hadden, of omdat ze zo lauw waren, maar omdat ze het niet uit zichzelf toe wilden geven. Ze wilden niet toegeven dat ze blind, arm of naakt waren. Als ze dat alleen maar wilden erkennen, kon God ze ogenzalf, goud en witte kleren geven. In de kerk kun je geen carriere maken, en een machtspositie verwerven. Noem niemand uw meester, u bent allen broeders. Wie het meest waard is, is degene die het meest dient (die dus van zichzelf weet dat hij niets waard is). We hoeven niet te doen alsof we een levende gemeente zijn die Nederland voor de Heer gaat winnen. We hoeven geen leger christenstrijders op te roepen om bolwerken te breken. We mogen onszelf 'dood' houden, onze eigen doelen opzij schuiven, en leven in eenvoudig vertrouwen op God en op wat Hij door ons heen wil doen in onze omgeving. Als we nu eens eenvoudig zouden gaan liefhebben, met die zelfovergave die Jezus tentoonspreidde, zonder op resultaten te mikken of zelfs te hopen? Dan zouden de mensen zien dat we zijn discipelen zijn. Dan zouden ze weten dat ze bij ons zich niet anders hoeven voor te doen dan ze zijn. Dan krijgen ze geen nieuw juk of nieuwe maatstaf opgelegd. Dan worden ze geaccepteerd. Dan zullen ze hun eigen hart gaan blootleggen en God de ruimte geven om hen van binnenuit te veranderen. Zo verandert het mosterdzaadje in een boom. Een enkele gistcel doet het hele deeg rijzen. De opstandingskracht van de Heilige Geest gaat leven voortbrengen uit de dood. Gods koninkrijk wordt zichtbaar, in individuen, in groepjes, in gemeenschappen, in steden, in provincies, in landen en in de wereld. 'Niet door kracht, nog door geweld, maar door Mijn Geest, zo spreekt de Heer.'
Een boek dat ik hier voor me heb liggen (recensie volgt t.z.t) heeft als titel: 'Repenting of religion. Turning from judgment to the love of God'. Dat is waar het om gaat. Het enige.

Ik kan niet uitwerken hoe zo'n kerk er uitziet. Ik heb er wel ideeen over, maar de vorm is niet het belangrijkste. Wat telt is onze hartsgesteldheid. Durven we ook als kerken zwak te zijn? Durven we een gemeenschap van genade te zijn?