zaterdag 27 februari 2010

Judas: heilige, monster of iemand als wij allemaal?

En dan nu het vervolg van mijn gedachten naar aanleiding van Judas. Lees voor je verder gaat mijn eerste bericht! Daarin zet ik het dilemma uiteen: hoe reageren we op de persoon van Judas, die zijn meester verraadt. Zien we hem als monster (onder invloed van demonen), dat wil zeggen: als in wezen anders/slechter dan onszelf? Of praten we goed wat hij gedaan heeft? Mijn stelling is dat we in een tijd leven waar we niet meer geloven in objectief goed en kwaad, en vooral niet dat wat wij willen/doen wel eens slecht zou kunnen zijn.
Laat me ter verduidelijking nog een ander, behoorlijk controversieel voorbeeld mogen geven. Omdat ik niet echt een heel controversieel persoon ben, geef ik direct de disclaimer: wat ik hier schrijf betekent natuurlijk niet dat ik het gedrag van de ene groep mensen ook maar enigszins goedkeur of accepteer. En het betekent ook niet dat ik de andere groep mensen om hun gedrag veroordeel, of afwijs, of ze op de een of andere manier als minderwaardig beschouw. Dat is juist het punt!

Een paar weken geleden las ik in de krant een uitspraak die me sterk aan het denken zette. Het ging over pedofielen. Het moge duidelijk zijn: (het verlangen naar) seks met kinderen is een moreel kwaad. Maar dit artikel ging er over dat vijftig jaar geleden mensen die dit type verlangens bij zichzelf opmerkten, nog konden toegeven dat zij daarmee worstelden. Ze konden er voor uitkomen dat ze een probleem hadden, zonder direct met pek en veren te worden afgevoerd. En dit in de tijd voor de seksuele revolutie, in de tijd voor de conclusie dat seks niet exclusief bedoeld was voor het huwelijk tussen man en vrouw. In de tijd die wordt beschouwd als veel 'beperkter' en 'onvrijer' dan de onze. Het is dus opvallen dat juist in onze tijd waarin 'alles mag' mensen met een pedofiele 'geaardheid' als paria's worden vervolgd. Ze worden uit woonwijken verjaagd, ook al zoeken ze hulp, ook al geven ze hun fouten toe. Ze worden als criminelen veroordeeld. Ze worden gezien als slecht als persoon, niet als mensen met een probleem.
Interessant genoeg is er een tweede groep die niet meer mag zeggen dat ze een probleem hebben met de eigen verlangens en gevoelens op seksueel gebied. Mensen die niet mogen zeggen dat het iets is waar ze mee worstelen, omdat ze weten dat het eigenlijk anders hoort. En dat zijn de mensen met een homoseksuele geaardheid. Beweren dat dit 'verkeerd' is, is namelijk 'not done', niet 'politiek correct'. Immers: als de ander ook wil, doe je er toch niemand kwaad mee? Het voelt zo goed! Dat is de maatstaf. Dus zijn zelfs homoseksuele christenen niet langer vrij om te zeggen dat ze seks tussen twee mensen van hetzelfde geslacht zien als een zonde, als iets dat ingaat tegen de scheppingsorde van God, als iets dat verkeerd is. Er is immers geen hogere macht die kan beslissen of iets goed of fout is, dat doen we zelf als maatschappij. En wee je gebeente als je er als individu of gemeenschap anders over denkt. Ons postmoderne begrip van goed en kwaad heeft er dus toe geleid dat de ene groep mensen met bepaalde verlangens tot uitschot is gebombardeerd en als minderwaardig wordt beschouwd, en dat van de andere groep mensen met bepaalde verlangens die als gezond en normaal geaccepteerd zijn.
Dit is dus hetzelfde dilemma als dat van Judas (interessant genoeg komt de musical Jesus Christ Superstar uit de zelfde jaren '60 en '70 als de seksuele revolutie). Omdat we onszelf en onze vrijheid op de hoogste plaats hebben gesteld, omdat wat wij willen de definitie van 'goed' is, blijven er maar twee mogelijkheden over als iemand iets wil of doet dat volgens onze normen 'verkeerd' is. Of we besluiten dat wat hij wil of doet eigenlijk helemaal niet verkeerd is, of we beschouwen de totale persoon als een monster.

Christenen doen ondertussen hetzelfde als de postmoderne mensen om ons heen. We hebben een idee over goed en kwaad meegekregen dat buiten ons ligt, maar willen er tegelijk aan vasthouden dat wij 'goede' mensen zijn, en dat wat wij willen en kiezen in principe 'goed' is. Mensen die iets willen/doen dat 'slecht' is, zijn monsters en moeten worden veroordeeld (hier gaan christenen vaak de fout in ten opzichte van bijvoorbeeld mensen met een homoseksuele geaardheid. Zie de 'God hates fags'-kerk uit de VS. Als er iets is waar ik mij als christen voor schaam ...) .Als wij merken dat we zelf soms verlangen naar iets dat verkeerd is, of dat zelfs doen, hebben we zelfs drie mogelijkheden. We kunnen concluderen dat het niet verkeerd is. Het voelde immers goed. Ik deed er niemand kwaad mee. Niemand zag het. Het gaat niemand aan. (B.v. hoe sommige hooggeplaatste mensen in de katholieke kerk omgingen met pedofilie, maar ook de acceptatie van bijvoorbeeld samenwonen in steeds meer christelijke gemeenschappen).
We kunnen als tweede optie onszelf veroordelen en afwijzen, en onszelf zien als waardeloze monsters, die geen respect verdienen.
Of ten slotte: we schrijven onze verlangens of keuzes toe aan de invloed van machten van buiten ons. Pijn uit het verleden (door ouders of anderen ons aangedaan), of verslavingen, of (en verweven met beide): demonische invloeden. We konden er niets aan doen dat we het verkeerde verlangden of deden, we waren onder invloed. We werden gedwongen. Het overkwam ons. Ik had geen eigen verantwoordelijkheid, de duivel liet het me doen.
Het is denk ik niet toevallig dat we juist in onze tijd het thema 'bevrijding van geestelijke machten' zo zien opkomen. We willen dat er voor ons gebeden wordt. We willen dat de machten die ons tot zonde brengen worden uitgedreven. We willen door iets of iemand bevrijd worden van de geest die ons verslaafd maakt, van de geest die ons ziek maakt, van de geest die ons boos, verdrietig, jaloers of heerszuchtig maakt. Er werd zelfs een keer voor mij gebeden dat ik bevrijd zou worden van een 'geest van nervositeit', toen ik een keer voor een kerk mocht spreken. Het kan er kennelijk bij ons niet in dat we zelf boos, verdrietig, jaloers of heerszuchtig zijn. Dat we zelf ziek zijn. Dat we zelf verslaafd zijn geraakt. Nee, wij zij immers goede mensen. Het slechte moet dus wel van buiten komen. In onze houding ten opzichte van de zonde zijn we niks anders dan de maatschappij om ons heen. En dus is de persoon van Judas voor ons net zo moeilijk als voor de wereld. 

Hier mijn voorlopige gedachten over een uitweg uit het dilemma. Wat goed is en wat niet, wordt bepaald door God. Hij is de wetgever. Hij (zijn karakter) is het morele ijkpunt. Voor iedereen. En wij zijn zondaars. Wij zijn zelfzuchtige mensen, die onszelf en onze begeertes op de eerste plaats willen zetten. Wat wij willen is niet per definitie goed. En ook al willen we het goede, we zullen het niet altijd doen. In de woorden van Paulus: "Ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wil het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik ... ik ben een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft" (Romeinen 7). Dat is de realiteit. Geconfronteerd met de persoon van Judas, moeten we ten eerste volhouden dat wat hij deed verkeerd was. Zonde is zonde. Je meester verraden is verkeerd. Sex met kinderen of dieren is een overtreding van Gods liefdegebod. Daarvan moeten we overtuigd zijn. Maar ten tweede moeten we eraan vasthouden dat wij precies hetzelfde kunnen doen. En makkelijker dan we denken. In de juiste omstandigheden zijn wij, hoe moreel hoogstaand we onszelf vinden, in staat tot het grootste kwaad. Ik hoorde ooit het verhaal van iemand in een concentratiekamp, die daar zag hoe mensen bereid waren elkaar te vermoorden voor een stuk brood. De conclusie: we zijn geen haar, geen enkele haar, beter dan de pedofiel die we uit onze buurt wegjagen. We zijn geen haar beter dan Judas. Ik ben in staat precies hetzelfde te doen als hij. Sterker nog, ik denk dat ik ook op dit moment in veel van mijn keuzes ten diepste het karakter van Jezus 'verraad'. Ik weet dat ik soms naar dingen verlang die echt niet goed zijn. Ik ben een zondaar en geen heilige.
Maar dat hoeft ook niet. God vraagt van ons niet dat we 'goed' zijn voordat we voor hem waardevol zijn, of door hem aangenomen kunnen worden. Voordat hij ons kon liefhebben. Dat zou wat zijn, als het van ons zou afhangen! Nee, God wil dat we onze verkeerde verlangens en daden als 'fout' erkennen, dat we toegeven dat we zondaars zijn, dat we eerlijk zijn, en dat we vervolgens vertrouwen op Hem om onze zonden te vergeven en ons te reinigen van alle kwaad (1 Johannes 1:9). God houdt van ons, ongeacht of we goed of slecht zijn. We blijven waardevol. En we stellen ons open voor Hem om ons te veranderen tot mensen die ten allen tijde het goede willen en doen. Dat kunnen we niet uit eigen kracht.
Vervolgens scheppen we een omgeving waarin andere mensen vrij zijn om toe te geven dat ze worstelen, dat ze het verkeerde willen of doen, zonder dat we ze daarom afwijzen, tot 'monster' benoemen of ze uit onze gemeenschap stoten. We blijven van ze houden, ook al zijn ze 'slecht'. En we bemoedigen en helpen ze bij hun worsteling. We zijn als God voor ze met onze liefde, en we helpen ze te groeien tot de personen die God ze wil maken. Op Gods tijd. Om weer even controversieel te zijn: de kerk zou een plek moeten zijn waar zowel de pedofiel als de homofiel vrij is om te zeggen dat hij/zij worstelt, dat hij/zij een zondaar is, en waar tegelijk zowel de pedofiel als de homofiel wordt gezien als een waardevol kind van God, totaal afhankelijk van Gods genade en door ons geaccepteerd als broeder of zuster.

Om terug te komen op de Bijbelkring van afgelopen woensdag: ik denk dat Judas zichzelf voor het verraad had gezien als het morele centrum van het universum, en zichzelf daarna alleen nog maar kon zien als monster. En dus eindigde hij ook als monster. Eerst verheerlijkte hij zichzelf als God, daarna verachte hij zichzelf als duivel. Hij veroordeelde zichzelf en strafte zichzelf met de doodstraf.
Wij moeten daarentegen het voorbeeld volgen van Petrus. Petrus deed ook iets verkeerds. Hij verloochende zijn beste vriend, de rabbi die hij al jaren volgde. Hij zei tot drie keer toe dat hij Jezus niet kende, en gebruikte daar zelfs krachttermen bij. Hij zei: 'Deze man is niet mijn vriend'. Een schande. Petrus probeerde het niet goed te praten. Hij zei niet: 'Jezus zou het wel goed gevonden hebben, omdat ik anders ook gekruisigd zou zijn.' Nee, hij erkende dat wat hij deed verkeerd was geweest. Hij erkende dat hij iets had gedaan dat een zonde was. Hij had het al eerder gezegd tegen Jezus: 'Ga weg van mij, heer, want ik ben een zondig mens' (Lukas 5:8). Hij wist dat hij uit zichzelf niet goed was. Hij had een realistischer beeld van zijn eigen natuur. Hij wist dat hij tot alles in staat was.
En in plaats van zichzelf daarom te veroordelen en te straffen, keerde hij met die wetenschap terug tot Jezus. Zijn verdriet bracht hem ertoe zijn falen openlijk toe te geven. En Jezus vergaf hem. Jezus herstelde hem in ere. Jezus omarmde hem. Jezus zou er zelfs voor zorgen dat Petrus aan het eind van zijn leven in staat was om datgene te doen dat hij door de verloochening had willen ontlopen (vgl. Johannes 21:18,19).
En Jezus instrueerde Petrus om op dezelfde manier om te gaan met anderen. Om anderen zo te wijden en te hoeden. Om ze op het rechte pad te brengen, terecht te helpen 'met een geest van zachtmoedigheid' (Galaten 6:1). Als je weet dat je zelf in staat bent tot de grootste zonde, zul je een ander niet de grond instampen, maar naast hem gaan staan en verder helpen op de weg.
Dit is het verschil: "Verdriet dat God geeft, leidt tot inkeer die men nooit berouwt en tot redding; verdriet dat de wereld geeft leidt alleen maar tot de dood." (2 Korintiers 7:10). Ik ben ervan overtuigd dat deze weg van zwakheid ook voor Judas open stond, als hij zijn falen aan Jezus had erkend en hem om vergeving en reiniging had gevraagd.

Ik heb even geaarzeld voor ik zo'n heftig bericht zou publiceren. Ik  hoop dus dat je het leest in de geest zoals het geschreven is: niet als een stuk dat mensen veroordeelt, maar als een stuk dat wil aanzetten tot gesprek.