zaterdag 30 januari 2010

Zwakheid 5: De kracht van het zelf niet kunnen

Het lijkt wel alsof ik mezelf in mijn laatste berichten aan het herhalen ben. Dat kan ook haast niet anders, want de boodschap van de zwakheid is in essentie een heel eenvoudige boodschap: Je kunt jezelf niet redden, laat God het doen. Toch denk ik dat het zinvol is om het in deze serie berichten wat uitgebreider te bespreken. Het lijkt namelijk of we deze boodschap, wat de bijbel 'het goede nieuws/het evangelie' noemt, makkelijk vergeten.
Om een voorbeeld te geven: laatst sprak ik over de telefoon met een familielid die aan een theologische opleiding een cursus volgde over de Islam. Haar 'take home message' was zoiets als: 'Moslims zijn mensen van gebed. Als wij ze dus willen overtuigen, moeten we laten zien dat ook wij mensen van gebed zijn. Zij vereren de koran, wij moeten laten zien dat we respectvol met de bijbel omgaan.' Eh, het klinkt misschien mooi, maar het is niet waar. Als de Islam iets is, is het een religie van kracht. Het is gebaseerd op de vijf zuilen, vijf taken die je als gelovige uit eigen kracht moet volbrengen. En het is je eigen schuld als je faalt. En wij zouden van het christelijk geloof ook een religie van kracht moeten maken, om hen te laten zien dat wij net zo gedisciplineerd zijn als zij? We zouden vaker moeten bidden, niet omdat we er oprecht naar verlangen, maar omdat moslims zo zien dat wij wel degelijk serieuze gelovigen zijn? We moeten de bijbel als een heilig boek behandelen, omdat moslims ons anders niet accepteren als gelovigen? Dat zou de hele basis van het christelijk geloof onderuit halen. Dan zou het weer iets worden dat we moeten, waar we aan horen te werken, dat we uit eigen kracht kunnen volbrengen. Dat lijkt me niet de bedoeling. Het lijkt mij beter als we aan deze mensen, die zo hard ploeteren zonder te weten of hun god hen wel zal aanvaarden, kunnen voorleven dat we weten dat we zelf zwak zijn, maar dat God van ons houdt en door ons heen werkt. Dat is een bevrijdende boodschap, die mensen kan bevrijden uit de gevangenis van de eigen inspanning, van de wet.
Maar christenen maken zelf al te makkelijk van hun geloof een religie van kracht. Van de week op het werk in de koffiepauze: een collega die als dierenarts werkte, had een praktijk in de 'bible belt', en vertelde gruwelijke verhalen over boeren die dieren lieten creperen op het erf, omdat ze op zondag geen dierenarts mochten laten komen. Anderen vertelden van iemand die haar huis niet aan hun wilde verkopen, omdat ze niet getrouwd waren. Het ene verhaal was erger dan de andere. En voor mij het verdrietige: ik weet hoe goed het voelt om jezelf beter en heiliger te voelen dan anderen. Ik weet hoe bevredigend het is om te horen bij de club die gelijk heeft, en neer te kijken op mensen die minder zouden zijn dan jij. Zo heb ik ook lang geleefd. Maar het is wel volledig in strijd met het karakter van Jezus en het goede nieuws dat hij ons bracht!

Paulus was eigenlijk heel erg te vergelijken met die christenen van de Veluwe. Hij was namelijk een Farizeeër. Dat was een van de strikte religieuze groepen in de tijd van Jezus, die niet alleen alle regels van de wet hielden, maar er zelf ook nog eens een boek hadden bijbedacht, om maar in elk geval zeker te weten dat ze niet in de fout gingen. Ze waren een goed voorbeeld van hoe ver mensen op eigen kracht konden komen. Ze knipten zelfs de tienden van de kruiden uit hun tuin om aan het gebod te voldoen, ze hielden zich aan vaste gebedstijden. Ze mochten op de Sabbat zelfs niet op de grond spugen, want speeksel met zand maakt klei, en klei maken is werken! En omdat ze zich zo goed aan de regels hielden voelden ze zich beter dan anderen.
Dat blijkt uit de gelijkenis die Jezus vertelde 'met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten' over de Farizeeer en de tollenaar: 'Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeer en de ander een tollenaar. De Farizeeer stond dar rechtop en bad bij zichzelf: "God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af."' (Lucas 18:9v). Kortom: ik ben goed, en zij zijn slecht, en dat voelt best lekker. Hun theologie van kracht leidde tot trots, en dat leidde ertoe dat ze anderen minachten, negeerden of actief vervolgden. Jezus beschuldigde hen ervan dat ze de mug uitzeefden (een dood dier in je wijn maakte het immers onrein), maar de kameel doorslikten. Het was dus niet de Farizeeer die op basis van zijn eigen prestaties rechtvaardig was in de ogen van God. Het was de tollenaar (een corrupte belastingambtenaar die heulde met de bezetter, een soort NSBer) die op een afstand bleef staan en niet eens zijn blik naar de hemel durfde te richten. 'In plaats daarvan sloeg hij zichzelf op de borst en zei: "God wees mij zondaar genadig."' Schrijver Rober Farrar Capon stelt onze innerlijke Farizeeer aan de kaak door de gelijkenis verder te trekken. Wat als de tollenaar een week later zou terugkomen? Als goede christenen zouden we verwachten dat hij wel zou hebben geprobeerd zijn leven te beteren, dat hij in elk geval wat gedaan heeft om te stoppen met zijn verkeerde gedrag. We willen ten minste een beetje verbetering zien. Maar de waarheid is: ook al heeft de man niets gedaan, ook al is er niets veranderd, ook al bleef hij zondigen, als hij opnieuw in oprechtheid erkende dat hij zwak was, dat hij had gefaald, dat hij zichzelf niet kon veranderen, en erkende dat hij afhankelijk was van Gods genade (Gods geschenk), zou hij dat ontvangen en gerechtvaardigd naar huis gaan. Jezus vat de boodschap van zijn gelijkenis samen: 'Wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.'
Paulus had deze les hardhandig geleerd. Hij was niet zomaar een Farizeeer, hij was de beste van allemaal. 'Aan wat er in de wet over gerechtigheid staat, voldeed ik volledig' (Filippenzen 3:6). Maar hij had ontdekt dat het er bij God niet om ging wat hij deed. Daarom: 'Wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Sterker nog alles beschouw ik als verlies ... Ik heb alles als afval weggegooid.' Letterlijk: hij had er schijt aan. Waarom? 'Ik wilde Christus winnen en een met hem zijn - niet door mijn eigen rechtvaardigheid omdat ik de wet naleef' -niet door een theologie van kracht, niet door de weg van de wereld- 'maar door die van God, de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus ... de kracht van zijn opstanding'. Hier geeft Paulus nog een samenvatting van mijn vorige twee berichten: 'Ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop ... zelf uit de dood op te staan.'

Maar als je zo lang hebt geleefd op basis van je eigen kracht, is het makkelijk in dat patroon terug te vallen. Je hoeft maar even ergens succes in te hebben, je hoeft maar door een persoon als geestelijk leider gezien te worden, het hoeft je maar even te lukken een verleiding te weerstaan, of je gaat gelijk weer van trots naast je schoenen lopen. Je gaat denken dat het je eigen kracht is waardoor je heilig wordt, en je gaat weer neerkijken op anderen. Dat gevaar dreigde voor Paulus ook. Hij had redenen om trots te worden. Hij had dingen meegemaakt met God die anderen niet hadden ervaren. Maar hij wilde zich slechts op zijn zwakheid laten voorstaan.
In 2 Korintiers 12:7v schrijft hij: 'Om te verhinderen dat ik mezelf zou verheffen, werd mij een doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door een engel van Satan. Ik heb de Heer driemaal gesmeekt mij van hem te bevrijden, maar hij zei: "Je het niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid".' Een iets oudere vertaling zegt: 'Mijn genade is u genoeg'. Een paar keer kwam tijdens het bidden en luisteren van God deze tekst heel sterk in mijn gedachten. Als ik dacht dat ik iets nodig had, of zelf wilde veranderen: 'Mijn genade is u genoeg'. Gods genade, Gods geschenk, Gods kracht die door mij werkt, is het enige dat ik nodig heb. Daar mag ik op vertrouwen. De rest, mijn eigen zogenaamde wilskracht, mijn discipline of heiligheid, is afval. 'Dus', zegt Paulus, 'Laat ik mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt. Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk.' Dat gaat pas hard in tegen onze westerse cultuur: je laten voorstaan op je zwakheid, toegeven wat je allemaal NIET kunt, erkennen dat je een middelmatig artiest bent, een slappeling, een mislukkeling, iemand die niet sterk genoeg is om verleiding te weerstaan. Omdat pas dan zichtbaar wordt hoe Jezus door jou heen werkt. Omdat iedereen dan ziet dat de vruchten in je leven, de resultaten die je boekt, niet jouw eigen verdienste zijn, maar de kracht van Jezus die in jou zichtbaar wordt. Het zijn de eerste vruchten van de opstanding uit de dood, het leven van Jezus die uit de dood is opgestaan, dat nu ook in ons een eeuwige verandering teweeg brengt.

Daarom laat God volgens dit gedeelte ook dood en zwakheid toe in ons leven, zodat wij niet naast onze schoenen zouden gaan lopen, maar zouden blijven beseffen dat we volledig afhankelijk zijn van Zijn hulp en Zijn kracht in ons leven. Het tegenovergestelde van het welvaartevangelie dus. God wil niet dat wij op onszelf succesvol, mooi, gezond of heilig zijn. Hij wil niet dat we denken dat het iets is dat wij verdienen omdat we zo hard bidden, zoveel geld geven, of zo weinig zondigen. Hij wil dat we erkennen dat we zwak zijn, zodat we op Hem vertrouwen. Paulus zegt dat God toeliet dat een engel van Satan hem kwelde. Hij bad drie keer dat God die kwelling zou wegnemen, maar God verhoorde het niet. Omdat hij zichzelf afhankelijk moest blijven weten.
Deze 'doorn in het vlees' (het vlees duidt hier niet op het lichaam, maar op onze neiging om zelf de controle in handen te houden en onszelf te verbeteren) kan verschillende vormen aannemen.
Hij kan iets lichamelijks zijn: er zijn theorieën dat Paulus slechtziend zou zijn geweest en dat hij daarom alleen de groet van zijn brieven schreef. Ikzelf worstel ook met een gezondheidsprobleem. Ik heb al een tijdje last van eczeem. Dat leidt tot jeuk. En op dit moment tot erg pijnlijke plekjes op mijn handen, omdat er ook nog kloven in zitten. Het is iets waarvoor ik geneigd ben me te schamen. Tot ik het ga zien als een aanleiding om nederig te zijn.
Hij kan een hardnekkige zonde zijn: dat suggereert de beschrijving 'een engel van Satan' en Paulus noemt zichzelf de grootste van alle zondaren, en schrijft dat hij door verleiding verteerd werd. Ikzelf worstel ook met verleidingen, waarvan ik weet dat het echt verkeerd is als ik eraan toegeef. Maar dat maakt ze niet minder verleidelijk. Ik heb mezelf schuldig gevoeld, mezelf ervoor veroordeeld, en geprobeerd uit eigen kracht ze te weerstaan, maar dat had geen effect. Nu zie ik het als aanleiding om op God te vertrouwen en van Hem afhankelijk te zijn.
De doorn kan iets sociaals zijn: we zagen dat Paulus in 1 Korintiers zegt dat hij niet bij hen kwam met grote woorden, of welbespraakt, maar haspelend en stotterend. Ikzelf ben ook verlegen. Zet mij voor een groep mensen en ik praat een uur vol, vraag mij om een vreemde aan te spreken, of te telefoneren en ik bevries. Ik weet dit al vijftien jaar van mezelf. Ik ben ervoor bij de psycholoog geweest. Ik heb hulpmiddelen geprobeerd (schema's, to do-lijsten), ik ben gedreigd met ontslag. Maar het heeft de fundamentele angst niet veranderd. Van de week nog bij een workshop op mijn werk: een van de opdrachten is drie dierenartsen te bellen om vragen te stellen over onze organisatie. Voor mij is dat een enorme barriere. En ik schaamde me eigenlijk om daarvoor uit te moeten komen. Om te moeten toegeven dat ik, die wordt gezien als journalist, geen wildvreemden durf te bellen.
Hij kan iets relationeels zijn: Paulus was vrijgezel (waarschijnlijk weduwnaar, 1 Korintiers 7). We weten uit Handelingen van een periode dat hij ruzie had met zijn vriend Barnabas, en dat ze uit elkaar gingen. Ikzelf heb ook vriendschappen laten verkoelen, ik heb niet op e-mails en brieven geantwoord en ik heb mensen gekwetst door steeds over mezelf te praten. En ik ben vrijgezel, niet omdat ik het zo graag wil, maar zo loopt mijn leven nu eenmaal. Ik ben onzeker richting vrouwen. Ik beschuldig mijzelf ervan dat ik bindingsangst heb, dat ik misschien zelfzuchtig ben, dat ik het risico moet durven nemen. Maar daardoor verander ik niet. En ondertussen zie ik al mijn vrienden trouwen en kinderen krijgen. Ik voel me op dit gebied zwak.
De doorn kan liggen op het gebied van carrière. Paulus vergelijkt zichzelf negatief met de andere apostelen en predikers, die betaald krijgen voor hun werk en veel bekeerlingen maken. Ikzelf ben overspannen geworden tijdens mijn studie. Nu doe ik werk op HBO-niveau. Ik zou mezelf eigenlijk steeds moeten verbeteren, maar ik weet dat ik mijn grenzen bijna bereikt heb. Ik hoorde eens van iemand: 'Waarom heb je geen auto?' Omdat ik het niet kan betalen! En ondertussen maken anderen carrière, gaan op verre vakanties, kopen een groot huis et cetera. Als ik mezelf ga vergelijken, voel ik me zwak. Dat geldt ook voor het schrijven. Ik schrijf wel, maar ik weet dat ik negatief afsteek bij veel andere schrijvers. Ik zal hun niveau niet kunnen bereiken. Ik ben zwak.
De doorn kan liggen op het gebied van je dagelijkse leven. We weten van Paulus dat hij nogal eens gevangen zat. En uit 2 Timoteus dat hij zijn jas ergens had laten liggen, en zijn boeken. Kennelijk was hij ook wel eens ongeorganiseerd. Ikzelf vind het ook moeilijk mijn huishouden op orde te houden. Schoonmaken lukt me nu wel, maar de klussen die in huis zouden moeten gebeuren stel ik nu al bijna twee jaar uit. Mijn administratie is een zootje en brieven beantwoord ik pas een maand nadat ik ze binnenkrijg. Ik heb het gevoel dat ik het net aan red, maar als er iets zou misgaan, zou ik niet weten wat ik zou moeten doen. Ik weet dat ik ook hier dicht bij mijn grenzen zit. Ik kan er alleen maar op vertrouwen dat God me de energie zou geven als er een crisis zou zijn.

En dat zijn maar een paar terreinen waarop onze zwakheid zichtbaar kan worden. Ik heb het nog niet gehad over het lichamelijke (te dik, te dun, te lang, te kort), het psychologische ((winter)depressie, negatief zelfbeeld, irrationele angsten), het intellectuele (twijfel) en het spirituele (geen ervaringen of de verkeerde ervaringen). Voor mezelf geldt dat ik hier alleen nog maar genoemd heb waarvoor ik in het publiek uit durf te komen. Ik ben nog zwakker dan het uit dit lijstje lijkt. Ik ben niet beter dan anderen, ook al doe ik mezelf soms wel zo voor, maar slechter. Maar het mooie van de boodschap van de bijbel is dat dit prima is. Ik mag zwak zijn. Ik mag daar open voor uitkomen. Ik mag me er zelfs op laten voorstaan. Want Gods genade is het enige wat ik nodig heb. Gods kracht wordt zichtbaar in zwakheid. Ik mag hopen op God en niet op mijzelf. En God laat me niet beschaamd staan. Daar mag ik op vertrouwen.

vrijdag 29 januari 2010

Filmbespreking: Laputa, castle in the sky

Voorjaar 2008 ging er een nieuwe wereld voor me open. Die van de anime. Oftewel: Japanse animatiefilms. En de film die ik vandaag bespreek was de aanleiding. Nu wist ik natuurlijk wel van het bestaan van animefilms. Ik had er ook al twee gezien: Ghost in the shell en Akira. Maar dat waren moeilijk te begrijpen, gewelddadige, seksueel getinte films. Erg heftig. En wat ik hoorde van de meeste andere anime was niet veel beter. Geweld. Seks. Robots. Monsters. Weinig dat mijn verbeelding op een positieve manier zou beïnvloeden. (N.B. ondertussen snap ik Ghost in the shell en het vervolg erop beter, en waardeer ik ze ook meer.) Aan de andere kant waren de goedkope en in mijn optiek saaie kinderseries zoals Pokemon en Dragonball Z en dat soort producties. Overdreven grote ogen, Veel stilstaande beelden of slow motion, verwarrende scenes. Mijn interesse in sciencefiction maakte dat ik altijd wel gefascineerd was door animefilms, maar me er nooit bewust in verdiepte.
Tot ik voorjaar 2008 in de videotheek Laputa, castle in the sky zag staan en meenam. En prompt mijn vooroordelen over animefilms moest herzien. De maanden erna haalde ik mijn achterstand op het gebied van anime in, en breidde mijn collectie snel uit. Vooral met de films van Hayao Miyazaki, de maker van Laputa. Want je hebt anime en je hebt Miyazaki, een deel van de Japanse animatietraditie maar tegelijk zoveel meer! Hij wordt niet voor niets de Japanse Walt Disney genoemd, zo steekt hij uit boven zijn collega's. Maar die vergelijking doet hem mijns inziens tekort. Zijn films zijn namelijk alleen met Disneyfilms te vergelijken in het feit dat ze meestal voor alle leeftijden geschikt zijn. Maar daar houden de overeenkomsten ook op. Hier geen sprookjes met een toegevoegd happy end, karakters die om de haverklap in zingen uitbarsten en grappige dieren als 'side kicks'. Hier geen stereotype slechteriken met een gruwelijk uiterlijk, of hoofdpersonen zonder vlek of rimpel. Hier geen (of nauwelijks) slapstick humor. En hier ook geen geweld zonder zwaarwegende consequenties. De Miyazakifilms zijn in naam wel kinderfilms, maar ze zijn tegelijk volwassen. Anders gezegd: ze nemen het kind serieus. Geen prinsen/prinsessen 'wish fulfillment', maar kinderen die kinderen zijn en als kinderen verantwoordelijkheid leren dragen. En ik zeg dit allemaal als iemand die de Disneyklassiekers heel erg waardeert en uitkijkt naar de blu ray-editie van Beauty and the Beast.
Tegelijk hebben de Miyazakifilms hun eigen onderscheidende kenmerken: sterke heldinnen, prachtig geanimeerde landschappen, bizarre vliegmachines en levendige vliegscenes, milieu versus technologie (maar nooit eenvoudig zwart wit), Europese dorpen en cultuur (veel uit Duitsland), varkens (ja, echt waar) en een werkelijk ongebreidelde fantasie.

Wat ik me realiseerde toen ik deze film voor het eerst zag, was dat animatie gebruikt kan worden voor meer soorten verhalen dan de typische Disney-sprookjes. Ook voor avonturenfilms in een soort alternatieve negentiende-eeuwse setting met bizarre vliegmachines. En met animatie kunnen ook verhalen worden verteld die (tot nu toe) in 'live action'-films onmogelijk waren. De film Avatar werd door sommige recensenten een 'live action'-Miyazaki genoemd, voor een groot deel vanwege de in groot detail uitgewerkte wereld, de voelbare vreugde van het vliegen, en de natuur versus techniek thematiek. Animatiefilms kunnen je werkelijk meenemen naar andere werelden en je van de ene verbazing in de andere onderdompelen. Tegelijk realiseerde ik me dat Miyazaki in zijn verhalen waarheid zichtbaar maakt, zonder prekerig te worden.
Miyazaki is geen christen. Maar in zijn verhalen ontdek ik een moreel besef dat overeenkomt met mijn geloof. Ik moet daarbij altijd denken aan Chesterton, Tolkien en Lewis, die betoogden dat een goed verhalenverteller in zijn verhalen altijd iets zichtbaar zal maken van het ene grote Verhaal. Dat mythen, legendes, overleveringen vage weerspiegelingen zijn, splinters, schemerbeelden van de Waarheid. Een verhalenverteller die eerlijk en oprecht is zal zijn ziel in zijn verhalen laten zien. En omdat elk mens door God naar zijn beeld is geschapen, wordt dan ook het karakter van God in zijn verhalen zichtbaar. En Hayao Miyazaki is volgens mij zo'n eerlijke verhalenverteller, die niet in de eerste plaats verhalen vertelt om geld te verdienen of beroemd te worden of zichzelf te bewijzen, maar omdat hij ze wil vertellen. (Sommige van zijn verhalen zijn dan ook geinspireerd op kinderen van vrienden of familie, voor wie hij ze wilde maken. Doet me denken aan de Narniaverhalen van Lewis die ook aan familie zijn opgedragen!) In deze verhalen komen dan ook die dingen tevoorschijn die Miyazaki aan het hart gaan. En dat zijn puur menselijke drijfveren, die door God in zijn hart zijn gelegd: opgroeien maar toch kind blijven, op een goede manier omgaan met de schepping, de gevolgen van geweld en de moeite om geweldloos te blijven, opofferende liefde, mensen die meer zijn dan ze lijken, luisteren naar de goden en naar de natuur, het nemen van verantwoordelijkheid en het vervullen van je taken naar elkaar, en het verlangen naar schoonheid, gerechtigheid en intimiteit dat onze diepste motivatie vormgeeft.
In deze film zijn deze laatste drie verlangens: schoonheid, gerechtigheid en intimiteit in overvloed te vinden, vooral in de conclusie. Het slot van deze film sprak mij op een heel diep niveau aan: het zwevende kasteel, lang geleden verlaten en op een prachtige manier overwoekerd door de natuur (vol bloemen en vogels en een ontroerende robot als tuinman), de hebzuchtige militairen en de machtsbeluste slechterik die door hun eigen trots ten onder gaan (bij iemand die blind werd moest ik denken aan bijbelse verhalen daarover), de hoofdpersoon die zijn eigen leven waagt om zijn vriendin te redden ('hij is eindelijk een man', zegt een ander karakter), en hoe ze ervoor kiezen liever samen ten onder te gaan dan geweld te gebruiken tegen hun vijand, en de hereniging met hun vrienden aan het einde. En dan is er het laatste shot van de film, dat suggereert dat de schoonheid van Laputa blijft bestaan, onbereikbaar voor de menselijke hang naar macht, als een paradijs in de lucht ...

Het verhaal begint mysterieus in de wolken. Een luchtschip wordt aangevallen door piraten. Een meisje klimt uit het raam, glijdt uit en valt. Maar haar medaillon verspreidt een vreemd licht en doet haar zweven. Dan de openingstitels, die verhalen over een samenleving met vliegende steden, die in een ver verleden ten onder is gegaan. Ze wordt opgevangen door Pazu, een jonge mecanicien bij een mijninstallatie. Hij verwelkomt Sheeta in zijn huis (een prachtige scene waarbij hij trompetspeelt, terwijl een vlucht duiven over het in de rotswanden uitgehakte dorp zweeft). Maar al snel duiken de piraten op, een groep vrij onhandige en komische types, onder leiding van de doortastend en niets ontziende Dola (of Mama genoemd. Of ze echt familie zijn weet ik niet). Zij zijn niet de enigen. Het leger, onder leiding van geheim agent Muska (in semi-victoriaanse kleding. Mooi detail: deze gluipers werd in de Engelse versie ingesproken door Mark Hamill, ook bekend als Luke Skywalker) is ook op zoek naar Sheeta en haar medaillon. Dat medaillon blijkt gemaakt van een zeldzaam mineraal, Etherium, dat de krachtbron was van het legendarische Laputa, het kasteel in de lucht, de bron van het vuur dat Sodom en Gomorra verwoestte (een duidelijke verwijzing naar kernwapens). Uiteindelijk raken de twee gescheiden. Muska en zijn leger nemen Sheeta gevangen, en hopen door haar medaillon de weg naar Laputa te vinden. Pazu sluit zich aan bij de luchtpiraten van Dola, die uit zijn op de schatten van het zwevende kasteel. Het wordt een race tegen de klok. Wie vindt Laputa het eerst? De militairen in hun gigantische zwevende fort de Goliath, of Pazu en zijn vrienden in hun fantastisch ontworpen vliegtuig (compleet met kraaiennest dat als vlieger kan worden opgelaten). Wie de wedstrijd wint, bepaalt het lot van de wereld ...

Dit is een film die je eigenlijk gewoon moet ondergaan. Er zijn teveel prachtige scenes en mooie details om op te noemen (zoals wanneer Pazu en Sheeta in een storm terechtkomen, met een glimps van het verleden en bliksems als dansende slangen). Ik keek de DVD op mijn blu ray-speler, en daarbij viel het me op dat sommige scenes van iets mindere kwaliteit zijn. Maar niet genoeg om te storen. De muziek is prachtig! De stemmen van de hoofdpersonen lijken wat te oud voor de leeftijd die ze zouden moeten hebben. Het ontwerp van de robots is vrij origineel. Ze zijn angstaanjagend in hun kracht (de verwoesting van een militair fort is ... apocalyptisch), maar tegelijk aandoenlijk in hun zorg voor Laputa en haar erfgenamen. Het overwoekerde vliegende kasteel is een van de mooiste locaties die ik ooit in een film gezien heb. Compleet met overstroomde galerijen, en een verwijzing naar Miyazaki's eerdere film Nausicaa. Bij een paar scenes kreeg ik werkelijk hoogtevrees, hoewel het niet eens een 3D-film is.
Laputa was de eerste Miyazakifilm die ik bewust zag, maar niet mijn favoriete. Dat is denk ik Nausicaa of the valley of the wind. En Princess Mononoke, ook een absolute aanrader. Dit is een wat toegankelijkere avonturenfilm, over de zoektocht naar een verloren beschaving, maar wel een die ik keer op keer kan kijken zonder me te gaan vervelen. Een aanrader.

donderdag 28 januari 2010

Zwakheid 4: Het geheim van God


In mijn vorige bericht in deze serie schreef ik over mijn ontdekking over wat ik 'de weg van Jezus' noem: het patroon dat terugkeert in zijn gelijkenissen, waar hij zijn volgelingen toe oproept en waarvan Jezus zelf het voorbeeld geeft. Namelijk: het afleggen van de controle over je leven (en op die manier sterven) waardoor God je kan veranderen (opstanding uit de dood). Toen ik me bewust werd van dit patroon kwam ik het overal in de bijbel tegen. Dat is wel vaker zo als je iets nieuws ontdekt hebt. Geef een man een hamer en de hele wereld ziet eruit als een spijker. Maar toch geloof ik onbescheiden dat dit een sleutel is om de bijbel beter te begrijpen. Waarvoor het voor mij het grootste verschil maakte was de eerste brief van Paulus aan de Korintiers.

In de kerk waarin ik opgroeide speelde dit Bijbelboek een grote rol. Veel (zelfs: de meeste) van onze kenmerken die ons onderscheidden van andere kerken hadden we uit dit boek gehaald. Geen voorganger, maar verschillende sprekers? Hoofdstuk 14: als u samenkomt heeft ieder iets. Oppassen met wie je toelaat aan het avondmaal? Hoofdstuk 11: wie niet beseft dat het om het lichaam van Jezus gaat roept het oordeel af over zichzelf. Vrouwen mogen niets zeggen tijdens de dienst (vreemd genoeg wel zingen)? Hoofdstuk 14:34. Niet bidden met de hoed op (voor vrouwen andersom)? Hoofdstuk 11: Iedere man die met bedekt hoofd profeteert maakt zijn hoofd te schande. I Korintiers was voor ons een instructieboek. Hier zette Paulus de regels uiteen hoe een kerk zich moest organiseren. Dit was waar we ons aan moesten houden. En dus deden we daarvoor ons uiterste best. We plozen de teksten uit en beoordeelden onszelf en andere kerken naar de mate waarin we de opdrachten gehoorzaamden.
En zo zag ik dit boek eigenlijk tot aan deze zomer. Als een boek met opdrachten. En een mooi hoofdstuk over liefde. En een mooi stuk over de opstanding. Maar verder weinig bevrijdends. Een lat die voor zowel de gemeente als voor het individu wel erg hoog werd gelegd.
Maar deze manier om 1 Korintiers te lezen gaat voorbij aan het thema van het boek, ze gaat er zelfs volledig tegenin. Door van Paulus' woorden regels te maken die we uit eigen kracht moesten onderhouden, vielen we in de valkuil die hij in deze brief nu juist veroordeelde.

Waar het mijns inziens mis ging, was dat we deze brief nooit lazen als een geheel. We citeerden er verzen uit en baseerden daarop een kerkleer, maar we volgden niet de rode draden die Paulus door zijn brief had gespannen. De boeken uit de bijbel waren er niet om losse verzen uit te citeren. In de oorspronkelijke versie stonden er geen hoofdstuk- en versnummers in. Paulus schreef zijn brieven om een boodschap over te brengen. Daar gebruikt hij de hele brief voor. Wat Paulus in de eerste hoofdstukken aangeeft, is dus als het ware de basis voor wat hij in de laatste hoofdstukken betoogt. We moeten de 'opdrachten' dus lezen door de lens van wat Paulus noemt 'de geheime wijsheid van God'.
Wat ik uit de eerste hoofdstukken van deze brief lees, is dat er twee manieren van leven zijn. De manier van de wereld, en 'Gods verborgen en geheime wijsheid'. De wijsheid van de wereld (en haar machthebbers) is er een van machtsuitoefening. Het is een filosofie van kracht, rijkdom en intellect. De wereld zegt: we kunnen het zelf. We kunnen zelf onze problemen oplossen, we kunnen zelf onze behoeften vervullen, we kunnen de Goden tevreden stellen door onze eigen inspanningen. En deze filosofie kijkt neer op de zwakheid van mensen die de eisen van de maatschappij niet bijbenen, of die tot armoede vervallen zijn, die dik of ongezond zijn, die dom en niet hoog opgeleid zijn. Dat zijn mensen met weinig wilskracht. Ze zouden zichzelf moeten veranderen. Deze filosofie kijkt neer op mensen die zich opofferen voor hopelozen, die de zieken, de gestoorden, de verslaafden opzoeken en met hen meeleven. Je kunt je energie immers beter besteden in projecten met een kans op resultaat! Deze filosofie begrijpt niet het geheim van God, namelijk dat mensen helemaal niets hoeven te doen, maar dat God ze verandert. Het geheim dat in mensen die de hoop om zichzelf te verbeteren hebben opgegeven, zijn indrukwekkende luister zichtbaar kan worden. Het geheim dat we 'door Christus (en niet door onszelf) rechtvaardig en heilig' worden. Het geheim dat God de zwakke, de hopeloze, de verdoemden, degenen die door de wereld zijn uitgebraakt, heeft uitgekozen om de schijnbaar zo sterke en heiligen beschaamd te laten staan. Het geheim dat alleen iemand die dood is uit de dood kan worden opgewekt. Het geheim dat wordt samengevat in de boodschap van het kruis. 'Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus, de gekruisigde'. In Jezus kiest God zelf ervoor om zwak te worden, om afscheid te nemen van iets van zichzelf, om te sterven. Dat is voor degenen die op de weg van de kracht vertrouwen aanstootgevend en dwaas. Het is in strijd met het mantra van zelfverbetering en positief denken van de wereld. Maar het is de enige manier om uit de dood te kunnen opstaan.
Dit is het conflict dat Paulus in de eerste hoofdstukken van de eerste Korinthebrief uiteenzet. Vervolgens gaat hij het toepassen op verschillende situaties. Eerst op het individu. In het apostelschap (wie heeft de kerk in Korinthe gebouwd? Hoofdstuk 3/4), in de persoonlijke levensheiliging (hoofdstuk 5/6), in het huwelijk en andere relaties (hoofdstuk 7), in het omgaan met je christelijke vrijheid (hoofdstukk 8), in de christelijke dienst (hoofdstuk 9). Vervolgens past Paulus het toe op het geheel van de kerk. De eenheid van de gemeente (hoofdstuk 10). De viering van het heilig avondmaal (hoofdstuk 11), de onderlinge verscheidenheid (hoofdstuk 12), het verloop van de bijeenkomsten (hoofdstuk 14). Daar tussendoor geeft hij aan wat de hoogste weg is, de uiterste consequentie van het geheim van God: opofferende liefde (hoofdstuk 13). En hij besluit met een geweldig hoofdstuk waarin hij het geheim nog een keer uiteenzet: hoofdstuk 15, dat gaat over het wonder van de opstanding uit de dood: die van Jezus, die door Gods kracht uit de dood is opgewekt en nu aan zijn rechterhand zit, en die van ons, die onszelf niet uit eigen kracht kunnen levend maken, maar van God een heerlijk nieuw leven krijgen.
In al deze gevallen laat Paulus zien wat de gevolgen zijn van het volgen van de weg van de wereld, van het kiezen om uit eigen kracht te leven, jezelf te verhogen boven anderen en je eigen begeerten boven alles na te streven. Dat leidt tot sektevorming, onenigheid, persoonlijke onreinheid, ruzies, onenigheid. Het leidt ertoe dat de rijken feest vieren in de kerk, maar niet uitdelen aan de armen. Het leidt ertoe dat mensen iets doorgeven om hun eigen belangen te dienen en niet om de ander op te bouwen. (In Galaten 5 noemt Paulus dit 'vruchten van het vlees'. Het zijn de gevolgen van een wereldse levenshouding. De consequenties van een vertrouwen op macht).
En in al deze gevallen laat Paulus zien wat de gevolgen zijn als je ervoor kiest je zwakheid te erkennen en te vertrouwen op God. Wat er gebeurt als je jouw eigen rechten en eisen opzijschuift en de ander voor laat gaan. Wat er gebeurt als je jezelf niet meer probeert te bewijzen en je niet meer vastklampt aan je eigen gelijk. Dat leidt tot vrede, verzoening, opbouw, aanbidding, tot eer en luister. Allemaal uitingen van het leven van God, dat Hij in je leven tot stand brengt, dat hij laat groeien. Het leidt ertoe dat een man kiest voor de belangen van zijn vrouw (en andersom). Het leidt ertoe dat in de gemeente van Christus de zwakken en maatschappelijk onaanvaarden een ereplaats krijgen. Het leidt ertoe dat de leden van de gemeente toegeven dat ze de ander nodig hebben. (In Galaten 5 noemt Paulus dit 'vruchten van de geest'.)
Paulus laat bovendien ook nog zien hoe hij dit zelf voorleefde. Hij kwam bij de Korintiers 'in al zijn zwakheid en hij was angstig en onzeker'. Dat ze in God gingen geloven was het werk van God en niet van hem. 'Wat is Apollos eigenijk? En wat is Paulus? Zij zijn niet meer dan dienaren ... Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God heeft doen groeien. Het is niet belangrijk wie plant of wie begiet; alleen God is belangrijk, want hij doet groeien.' Dus roept hij hen op om hem na te volgen. Niet om een maniertje van hem te leren, of zijn werk te imiteren. Nee: 'Hoe ik in verbondenheid met Christus Jezus leef'. Dat was zijn geheim. Hij deelde in de zwakheid en dood van Jezus, en dus in de kracht van zijn opstanding.

De boodschap van 1 Korintiers is dus niet: dit zijn de dingen die je allemaal moet doen om een goede gemeente te zijn. Want dat zou ons er alleen maar toe verleiden om het weer zelf te proberen te organiseren. We zouden weer trots kunnen worden op onszelf omdat wij het zo goed voor elkaar krijgen, en anderen afwijzen omdat ze op een of meerdere punten falen. We zouden weer kiezen voor een vorm van machtsuitoefening. In plaats daarvan is de boodschap van 1 Korintiers: kies ervoor, in elke situatie waarin je je bevindt, als individu of als gemeente, om te leven volgens het geheim van God en volg Jezus in de weg van de zwakheid, door niet op je eigen macht, geld of intellect te vertrouwen, maar daaraan te sterven. En vertrouw er dan op dat God in staat is je uit de dood op te wekken, en dat ook zal doen!
Die laatste is een bevrijdende boodschap. Een boodschap van genade. Een boodschap die me meerdere keren tijdens het lezen van 1 Korintiers een zucht van opluchting deed slaken. En die me inspireerde om vaker te kiezen voor een houding van 'zwakheid', boven een houding van trots. Om niet meer bezorgd te zijn als ik iets niet kon, of mezelf teleurstelde, maar dat te omarmen en op God te vertrouwen.

Ik heb niet alle teksten uit dit bijbelboek aangehaald die over dit thema gaan. Dat was ik eerst wel van plan, maar dit bericht werd zo al lang genoeg. Maar neem de proef eens op de som. Lees dit bijbelboek. Onderstreep de teksten die gaan over het geheim van de wereld (macht) en over het geheim van God (zwakheid) en kijk of je de verbanden kan ontdekken die ik heb aangegeven. Het zou je blik op Paulus en zijn brieven kunnen veranderen.

Op 2 Korintiers ben ik in dit stuk nog niet ingegaan, dat laat ik wachten voor mijn volgende bericht. Wordt dus vervolgd.

woensdag 27 januari 2010

Wonen op Mars, omgaan met twijfel en christelijke schrijvers


Een blogbericht over alle ideeen hoe we op Mars zouden kunnen leven, van eenvoudig tot ingewikkeld. Inspirerende concepten. En kijk ook naar deze fantastische foto's en hoe ze gemaakt zijn. Briljant.
(het plaatje hierboven zag ik trouwens ooit in de KIJK en was mijn inspiratie voor meerdere korte verhalen en mijn niet gepubliceerde vervolg op Neptunus: De Derde Macht.)

Interessant filmidee: een onderwaterwestern. Ik heb altijd gefantaseerd over wonen op de zeebodem, en heb er ook over geschreven (een onderwaterstad als enige beschaving na de derde wereldoorlog).

Theoloog Scott McKnight beantwoordt op Jesus Creed een brief van iemand die is gaan twijfelen: "You have now experienced what many today call "deconstruction." Deconstruction bewilders, but provides an opportunity for reconstruction. That is, once the building has been dismantled, the new reconstruction will not be the same -- but dismantling will give you the opportunity to begin all over again with an existential yearning for it all to make sense. This opportunity may be the most significant season in your life."

Over de roeping van christelijke schrijvers. 'Their books and poems provided eternal significance to the mundane; they held out hope while never flinching from the cold, hard truth of life in a sin-afflicted world.' Voor mij belangrijk om te lezen. Ik ga steeds meer mijn schrijven zien als een belangrijke roeping en dit artikel helpt daarbij.

Aquariumhouden is niet zonder risico's. Kijk dit filmpje maar eens.

En nog weer een interessant perspectief op organische kerk: "Organic church is giving us the chance to be human beings again.  Instead of churchgoers, or religious professionals, or ecclesial innovators, or theological radicals …"

Uit de wetenschap: hoe de Microraptor met zijn vier vleugels 'vloog' - beter dan de zwevende lemuren van nu. En echolocatie bij walvissen en vleermuizen ontstond uit dezelfde mutaties in hetzelfde gen.

dinsdag 26 januari 2010

Zwakheid 3: De weg van Jezus


Een paar van de grote doorbraken in mijn geestelijke leven vonden plaats op de bijbelkring van onze kerk. (Meer dan in de zondagochtenddienst, maar dat is een heel ander verhaal). Soms is het iets wat iemand zegt (zonder dat hij of zij weet dat het iets bijzonders is), soms is het dat ik plotseling iets besef door een discussie die we hebben (juist als ik het niet met iemand eens ben), soms is het omdat we samen God zoeken en Hij iets van zichzelf laat zien.
Dat laatste was het geval op 24 juni 2009. Samen met een kringgenoot had ik die bewuste avond voorbereid. Het was ons plan om een bijbelstudie te houden over het thema 'vrijheid'. Maar al snel hadden we het idee gekregen dat het nog veel mooier zou zijn het in praktijk te brengen. We hadden dus besloten om de invulling van de avond vrij te houden. Mensen mochten bidden, naar God luisteren, een lied opgeven om te zingen of een bijbeltekst voorlezen. Ik vond het een heel erg bijzondere kringavond. Ook ik probeerde die avond naar God te luisteren en ik kreeg heel helder de tekst uit Mattheus 11:28 in gedachten: 'Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart en u zult rust vinden voor uw zielen.' Vooral het eerste gedeelte kwam sterk naar voren. De vraag die ik me stelde was: wat wil Jezus dat we van hem leren? Hij beschrijft het als een juk (dat klinkt zwaar/moeilijk), maar tegelijk als iets dat ons rust brengt voor onze zielen en dat zacht en licht is. Het lijkt een innerlijke tegenstelling. Ik dacht aan een verband met het hoofdstuk ervoor, waar Jezus ook over 'opnemen' spreekt. Daar zegt hij: 'Wie niet zijn kruis op zich neemt en mij volgt, is mij niet waard.' Dat klinkt wel heel erg heftig. Een kruis is nog een stukje erger dan een juk, nietwaar? Maar de kern zit hem in wat dan volgt: 'Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, die zal het behouden.' Het lijkt wel alsof Jezus in raadselen spreekt. Bedoelt hij nou dat we ernaar moeten verlangen om dood te zijn? Vindt hij dat het leven niets waard is? Moeten we allemaal martelaren worden?
Niets van dat alles. Jezus wil dat we zijn voorbeeld volgen, door onze eigen verwoede pogingen om ons leven veilig te stellen op te geven en de controle over onze groei, onze resultaten, ons welzijn, ja, ons leven, over te geven aan God. Dat is een van de moeilijkste dingen om te doen, omdat ons geloof dat we onszelf kunnen veranderen, dat we ons eigen succes kunnen bewerken, diep in ons geworteld is. Maar het is tegelijkertijd bevrijdend. Het is namelijk de angst voor ons leven die ons brengt tot passiviteit of controle. Als we de verantwoordelijkheid over ons leven aan God hebben toevertrouwd, zijn we vrij om met volle zelfovergave God, anderen, de wereld en onszelf lief te hebben. We zijn niet meer bezig met al die projecten om onszelf en onze situatie te verbeteren, maar zijn in elke situatie gewoon beschikbaar om te leven, om van mensen te houden, om het koninkrijk van God door ons heen tot uiting te laten komen. En dat geeft ons inderdaad rust voor onze zielen.

Jezus wil dat we dezelfde weg in ons leven gaan als hij. Ik noem dit zelf 'de weg van Jezus'. In Handelingen worden de eerste christenen de volgelingen van de Weg genoemd, dus dat past wel. Wat de weg van Jezus is, staat beschreven in Filippenzen 2. Ik waarschuw jullie alvast, dit wordt een van de meest bijbel-heavy blogberichten, want dit is lang niet de laatste die ik zal aanhalen! Maar goed, Filippenzen 2 dus: 'Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood - de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elk knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God de Vader.'
Paulus beschrijf hier in het kort de hele geschiedenis van Jezus Christus, die er een was van totale zelfovergave. Hij doet uit eigen, vrije keuze, afstand van zijn goddelijke almacht, alomtegenwoordigheid, alwetendheid en eeuwigheid en wordt sterfelijk, beperkt, gebonden aan een menselijk lichaam. Hij doet uit eigen, vrije keuze, afstand van zijn zelfbeschikkingsrecht als mens. Hij hield zich niet vast aan zijn eigen plannen voor zijn leven (misschien een mooie timmermanszaak) en ging ook niet in op de verleidingen van de tegenstander om via een 'shortcut' eeuwige roem en glorie voor zichzelf te verwerven. Hij liet God de loop van zijn leven en zijn bestemming bepalen. Hij doet zelfs uit eigen, vrije keuze, afstand van zijn controle over zijn leven. Hij roept geen duizenden engelen om zijn aanklagers te vernietigen, hij probeert niet zichzelf uit alle macht te beschermen, maar geeft zijn leven over in de handen van zijn Vader. Hij vernedert zichzelf tot in de dood. En vervolgens laat God hem uit de dood opstaan. Vervolgens geeft God hem een positie boven alles en iedereen, en geeft God hem de naam die elke naam te boven gaat. Vervolgens krijgt hij alle goddelijke macht.
En hiervan zegt Paulus iets eerder: 'Laat die gezindheid in u zijn, die ook in Christus Jezus was'. In de kerk wordt daar vaak een moralistisch sausje aan gegeven. Dat we elkaar moeten dienen (is ook wel zo), en bereid moeten zijn taken in de kerk te doen, ook als we dat liever niet willen. Dat we moeten doen wat ons gezegd wordt. Maar als we hier een plicht van maken, komen we uit bij dezelfde controle waaraan we nu juist proberen te ontsnappen. Dit gedeelte gaat helemaal niet over iets dat Jezus deed. Het gaat erom wat Jezus NIET deed. Hij probeerde NIET de controle in handen te houden, hij probeerde NIET zijn eigen gerechtigheid te verdienen, hij probeerde NIET uit eigen kracht God tevreden te stellen. Hij gaf al die dingen op. En vervolgens gaat het over wat God doet. En het gaat dus ook om wat God doet in ons. Even verder zegt Paulus: 'Het is God die zowel het willen als het handelen in u teweegbrengt, omdat het hem behaagt.' Als in ons die gezindheid is die in Christus Jezus was, als wij de controle over ons leven loslaten en God de ruimte geven, zorgt hij zelf in ons voor de resultaten, hij zorgt ervoor dat ons leven vrucht draagt, hij geeft ons de motivatie en de kracht om voor het koninkrijk van God tot stand te leven. Hij geeft ons glorie.

Het is misschien wel het meest basale patroon dat we in de bijbel kunnen vinden, dat van dood en opstanding. Jezus zegt het zelf: 'Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het slechts een graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht' (Johannes 12:24). En hij vervolgt met een tekst die wel heel erg lijkt op die uit Mattheus die ik eerder aanhaalde. 'Wie zijn leven liefheeft, verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven.' Wat willen liefhebben en haten in dit verband zeggen? Niet dat we een slecht zelfbeeld moeten hebben, of dat we niet goed voor onszelf mogen zorgen. Anders zou er elders niet staan dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf (want dat zou betekenen dat we hem of haar moeten haten). Deze tekst moeten we lezen in het verband waarin hij staat en ik geloof dat het erom gaat of we zelf de controle over ons leven willen houden, of dat we die aan God willen overgeven. Of we ons eigen leven willen vormgeven, of dat we bereid zijn te sterven en door God te worden opgewekt in het eeuwige leven. Of we de weg van Jezus willen gaan.
Pas als we de controle loslaten, pas als we toegeven dat we onszelf niet heilig kunnen maken, pas als we erkennen dat we niet uit eigen kracht onze of andermans maatstaven kunnen bereiken, pas als we onze verwoede pogingen om onszelf te redden opgeven, kan God zijn gang in ons gaan. Het is namelijk een feit dat iemand die dood is niets meer kan doen. Iemand die dood is heeft geen enkele controle meer. Zijn wil heeft geen enkel effect. Hij kan zichzelf op geen enkele manier meer levend maken. Sterker nog: de enige beweging die nog plaatsvindt in zijn lichaam is die van de natuurwetten, van aftakeling en verval. Daarom gebruikt Jezus de beelden van een juk en van een kruis. Beide worden een dier of een persoon opgelegd, waardoor hij de controle over zijn leven verliest. Een juk of een kruis dragen betekent dat je niet meer zelf kunt bepalen waarheen je gaat, en dat je het einde van je leven niet zelf in eigen hand hebt. Op die manier zijn beide beelden verwijzingen naar de dood, het ultieme einde van onze controle.
Maar tegelijk leidt het einde van onze controle tot het begin van Gods werk in ons leven. Ik las bij iemand (volgens mij Rober Farrar Capon, maar pin me er niet op vast. Goede schrijver, overigens!) het voorbeeld van een dode hand. Hij schreef zoiets als: een levende hand probeert dingen vast te grijpen, hij houdt de controle. Leg er een knikker in, en hij pakt die vast. Maar dan is er geen ruimte meer voor iets anders. Een dode hand kan niets vastgrijpen, wat zich erin bevindt is volledig afhankelijk van degene die geeft. Die kan de knikker wegnemen en er iets mooiers voor in de plaats geven. Alleen de dode hand kan alles ontvangen wat de ander wil geven. Net zo kan God alleen vrij in ons zijn werk doen, hij kan alleen zijn koninkrijk in ons tot stand brengen, als wij ons er niet meer bemoeien. Als we dus 'dood' zijn. Alleen als wij niet langer vastklampen aan onze eigen resultaten, kan God in ons zijn vrucht tot stand brengen. Onze pogingen tot controle, onze 'zelfredzaamheid', onze eigen inspanning en heiligheid, zitten God alleen maar in de weg.
En deze 'dood', het opgeven van onze controle, is iets waar we zelf voor moeten kiezen. God dringt het niet aan ons op. Daarom het werkwoord 'opnemen'. En daarom de actieve woorden over Jezus in Fillipenzen 2: hij 'heeft zich vernederd'. De hel zit vol met mensen die zich bleven vastklampen aan de controle over hun eigen leven, die dachten dat ze zichzelf wel konden redden, dat ze uit eigen kracht goed genoeg konden leven, dat ze sterk en krachtig waren. Omdat ze niet wilden 'sterven' -hun eigen leven liefhadden- kon God hen niet levend maken. De oproep van Jezus is dan ook om je pretenties op te geven, om je eigen pogingen los te laten, om van je eigen maatstaven, ambities en doelen af te zien, en om voor al die dingen alleen maar op God te vertrouwen, om God zowel het willen als het werken in je tot stand te laten brengen. Zijn oproep is om toe te geven dat je zwak bent, en je open te stellen voor de kracht van God. Dat leidt tot een leven van vrijheid en vreugde dat doorgaat tot in de eeuwigheid. Dat brengt rust voor je ziel.

In mijn volgende bericht wil ik laten zien hoe de weg van de zwakheid in 1 en 2 Korinthe wordt gezet tegen de weg van de menselijke controle, de weg van het vlees.
(wordt vervolgd)

maandag 25 januari 2010

Australische megafauna, wetenschap in films en superorganismes

Altijd leuk: een vergelijking van goede en slechte wetenschap in films.

Boekbespreking van de nieuwe van Jeffrey Overstreet, een van mijn voorbeelden als schrijver: Raven's Ladder.

Het bewijs is geleverd: insektenkolonies functioneren als superorganismes. Dat wil zeggen: als organismes die zijn samengesteld uit vele losse organismes, zoals wij organismes zijn die zijn samengesteld uit vele losse cellen (zelf ook afzonderlijke organismes). Interessant om over na te denken in het thema van de organische kerk. Die wordt in de bijbel ook voorgesteld als een lichaam, samengesteld uit vele onderdelen, die samenwerken voor een hoger doel. Ook een soort superorganisme dus ...

Tragisch: de menselijke kolonisatie van Australië leidde tot het uitsterven van de zogenoemde megafauna daar: buideldieren zo groot als neushoorns, reuzenvogels, enorme hagedissen, gigantische kangaroes, buidelleeuwen en buidelwolven, buidelluiaards et cetera ...

Meer over de bizarre oceanen van de buitenplaneten - overdekt met ijs of bestaand uit diamant ...

Sciencefictionspektakel Avatar gaat Titanic voorbij als film die wereldwijd het meest heeft opgeleverd ... Dat betekent dat James Cameron vrij spel heeft met de volgende film die hij wil maken. En hopelijk dat we meer SF gaan zien met andere planeten, ruimteschepen en buitenaardse wezens ...

Mijn favoriete filmrecensent Steven D. Greydanus kijkt terug op 2009. Ik ben het meestal met hem eens, dus ik ben benieuwd naar de films van zijn top tien die ik nog niet gezien heb.

zondag 24 januari 2010

Filmbespreking: Luther


Een van de belangrijkste gebeurtenissen in Europa van de afgelopen duizend jaar is de reformatie. Het ontstaan van kerken naast de Katholieke Kerk (die er trouwens sinds 1000 in het oosten ook al waren) had consequenties op allerlei terreinen: van politiek, tot man/vrouwverhoudingen, tot de relatie arm/rijk, tot de wetenschap toe. Er zijn mensen die argumenteren dat de moderne wetenschap zonder de reformatie niet van de grond zou zijn gekomen, omdat pas door de christelijke uitgangspunten daarvan (dat de schepping geordend is, en dat mensen met hun verstand deze ordeningen kunnen doorgronden) de cyclus van theorie - experiment -nieuwe theorie op gang kon komen.
Ook ik kom uiteindelijk uit een traditie die is terug te voeren op de reformatie. Maar voor iemand die daaraan eigenlijk de basis van zijn geloofsbeleving te danken heeft, weet ik er erg weinig van af. Misschien omdat de kerk waarin ik opgroeide wat neerkeek op de gevestigde kerken (het gevaar van elke hervormer, wat ook optrad tijdens de reformatie!) en zichzelf beter achtte (soms spraken we over onszelf als het werkelijke begin van de kerk zoals die hoorde te zijn. Hoogmoed. Maar ik dwaal af ...). Daarom was ik erg geinteresseerd in de film Luther. Een film vervangt natuurlijk nooit de geschiedenisboeken. Een film is bovendien niet objectief (de financier van deze film is een Lutherse verzekeringsmaatschappij ...). Maar een film kan wel het verhaal geven achter de feiten, een glimp geven van een mogelijke motivatie van de historische personen. En in dat opzicht acht ik deze film geslaagd. Hij wekte bij mij in elk geval de interesse om meer te weten te komen van deze kerkhervormer, in wiens worstelingen en passies ik mij eerlijk gezegd wel een beetje herken.
Nu heb ik natuurlijk als gelovige een extra belangstelling voor deze geloofsheld, maar ik wees al op het algemene belang van de hier getoonde gebeurtenissen. Ik geloof daarom dat deze film ook voor niet-religieuzen (maar historisch geïnteresseerden) interessant en toegankelijk is. De middeleeuwse aankleding van de film komt overtuigend over. Er is op locatie geschoten, in echte Europese bossen, wat ook meehelpt. De rauwe realiteit (de gevolgen van oorlog, brandstapels, verhangingen, et cetera) wordt niet geschuwd. De acteurs zijn stuk voor stuk goed. Joseph Fiennes speelt een getormenteerde Luther (met veel passie. Zijn preken zijn werkelijk inspirerend), Peter Ustinov is een innemende Prins Frederik (die zorgt voor de glimlach in het verhaal), en Spiderman 2-schurk Alfred Molina is hier al net zo'n gluiperd als in Chocolat. Wie deze film vergelijkt met producties als Braveheart en Gladiator raakt echter teleurgesteld. De belichting is niet zo levendig, er zijn geen echt originele of inspirerende composities en de overgangen tussen scenes zijn soms erg plotseling. Visueel geen hoogstandje, maar ook geen complete mislukking.

Het verhaal begint als de jonge Luther midden in een onweersbui zich in doodsangst toewijdt aan de Heilige Anna. Tegen de wens van zijn vader in, gaat hij naar het klooster. Hij vindt er echter geen rust. Hij is zich teveel bewust van zijn eigen tekortkomingen, en van de hoge eis van de heilige God die Hij denkt te moeten vervullen. Voortdurend hoort hij de beschuldigingen van de duivel: je bent niet goed genoeg. Je verdient de hel. Zijn vader-overste wijst hem de weg naar de waarheid, de waarheid die later de wereld zou veranderen, namelijk dat God liefdevol is en dat heeft bewezen door iedereen die gelooft te redden door de dood en opstanding van Jezus Christus. Dit antwoord wekt bij Luther een passie op voor de bron van deze waarheid, de bijbel. Tegelijk ontwikkelt hij na een bezoek aan Rome een afkeer van de schijnheiligheid, manipulatie en geldzucht van de georganiseerde religie. Beide komen samen als de stroperige Tetzel om de staatskas te spekken aflaten verkoopt waarmee arme mensen zichzelf uit de hel zouden kunnen bevrijden. Dit is voor Luther de aanleiding om zijn befaamde stellingen tegen de deur van de universiteit waar hij lesgeeft te spijkeren. Sympathisanten vermenigvuldigen prompt zijn uitspraken (lang leve de boekdrukkunst) en al snel raakt de eenvoudige professor in conflict met het hoofd van de kerk, de Paus. Het was Luther er nooit om te doen zich van de kerk af te splitsen, of de paus en de tradities aan te vallen, maar hij komt voor een dilemma te staan: of hij herroept zijn uitspraken, of hij wordt voor altijd de kerk uitgezet. Ondertussen zijn er mensen die op hun beurt aan de haal gaan met Luthers boodschap en die doorvoeren tot consequenties die hijzelf nooit bedoeld had. De Duitse staten veranderen in een slagveld en de toekomst van Europa staat op het spel ...

Deze film past vrijwel naadloos in mijn serie berichten over zwakheid (deel 1, deel 2), want Luther loopt aan tegen het probleem dat ik in mijn stukjes beschreef, namelijk dat hij weet dat hij uit eigen kracht nooit volmaakt zal kunnen worden. En wat hij van de kerk heeft geleerd, is dat de lat wel heel erg hoog ligt. Het gevolg is inderdaad een vernietigende hopeloosheid, waardoor de muren van zijn cel op hem afkomen, en hij zichzelf in een zwarte diepte voelt wegzinken. Hij roept als het ware hetzelfde als Paulus in Romeinen 7: "Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?." Interessant genoeg speelde dit bijbelboek een belangrijke rol bij de omkeer in Luthers leven. Want op dit gedeelte volgen de woorden: "Dat doet God!" De boodschap van de Romeinenbrief is dat wij mensen inderdaad zelf niet uit eigen kracht aan Gods maatstaven kunnen voldoen en dus Gods acceptatie dus niet kunnen verdienen. Maar wat wij niet kunnen, doet God voor ons. Jezus Christus neemt onze tekortkomingen weg van ons (in zijn dood) en laat ons delen in zijn eigen heiligheid (in zijn opstanding). Wat de wet niet kon doen (ons veranderen) doet God nu in ons (door zijn geest). En niets, "dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst,  hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, zal ons kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer" (Romeinen 8). Dit is de werkelijkheid. We hoeven er alleen maar op te vertrouwen om het te ervaren. Daarom klampt Luther zich vast aan een crucifix alsof het zijn reddingslijn is - het is een herinnering aan wat hij weet dat waar is: dat hij in Christus een geliefd en geaccepteerd kind van God is.
Omdat Luther zo enthousiast is over zijn ontdekking dat hij is gered door Christus (en niet door iets dat hij zelf kon doen), heeft hij een gigantische afkeer van iedereen die iets daarvoor in de plaats wil stellen. Hij verafschuwt de relikwieen, alsof je gered kunt worden van de hel door een vingerkootje van Petrus te kussen. Hij verfoeit de aflaten, alsof je door een muntje te betalen de liefde van God kunt kopen. Hij betreurt de pelgrimages, alsof het je ook maar iets beter maakt om op je knieen een trap te beklimmen. Hij verzet zich tegen het pauselijk gezag, dat tradities en kerkuitspraken meer gezag toekent dan het woord van God, de bijbel, en tegen kerkleiders die een positie innemen boven het geweten van de individuele mens. Kortom, hij komt in strijd tegen religie. Religie is eenvoudig elke manier waarop wij mensen proberen God te controleren.
En in deze strijd kan Luther niet genuanceerd blijven. Hij kan niet gematigd zijn of compromissen sluiten. Hij kan niet toegeven 'om de lieve vrede wil'. Als het waar is wat hij heeft ontdekt, dat God alles heeft gedaan, en dat wij daar alleen op hoeven vertrouwen, is elke vorm van religieuze manipulatie en controle een onverzoenlijke vijand. Want deze stelt zich onherroepelijk als mediator tussen de mens en God. En er is maar een middelaar: Jezus Christus. De ontdekking die Luther in zijn persoonlijke leven heeft gedaan en die hem heeft gered, wordt zijn motivator in een missie die de wereld verandert. Dit is de waarheid. Hij kan niet anders.
Tegelijk blijft Luther zich ervan bewust van zijn zwakheid, zijn tekortkomingen (waarvan de film er een paar niet eens laat zien. Zo heeft hij ook antisemitische uitspraken gedaan). Hij weet dat hij nog steeds in zijn gedrag en keuzes tekortkomt aan de absolute maatstaven van God. En Hij wil daarom ook niet dat mensen hem gaan volgen. Hij wil niet aanbeden worden als een nieuwe paus, en hij wil niet worden gezien als de stichter van een nieuwe religie. Hij wil dat mensen op God gaan vertrouwen en niet op Luther. De menselijke neiging tot controle en manipulatie van onze relatie met God zit echter diep, en al snel vervangen mensen vertrouwen op God door vertrouwen op Luther. Dit heeft twee gevaren: ten eerste zullen ze onherroepelijk in Luther teleurgesteld worden, want elk mens stelt uiteindelijk teleur. Een mens kan je niet bij God brengen. Ten tweede zullen ze door niet God te volgen maar een mens, dingen doen die leiden tot onvrijheid, controle, machtsmisbruik, moord en doodslag. Het is een algemene waarheid dat een mens gaat lijken op het voorwerp dat hij aanbidt. Alles dat kleiner is dan God, maakt ons kleiner dan we bedoeld zijn. We moeten God volgen, niet een mens of een regel.
Ik denk dat deze film ook ons in deze tijd nog veel te zeggen heeft. In de kerken die in naam zouden zijn voortgekomen uit de reformatie (ook de evangelische zoals degene die ik bezoek), is het spook van de religie namelijk weer binnengeslopen. Er zijn weer regels of geestesuitingen, of tradities of uiterlijkheden, in de plaats gekomen van het vertrouwen in Jezus Christus. Er zijn weer mensen die zich boven anderen hebben gesteld. Er zijn weer maatstaven opgesteld waar we ons als christenen aan moeten voldoen. De genade heeft het onderspit gedolven. Ik bid dat we dezelfde ontdekking zullen doen als Luther, namelijk dat God alles al voor ons gedaan heeft, en dat het ons net zo gepassioneerd zal maken als hij, om religie in al zijn vormen te bestrijden.

zaterdag 23 januari 2010

zwakheid 2: 'Survival of the weakest'

Ik kan me niet meer veel herinneren van de lessen die we kregen in de vijfde van het atheneum (ik zal zestien geweest zijn. Meer dan de helft van mijn leven geleden dus). Maar er is een les die me wel is bijgebleven. Dat was een uurtje maatschappijleer. Twee jongens in mijn klas waren een jaar blijven zitten. Nu kijk ik niet meer zo op tegen mensen die een jaar of een paar jaar ouder of jonger zijn dan ik, maar op die leeftijd is iemand van achttien ouder, stoerder en overtuigender. In discussies bij maatschappijleer zeiden ze vaak interessante, filosofisch aandoende dingen. Zo ook deze keer. Ik weet niet meer wat de aanleiding was, maar een van hen begon een betoog hoe het einde van onze beschaving eraan kwam. Was het toen ook al het broeikaseffect (al wel bekend), 'peak oil', of terrorisme (we hadden net de golfoorlog achter de rug)? Ik weet het niet, maar volgens hem zouden onze voorzieningen, onze hoogstaande technologie en onze welvaartsstaat hun langste tijd gehad hebben. Spoedig, verklaarde hij niet zonder een zeker genoegen, zouden we allemaal weer moeten vechten voor ons voortbestaan. De overleving van de sterkste zou opnieuw gelden in onze wereld. En ik realiseerde me op dat moment dat het spel dan voor mij uit zou zijn. In de strijd om het bestaan zou ik het onderspit delven. Als het aankwam op mijn kracht, intelligentie of kennis was mijn overleving een verloren strijd.
Ik moest laatst terugdenken aan dat moment, en wel toen ik in december vorig jaar een interview hield met de nieuwe directeur van de organisatie waar ik werk. Hij stuurt erg aan op verandering (wat in zichzelf natuurlijk niet verkeerd is, verre van dat!). Maar in ons gesprek suggereerde hij dat veranderen ook afscheid nemen is. Als je wilt meegaan in de ontwikkelingen moet je onderdelen of mensen afstoten. Bedrijven die niet genoeg veranderen, worden eruit geconcurreerd. En hetzelfde geldt voor medewerkers. Als je niet kunt veranderen is het afgelopen. "Het is dit jaar (dec. 2009) ten slotte het darwinjaar", zei hij, alsof daarmee alles gezegd was. Het concept van de 'survival of the fittest' geldt kennelijk ook in de economie. Ik moet eerlijk toegeven dat het gevoel van hopeloosheid van toen me nu weer besloop. Want ik weet dat er dingen zijn waaraan ik me niet kan aanpassen, en taken die ik niet kan opnemen. Als mijn positie bij de organisatie ervan afhangt hoe goed ik kan veranderen, haal ik geen jubileum. Dan is mijn verdwijnen daar maar een kwestie van tijd.
Nog een herinnering: op de basisschool hadden we gymles. En gym begon er altijd mee dat we rondjes rond de zaal moesten hardlopen. En daarbij was ik altijd de langzaamste. De rest liep steeds verder op me uit, en al snel liep iedereen aan de andere kant van de zaal, en ik in mijn eentje. Het kwam zelfs voor dat ik door iedereen werd ingehaald. En hetzelfde gebeurde met zwemmen. En met andere sporten. Als er teams werden gekozen, werd ik er altijd als laatste tussen uitgehaald. En ik hoorde zelfs klasgenoten klagen dat ze mij in het team hadden, want dan konden ze niet winnen. Het waren de sterksten die het eerst werden gekozen. Ik las ergens in die periode ook een sciencefictionverhaal dat me behoorlijk wat angst aanjoeg. Je zult begrijpen waarom als ik het plot vertel: het ging over een toekomst waarin de aarde overbevolkt was geraakt. Niet iedereen kon daarom in leven blijven. Als je als kind op een zekere leeftijd kwam, moest je testen ondergaan om je toekomst te bepalen. Een van die testen was een hardloopwedstrijd. Wie niet snel genoeg liep ... Nou ja, je snapt het wel. Voor mij een horrorscenario. De 'survival of the fastest'.

Mijn verhalen zijn maar voorbeelden van een houding die naar mijn bescheiden mening (nou ja, niet erg bescheiden, anders was ik geen blogger) onze wereld doortrekt. Namelijk dat het bestaan een overlevingsstrijd is, en dat alleen de besten meetellen. Het is in onze maatschappij belangrijk om succes te hebben, om carriere te maken, om geld te verdienen. Onze wereld geeft de voorkeur aan de mooie mensen, de krachtige of snelle. Jeugdigheid en gezondheid worden aanbeden. En er lijkt steeds minder geduld te zijn voor mensen die op een of meer van deze gebieden niet kunnen meekomen. Ik las ooit in de krant een stukje van een cabaretier (zelf broodmager, waarschijnlijk omdat hij gewoon een snelle stofwisseling heeft) die zijn afkeer uitte van te dikke mensen. Hij beschuldigde ze ervan dat ze gewoon een slappe wil hadden. Als ze er gewoon voor zouden kiezen af te vallen, dan zou het ze lukken. Ik was op dat moment zelf te zwaar en voelde me beledigd. Het lag dus aan mij? Ik had het zelf verdiend? Ik was een 'loser' alleen omdat ik mezelf er niet toe kon brengen hard te gaan sporten? Maar ik heb het vaker gelezen, dat er steeds minder begrip is voor de 'mislukkelingen'. Bijvoorbeeld over daklozen: 'Als ze maar een beetje zouden doorzetten zouden ze niet hoeven bedelen. Ze hebben het aan zichzelf te wijten. In Nederland hoeft niemand dakloos te zijn.' Alsof het zo makkelijk is om omhoog te krabbelen als je helemaal aan de grond zit. Alsof het vanzelf gaat, als je maar je best doet.
En helaas zie ik de trend ook terug in de kerk, waar ook een steeds grotere nadruk ligt op succes. Ik heb het niet eens over het zogenoemde welvaartsevangelie. Maar ook in kerken die dat verwerpen zie ik een grote nadruk op gezondheid (waarom lopen we anders allerlei genezingsdiensten af?), op materieel succes, op posities in de kerk (preken, aanbiddingsteam), op 'geestelijkheid' (wie de meeste teksten uit het hoofd kent is het beste), en weinig begrip voor degenen die in al deze dingen niet kunnen meekomen. En trouwens, ik doe er zelf aan mee. Ook ik beoordeel te vaak mensen op hun uiterlijk, ook ik neig mensen met een slechte gezondheid te ontwijken, ook ik betrap mezelf erop dat ik van zwervers of daklozen denk 'je hebt het aan jezelf te wijten'. Ik ben geen haar beter dan iemand anders.

Maar in het koninkrijk van God ligt een heel andere nadruk. Bij God zijn het niet de snelsten die de wedloop winnen. Het zijn niet de rijken die het toegangskaartje kunnen kopen. Het zijn niet de religieuzen en de vromen die een plekje in de hemel verdienen. De volgorde in het koninkrijk van God is volledig omgedraaid.
Dat zien we al in het oude testament, waar God zich verbindt met een klein nomadenvolk, dat honderden jaren als slaven onderdrukt wordt in wereldmacht Egypte. Een volk bovendien dat voortdurend twijfelt, zondigt en verliest in de strijd. In de wet die God hen geeft, blijkt dat God wil dat ze zorgen voor de weduwen en wezen, dat ze de vreemdeling in hun midden goed moeten behandelen, en hun slaven uiteindelijk moeten vrijlaten. Ze moeten zelfs op hun velden koren laten staan, zodat hongerige zwervers daarvan kunnen leven. Mensen die de zwakken uitbuiten worden door de profeten genadeloos aangepakt. In het vrederijk dat komt zullen de rollen zijn omgedraaid. Dan zijn het de zwakken die een ereplaats krijgen, en de eunuchen (die werden minacht omdat ze niet meer vruchtbaar waren) krijgen als geschenk een naam die eeuwig blijft. De woestijn gaat bloeien als een roos. God zegt tot iedereen: "In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven" (Jesaja 57:15). De rollen zijn omgedraaid! De koningen en machthebbers hebben het nakijken, degenen die met de schouders boven de rest uitsteken worden vernederd, en de jongste zoon, een harpspelende schaapherder, met alleen een slinger en een staf, wordt koning van Israel en voorloper van de Messias.
En deze lijn wordt voortgezet in het Nieuwe Testament. Jezus kondigt namelijk aan dat het koninkrijk van God is aangebroken. En dat koninkrijk van God is niet iets waarvoor je kunt betalen, waarvoor je je best kunt doen, of waar je recht op kunt laten gelden. Het is een geschenk, dat je alleen maar hoeft aan te nemen. En het zijn de mensen die weten dat hun wilskracht tekortschiet, die niet vertrouwen op hun eigen geld, gezondheid, uiterlijk of positie, die beseffen dat ze 'losers' zijn, die het willen ontvangen om niets. Daarom zullen zij die in de maatschappij de 'laatsten' zijn, die worden veracht door de succesvolle elite, in Gods koninkrijk de 'eersten' zijn. De hoeren en de tollenaars, de leprozen en de gedemoniseerden, de lammen, blinden en doven, de ouden van dagen en de jongste kinderen, gaan de schriftgeleerden, tempelleiders, farizeeën en hun soort voor in het koninkrijk van God. In de bekende bergrede vertelt Jezus wie er in de omgekeerde wereld van zijn rijk het best aan toe zijn. 'Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Gelukkig de zachtmoedigen (die over zich heen laten lopen) want zij zullen het land bezitten. Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Gelukkig de barmhartigen (die de nood van de ander belangrijk vinden en niet alleen zichzelf), want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Gelukkig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Gelukkig de vredestichters (die bereid zijn onrecht te dragen om 'de lieve vrede wil'), want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.' Oftewel: gelukkig de zwakken.

Dit is een totaal andere maatstaf dan die van de wereld. Ik noem het zelf wel eens 'de grote omkering'. Het is dus ook geen wonder dat de zieken, de armen, de zondaars en de verstotenen op Jezus af stroomden en zich bij hem aansloten. Ze kregen van hem niet te horen: 'Had je maar beter je best moeten doen', of: 'Als je alleen maar deze drie (of zeven, of zeshonderd) regels houdt ...', of 'God wil dat je knap, succesvol, of beroemd bent'. Nee, ze ontvingen van hem een geschenk, gratis, onvoorwaardelijk, namelijk dat Gods wil in hun leven kon gebeuren 'op de Aarde, zoals in de hemel'. Zonder dat ze daar iets voor hoefden doen, zonder dat ze iets moesten terugbetalen. Ze hoefden zich er alleen maar voor open te stellen. Het is trouwens ook geen wonder dat de schriftgeleerden, de farizeeen, de rijken en de machthebbers weigerden het koninkrijk in te gaan en ook nog anderen tegenhielden. Dat het een geschenk is, betekent namelijk dat hun eigen inspanningen, hun eigen zuur verdiende heiligheid, hun eigen geld en prestaties, geen enkele waarde hadden. Ze deden het allemaal voor niets. Ze konden er geen claim op baseren, hoe hard ze er ook voor hadden gewerkt. Hun grote wilskracht deed niet ter zake en de dikke, zieke, domme, arme mensen waren evenveel waard als zij. Zuur voor ze. Maar Gods maatstaven zijn nu eenmaal niet de hunne.
Vorig jaar gingen mijn ogen daarvoor open toen ik Marcus 10 las en daar een verband waarnam dat ik eerder nooit had opgemerkt. Het gedeelte begint met de mensen die kinderen naar Jezus toebrengen om gezegend te worden, en de discipelen die vervolgens deze ouders berispen. Kinderen werden in die tijd namelijk gezien als volslagen onbelangrijk. Ze hadden geen enkele bijdrage in de maatschappij, ze kostten alleen maar geld en aandacht. Ze telden niet mee. En dus was het volgens de discipelen verspilling dat Jezus zoveel tijd voor ze vrijmaakte, die ook voor 'belangrijke mensen' gebruikt had kunnen worden. Maar Jezus wijst hen terecht. 'Wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan', zegt hij. Het koninkrijk is voor de kinderen en wie zijn als zij, omdat ze van zichzelf weten dat ze er niets voor kunnen doen. Ze kunnen het alleen maar als een geschenk ontvangen, en dat is ook het enige wat ze hoeven doen.
Verderop gebruikt Jezus de zelfde term 'binnengaan', maar dan zegt hij: 'Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan'. Hij vindt dit zo belangrijk, dat hij die opmerking nog een keer herhaalt, en dan algemener. Waarom is dat zo moeilijk? Is het omdat je niet rijk mag zijn, omdat je alles moet verkopen wat je hebt voor God van je houdt? Het antwoord wordt duidelijk in de geschiedenis die tussen deze twee opmerkingen instaat, het bekende verhaal van de 'rijke jongeling'. Hij komt bij Jezus en zegt: 'Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?'. Hij vindt van zichzelf dat hij zich al aan alle regels van de wet houdt, zelfs sinds zijn jeugd. Dan zegt Jezus tegen hem dat hij alles moet verkopen wat hij heeft en voortaan de Messias volgen. Dat kan de man echter niet en hij gaat somber weg. Hij had namelijk veel bezittingen.
Ik werd vroeger erg bang van dit verhaal. Betekent het dat ik eigenlijk ook alles moet verkopen wat ik heb? Ben ik een slecht christen als ik dat niet kan? Ik geloof niet dat dit de juiste uitleg is. Ten eerste: er staat expliciet bij dat Jezus zijn laatste opmerking maakte terwijl hij de man 'liefdevol' aankeek. Hij hield al van deze man, ongeacht of hij inderdaad alles verkocht wat hij had. Dat was geen enkele voorwaarde voor de liefde van Jezus of van God. Ten tweede: zijn vraag was 'wat moet ik doen?'. Deze man was succesvol. Hij was niet alleen rijk, maar hij hield zich ook nog eens aan de regels van de wet. Hij had het gemaakt in de wereld en in de kerk (de Joodse religie) van die tijd. En hij vertrouwde erop dat hij door zijn succes, door te slagen in wat hij deed, het eeuwige leven kon verkrijgen. Hij vertrouwde op zichzelf. En dus was hij niet in staat om zich als een kind open te stellen voor Gods koninkrijk. Hij geloofde nog dat hij sterk was. En dus kon hij niet om genade vragen. Hij wilde Gods aanvaarding verdienen. En dus kon hij niet Jezus' liefde als een geschenk ontvangen. Hij geloofde dat hij de eerste was, dus bleek hij de laatste.
Het is voor rijken, succesvolle mensen, met een succesvolle carriere, een groot huis, een blakende gezondheid, zonder grote zondes of morele tekortkomingen, makkelijk om op zichzelf en hun eigen kunnen te vertrouwen. En daarom is het zo moeilijk voor hen om het koninkrijk van God binnen te gaan. Daarvoor moeten ze worden als de kinderen. En dat betekent: toegeven dat ze het zelf niet kunnen. En er gewoon voor openstaan.

In deze wereld zal ik misschien mislukken, in de 'overleving van de sterkste' delf ik misschien het onderspit, maar in het koninkrijk van God ben ik een overwinnaar. Omdat ik vertrouw op de liefde van God en niet op mezelf.

(wordt vervolgd)

vrijdag 22 januari 2010

Boekbespreking: De wilde gave


Ursula Le Guin is voor fantasyliefhebbers geen onbekende (voor sciencefictionliefhebbers trouwens ook niet). Ze is de auteur van de bekende Aardzeeserie, waarvan het eerste deel verscheen in 1968. Deze serie droeg in grote mate bij aan de geloofwaardigheid van fantasy als een genre, door de beschrijving van een originele wereld, een spaarzame schrijfstijl, geloofwaardige karakters en een einde dat blijk gaf van inzicht in menselijke psychologie. Haar boeken zijn bovendien niet van die pillen van negenhonderd pagina's. Niet dat ik iets heb tegen dat formaat boeken, die lees ik ook, maar het is ook wel eens prettig een verhaal te lezen waarvan het plot in een pagina of tweehonderd is afgerond. En last but not least was de Aardzeeserie een van de voorlopers van Harry Potter: het grootste deel van het verhaal wordt namelijk gevormd door de beschrijving van het leven op een tovenaarsschool (en de hoofdpersoon heeft een goed hart, maar is wat overmoedig en raakt daardoor in moeilijkheden). De draken die Le Guin beschrijft zijn trouwens ook intrigerend.

Le Guin is ondertussen tachtig, maar is niet gestopt met schrijven! Mijn broer belde me laatst op dat hij een boek van haar in de winkel had zien staan. Hij is fan van de Aardzeetrilogie en heeft hem natuurlijk aangeschaft. En gelezen. En aan mij uitgeleend. Waarvoor dank! Ook ik heb De Wilde Gave in een ruk uitgelezen. En ik was teleurgesteld toen ik op pagina 195 was aangeland en het verhaal bleek afgelopen. Gelukkig zijn er twee vervolgdelen. En Le Guin geeft in het verhaal hints van een wijdere wereld, die wel eens interessante volken en personen zou kunnen herbergen.
Op het eerste gezicht lijkt het een standaard fantasyverhaal. Voorin staat een grote landkaart vol plaatsnamen (altijd goed! Ik geniet altijd van zulke kaarten, en tekende ze zelf ook voor mijn verhalen.) Zo'n kaart suggereert altijd een episch verhaal, waarbij bijna elke plaats die getoond wordt ook daadwerkelijk wordt aangedaan. En de achterflap beschrijft een samenleving waarbij families beschikken over gaven die tussen de generaties worden overgeërfd, van vader op zoon, van moeder op dochter. De ene familie heeft de gave om ledematen krom te maken, de andere de gave om mensen ziek te maken, de andere om vuur te maken of geesten aan zich te onderwerpen. In de Oplanden zijn de grondstoffen schaars, en de families zijn dan ook verwikkeld in een harde strijd om het voortbestaan, waarbij alle middelen geoorloofd schijnen. Met zulke duistere gaven kun je dan afschuwelijke gebeurtenissen verwachten ...
Maar Le Guin is geen schrijver die haar boek laat verworden tot meer van hetzelfde: een queeste voor een magisch voorwerp, nauwe ontsnappingen, een boerenknecht die de koning blijkt te zijn, en aan het eind een grootse confrontatie tussen goed en kwaad, waarbij het voortbestaan van de wereld op het spel staat. Dat is te makkelijk. Wijzelf raken ook niet elke dag verzeild in zoektochten naar zwaarden en ringen, we worden niet zomaar tot koning gekroond en (gelukkig) vliegen ons geen bliksemschichten en pijlen om het hoofd. (Ik geloof wel dat deze dingen tot ons verlangen spreken, en bovendien dat er een grotere werkelijkheid om ons heen is, waarin wel degelijk geldt dat we een rol spelen in een groter verhaal, een erfenis hebben waarvan we ons niet bewust zijn, en er een strijd is tussen goed en kwaad). Le Guin schrijft niet over superhelden of mythische wezens, maar over mensen zoals jij en ik, die toevallig leven in een wereld waar dit soort gaven voorkomen. (Voor degenen die zich oncomfortabel voelen bij beschrijvingen van magie: dat is hier totaal niet aan de orde. Het is meer een soort genetische afwijking van deze mensen dan tovenarij). De problemen van de hoofdpersonen zijn dan ook ons soort problemen: hoe ga ik om met de verwachtingen van mijn ouders of mijn maatschappij, wat zijn de kwaliteiten die ik heb in te brengen, wat is een goede manier om te reageren op groot verdriet? Het traject waarbij ze het antwoord vinden op deze vragen is niet minder boeiend dan de avonturen, gevechten en nauwe ontsnappingen in 900-paginaseries. Door Le Guins realistische en overdachte schrijfstijl leef je met ze mee, en wordt hun zoektocht de jouwe. Je zou niet zeggen dat het verhaal door iemand van tachtig geschreven is. Het is in geen enkel opzicht ouderwets, maar juist toegankelijk, fris en meeslepend.

De vader van hoofdpersoon Orrec is ooit getrouwd met iemand van buiten de Oplanden. Maar omdat de gaven genetisch bepaald zijn, is het de vraag of Orrec over zijn familietalent zal beschikken. Niet dat hij dat graag wil; de gave van zijn vader is een gruwelijke: het ontdoen. Door te kijken naar een knoop raakt die ontward, door te kijken naar een dier verdwijnen diens botten, door te kijken naar een landschap verandert dat in chaos. Orrec vindt het maar niets. Zijn vader dringt er echter bij hem op aan te oefenen, omdat zijn familie uiteindelijk van zijn gave afhankelijk zal zijn om te blijven voortbestaan. Dit gaat zo ver dat Orrec boos wordt, en de gave die zo lang afwezig bleek, laat zich plotseling merken. Zonder dat hij het wil, veroorzaakt Orrec grote schade. Zijn vader overtuigt hem er daarom van geblinddoekt door het leven te gaan, om degenen van wie hij houdt niet in gevaar te brengen.
Drie jaar lang leeft Orrec in het donker. In die tijd zijn er twee dingen die hem op de been houden. Dat is ten eerste zijn jeugdvriendin Gry. Haar gave is het roepen van dieren. Haar familie wil dat zij die gebruikt om jagers te helpen, hoewel zij weigert. Orrec is verliefd op haar, maar ze dreigt aan een ander te worden uitgehuwelijkt. Het tweede wat Orrec staande houdt, zijn de verhalen van zijn moeder. Die zorgen ervoor dat hij zich in zijn fantasie naar andere werelden kan verplaatsen. Al snel gaat Orrec zijn eigen verhalen en gedichten verzinnen. Maar na een bezoek aan een naburige familie, gaat het met de gezondheid van zijn moeder bergafwaarts.
Een reiziger uit de laaglanden die bij Orrecs familie overwintert doet een suggestie die Gry en hem op een heel nieuw pad zal brengen ...

De thematiek uit het verhaal herkende ik uit mijn eigen leven. Namelijk: wat staat je te doen als je ouders verwachtingen van je hebben die je niet waar kunt maken? Wat als je werkelijke talent door hen niet als waardevol wordt beschouwd? Hoe kun je loyaal zijn aan je familie en tegelijk aan jezelf? Daar valt geen eenvoudig antwoord op te geven. Le Guin suggereert dat je jouw leven uiteindelijk niet moet laten bepalen door de verwachtingen van anderen. Je moet niet je eigen gaven en verlangens verloochenen, maar keuzes maken die passen bij wie jij bent. Ze laat echter tegelijk zien dat dit kostbare keuzes zijn, met grote en soms pijnlijke gevolgen voor je leven. Durf je met respect voor andere mensen en hun meningen, te staan voor wat je zelf gelooft? Dat is de uitdaging. Dar denk ik ook nog steeds over na. Het is pas de laatste maanden (nadat mijn vrienden het al jaren tegen me zeggen), dat ik het schrijven ga zien als een roeping die even waardevol is als alle andere, een taak die ik met plezier mag uitoefenen, zonder me schuldig te voelen dat ik sommige andere dingen niet doe. Ik leer te zeggen: dit is wie ik ben, en dat is okee, ook al verwachten anderen dat ik mijn leven anders invul. En dat voelt honderd procent beter.

vloeibaar diamant, quantumplanten en gepantserde slakken


Dit had ik tien jaar geleden moeten weten: op Neptunus bestaan zeeen van vloeibaar diamant, met diamanten ijsschotsen ... Mijn boek had er anders uitgezien, dat weet ik wel ...

Nog meer in de categorie: weird. Mijn natuurkundige broer probeerde mij en een vriend laatst iets uit te leggen over quantumeffecten. Dat wordt snel ingewikkeld. Nu wordt zelfs gesuggereerd dat planten van quantumeffecten gebruik maken bij de fotosynthese.  Het nieuwsbericht bevat een betere uitleg van quantum dan ik zou kunnen geven ...

Een slak uit een heetwaterbron in de diepzee heeft een uniek huisje, dat ondoordringbaar is voor roofdieren. Het bestaat uit drie lagen, waarvan de buitenste bestaat uit korrelig ijzersulfide (het enige dier ooit dat dit gebruikt!). Echt een pantser dus. Oh, en zijn voet wordt beschermd door een serie pantserplaten! Wetenschappers denken dat mensen dit model kunnen gebruiken voor het ontwikkelen van pantserplaten.

Interview met Doug Jones, een acteur die (in vermomming) onder andere te zien is in Fantastic Four - The Silver Surfer, Pan's Labyrinth, Hellboy en Hellboy II - The Golden Army. Hij zal te zien zijn in een nieuwe versie van Het Monster van Frankenstein, en waarschijnlijk ook in The Hobbit. Ook zijn geloof komt aan bod.

Een schrijver denkt na over het verschijnen van zijn eerste bijbelstudieboek. Eigenlijk kan ik me in al zijn punten herkennen. Ook de laatste. Best moeilijk als je jouw eigen boek moet aanbevelen en dan tegelijk bescheiden te blijven ...

Deze link kan je uren bezighouden, tenminste als je net als ik een Star Wars-geek bent. The 23 geekiest Star Wars-fan films.  Er zitten erg gave bij ... Veel lightsaber gevechten natuurlijk ...

Oh, en wisten jullie dat Australie een eigen Bigfoot heeft? De Yowie. Weinig rechtstreeks bewijs natuurlijk, maar wel boeiend. 

woensdag 20 januari 2010

Zwakheid 1: welke maatstaf?


Gisteren hadden we op kantoor een bijeenkomst voor alle werknemers, georganiseerd door de personeelsvertegenwoordiging. Er komt namelijk weer een verandering aan. Fuwa twee. Functiewaardering. Dit werkt al op een heleboel andere bedrijven en ik klap dus niet uit de school als ik uitleg hoe dit op ons kantoor moet gaan werken. Het is de bedoeling dat je elk jaar in het begin van het jaar met je leidinggevende afspreekt welke resultaten je dat jaar gaat halen of aan welke competenties je dat jaar gaat werken. Aan het eind van het jaar wordt beoordeeld (in een beoordelingsgesprek) of je de afgesproken resultaten hebt behaald. Je kunt verschillende scores halen. Van matig tot voldoende tot goed tot excellent. En aan de scores is je salarisverhoging gekoppeld. Presteer je goed dan verdien je meer dan als je matig presteert. En zelfs meer dan als je voldoende presteert. Presteer je onvoldoende dan wordt je gestraft doordat je niet meer gaat verdienen behalve de index. En is de score meerdere keren een tegenvaller, dan heeft dat ernstigere consequenties ...
Vrij standaard voor een functiewaarderingstraject, maar het werd mij koud om het hart. De reden is dat dit een nieuw systeem van controle is, een externe manier om bij mij het gewenste gedrag voor elkaar te krijgen. En ik weet waar dit soort systemen bij mij toe leiden. Overspannenheid.

Ik weet dat uit ervaring. Ik probeerde namelijk van mijn zestiende tot mijn twee en twintigste mijn eigen gedrag te verbeteren door mezelf een systeem op te leggen. Ik meende dat ik aan een bepaalde maatstaf moest voldoen, die werd bepaald door de religieuze cultuur buiten mij (en mijn behoorlijk rechtlijnige interpretatie daarvan). Ik wist ook dat ik tekortkwam aan die maatstaf.
Gelukkig kan ik van nature erg gedisciplineerd zijn. De hoge cijfers die ik haalde op de middelbare school en tijdens mijn studie waren te danken aan het door mij uitgedachte systeem waarin ik de informatie herhaalde, herhaalde en herhaalde. Ik maakte schema's welk hoofdstuk ik wanneer leerde, en dat weken voordat de tentamens plaatsvonden. Ik deelde mijn dagen in studieweken tot het halve uur nauwkeurig in, en hield me ook nog aan die schema's. Ik beloonde mezelf als ik me eraan hield (door het kopen van stripboeken. Zo heb ik mijn Yoko Tsuno-collectie opgebouwd) en was boos op mezelf als het niet lukte. En mijn strategie had succes.
Maar hetzelfde systeem paste ik toe op de religieuze maatstaf die ik moest halen. Ik maakte een schema (een half uur bidden per dag. Vijf hoofdstukken bijbel lezen. Bijbelteksten uit het hoofd leren (dat kon in de trein!). Alles in het weekeinde herhalen. Naar elke kerkdienst.) En daar probeerde ik me aan te houden. Mijn schema met te lezen bijbelstudieboeken (ook een religieuze plicht. Als iemand met een ontwikkeld intellect was het immers mijn verantwoordelijkheid dat Gods volk niet ten onder zou gaan door gebrek aan kennis) schreef me tot anderhalf jaar in het voren voor wat ik zou bestuderen. En ik was boos op mezelf als ik me niet aan mijn schema's hield. Net zo als ik mezelf schuldig voelde als ik op moreel gebied tekortschoot. (Ik heb me zelfs schuldig gevoeld als ik een keer een James Bond-film keek, en dacht dat ik verslaafd was aan de Alistair McLean-boeken). Schuldgevoel is volgens mij een manier om jezelf te straffen. Beiden lieten me met steeds meer ferve op mijn schema storten. En ik beloonde mezelf door me religieus te voelen als ik de doelstellingen haalde. God moest zeker wel erg tevreden zijn met mijn inspanningen.
Het probleem was dat als ik een doel had gehaald, de lat direct weer hoger kwam te liggen. De bijbel zei immers: Weest volmaakt, zoals uw hemelse vader volmaakt is. En ik nam dat serieus. Dus werkte ik nog harder. Volmaaktheid is volmaaktheid. Helaas had ik een nogal verwrongen beeld van God en dus ook een verwrongen beeld van de volmaaktheid die hij van mij verwachtte. In plaats van echt te groeien in heiligheid, in plaats van echt steeds meer het karakter van God te ontwikkelen, begon ik steeds meer onder spanning te staan. In plaats van bescheiden te worden, nederig en hulpvaardig, trok ik me van anderen terug. In plaats van schoonheid te maken, gooide ik verhalen weg die ik geschreven had. Ik ging niet meer op God lijken, maar op de Farizeeen. En dat is niet de bedoeling.
Thank God, gelukkig werd ik overspannen. Nu, elf jaar later, meen ik dat van ganser harte. Ik zou niet willen weten waar ik terecht zou zijn gekomen als de ontwikkeling van toen gewoon zou zijn doorgegaan. De patronen die leidden tot die overspannenheid zitten er bij mij echter nog steeds wel in. En de bijeenkomst op mijn werk sprak die gevoelens aan.

De manier waarop ik tot elf jaar geleden probeerde te voldoen aan een maatstaf die van buiten was opgelegd (door de kerk/ door mezelf) is het tegenovergestelde van genade. Het is de antithese van de manier waarop God ons wil veranderen. Hij wil niet dat we proberen een ideaal te halen dat buiten ons ligt, hij wil ons van binnenuit veranderen, zodat we uit onszelf voldoen aan het ideaal.
De manier van buitenaf, met resultaten, straffen en beloningen, is echter de manier waarop wij mensen van nature geneigd zijn onszelf en anderen te veranderen. Het is namelijk iets dat we zelf kunnen. Het is in onze hand. We zijn er zelf verantwoordelijk voor. God hebben we niet nodig (behalve om ons erin te bevestigen dat we het wel erg goed gedaan hebben zo). Dat wordt bevestigd door zoiets als een functiewaarderingstraject. En het is zichtbaar in elke vorm van wetticisme. De bijbel noemt het de 'elementen van de wereld'. De 'zwakke armzalige machten ... waaraan u zich als slaven onderwerpen wilt' (Galaten 4). We kennen ook nauwelijks iets anders. Al van kinds af aan worden we in deze methodiek geindoctrineerd.
Maar het is niet de manier van God. Wat die wel is, realiseerde ik me voor het eerst pas goed toen ik met mijn ouders meeging naar de kerk van mijn broers in Rotterdam. Ik was op mijn hoede, want het was een 'pinksterkerk' en over de uitingen van de Heilige Geest kun je al net zo wettisch doen en maatstaven maken als over bijbelteksten memoriseren. Maar goed, er was een optreden van een koor waar mijn broer in zong, en dus ging ik toch maar. Dat optreden was trouwens okee. Maar wat me vooral bijbleef was de preek. Het was een van de krachtigste boodschappen van genade die ik ooit gehoord heb. De voorganger sprak over Galaten 5. Hij legde eerst uit dat als we proberen de wet te houden, we dan aan een ideaalbeeld proberen te voldoen. We zetten onszelf naast een meetstok en beoordelen onszelf naar de plek die we daarop innemen. Niet alleen beoordelen we zo onszelf, maar we meten ook anderen de maat. We vergelijken: jij bent heiliger dan ik, ik ben beter dan jij. Maar, zei de voorganger, door het werk van Christus staan we niet meer onder de wet. De meetstok is gebroken. Er is geen ideaal meer waar we ons aan moeten spiegelen om te bepalen of we wel goed genoeg zijn. We hoeven geen 'minimum niveau' meer te halen. In plaats daarvan is God zelf in ons komen wonen door de Heilige Geest en verandert Hij ons van binnenuit. De Geest in ons brengt vrucht voort. Dat is: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. En nu volgt het: 'Er is geen wet die daar iets tegen heeft' (Galaten 5 vers 23). De wet als maatstaf is buiten werking gesteld. Wij doen het namelijk niet zelf meer, God brengt in ons de karaktereigenschappen tot stand die bij zijn volgelingen passen, en we zullen als vanzelf op die manier gaan leven die daarbij past. Een van de vruchten van de Geest is liefde. En even eerder zegt Paulus dat de hele wet is vervuld in een enkele uitspraak: Heb uw naaste lief als uzelf. Wie liefheeft heeft de wet dus vervult.
Het houden van de wet is een vrucht. Planten kunnen zich niet inspannen om vruchten te dragen, ze kunnen zichzelf geen regime opleggen van bijbelstudie en heiligheid. Ze kunnen alleen in het licht blijven staan en de natuur haar gang laten gaan. Net zo hoeven wij alleen God zijn gang te laten gaan in ons. (Dat is wel iets waar wij ons voor open moeten stellen, want God doet het niet als wij het niet willen. Hij respecteert ons daarvoor teveel). Als wij ons overgeven aan God, op Hem vertrouwen, doet Hij de rest. En omdat de vrucht niet onze verantwoordelijkheid is, hoeven wij niet meer te meten of er wel genoeg is. We hoeven onze goede daden niet meer bij te houden. En we hoeven ons ook niet meer te vergelijken met andere mensen. God is in hen ook aan het werk en daar hoeven wij ons niet mee te bemoeien.
Onze pogingen om onszelf te veranderen zullen uitlopen op een van twee dingen: trots of overspannenheid. De oplossing daarvoor is toe te geven dat we het niet kunnen en vetrouwen op de genade van God.

Na die preek begon ik met een experiment. Ik begon te bidden om de vrucht van de Geest. Ik vroeg God om mij zijn liefde te geven. Zijn vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid en geloof. Ik bad het in de woorden: laat het zien in mijn ogen!
Een paar maanden later was ik op een conferentie over genezing van beschadigde emoties. En een vrouw die naast me zat in de rij sprak me aan. Ze zei dat ze in mijn ogen zag dat ik van Jezus hield.
Weird he?
Ik had er zelf niets aan gedaan. God had me veranderd, zodat mijn gebed verhoord werd.

Het functiewaarderingssysteem houdt geen rekening met de menselijke zwakheid. Het jaagt mensen op om zichzelf te blijven verbeteren, om steeds weer nieuwe idealen te stellen, steeds weer nieuwe maatstaven aan te leggen, en steeds nieuwe resultaten te halen. Maar die gedachte dat we onszelf tot in het oneindige kunnen verbeteren is een vergissing. Zo machtig zijn we niet. Ik niet in elk geval. Ik weet dat ik begrensd ben, en dat ik ook al heel dicht bij mijn grenzen ben. De enige hoop die ik heb om beter te worden dat ik nu ben, is dat God in mij werkt door de Heilige Geest. En dat is een proces dat ik niet kan controleren, maar waar ik me alleen voor kan openstellen.
Dat geldt ook voor de veranderingen die van me geeist worden op mijn werk. Het functiewaarderingstraject is voor mij een gelegenheid om me terug te werpen op de genade, om me bewust te zijn van mijn feilbaarheid, en me steeds opnieuw voor God open te stellen. En om te oefenen met het aangeven van grenzen, het assertief communiceren wat ik wel en niet kan, en goede keuzes te maken.

De laatste weken denk ik vaak na over het onderwerp 'zwakheid'. Ik denk namelijk dat het kern is van het christelijk geloof. Ik probeer daarom de komende weken in een aantal overdenkingen dit thema wat verder uit te werken. Wordt vervolgd.